RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/390000-04
Uitspraakdatum: 23 juni 2004
Tegenspraak
SCHRIFTELIJK VONNIS (artikel 379 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 15 juni 2004 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
thans wonende te [woonadres].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 29 januari 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als lid van het boordper-soneel (namelijk als gezagvoerder en/of pilot flying, althans als lid van de cockpitbemanning) aan boord van een luchtvaartuig (vlucht HLN-421, Boeing 767 met registratie PH-AHY, bestemming Puerto Vallerte, Mexico), werkzaamheden heeft verricht na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 2.12 lid 2 aanhef en onder a van de Wet Luchtvaart, 325 microgram, in elk geval hoger dan 90 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
hij op of omstreeks 29 januari 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans boven Nederland, als gezagvoerder en/of pilot flying van een luchtvaartuig (te weten een Boeing 767, nationaliteits- en inschrijvingskenmerk PH-AHY) aan het luchtverkeer heeft deelgenomen, te weten het treffen van voorbereidingshandelingen voor het uitvoeren van een vlucht (te weten vlucht HLN-421, bestemming Puerto Vallerte, Mexico), na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem 325 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg, en aldus op zodanige wijze aan het luchtverkeer heeft deelgenomen dat daardoor personen (te weten de inzittenden van voornoemd luchtvaartuig) en/of zaken (te weten voornoemd luchtvaartuig zelf en/of goederen en/of voorwerpen op de grond en/of in het luchtruim) in gevaar werden of konden worden gebracht.
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 14 maart 2002 tot en met 14 november 2003 (te weten op 14 maart 2002 en/of 11 september 2002 en/of 31 maart 2003 en/of 14 november 2003) te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, en/of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, en/of Hoofddorp, althans (elders) in Nederland,
(telkens) een aanvraagformulier medische verklaring (van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijksluchtvaartdienst, Directie Luchtvaartinspectie), - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft verdachte (telkens) valselijk (op voornoemde formulieren) ingevuld/ vermeld dat er geen sprake is van alcoholmisbruik (vraag 119) en/of geen sprake is van artsenbezoek sedert de vorige medische keuring (vraag 128) (terwijl dat blijkens een verslag van bevindingen van een psychiater d.d. 22 januari 2002 en/of een aan verdachte per aangetekende post verstuurde brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen d.d. 20 februari 2002 wel het geval was), zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
hij op en of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 20 februari 2002 tot en met 24 januari 2004 in het luchtruim boven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans boven Nederland, (telkens) als gezagvoerder en/of pilot flying van een luchtvaartuig aan het luchtverkeer heeft deelgenomen, te weten het uitvoeren van een of meerdere vluchten (te weten minimaal 48 (enkele) vluchten in het jaar 2002 en/of minimaal 6 (enkele) vluchten in het jaar 2003 en/of 2 (enkele) vluchten in januari 2004), terwijl hij, verdachte, (naar aanleiding van een onderzoek door een keurend arts van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) wist, althans redelijkerwijze had moeten weten, dat zijn alcoholgebruik zodanig was dat er sprake was van alcoholmisbruik, en aldus op zodanige wijze (telkens) aan het luchtverkeer heeft deelgenomen dat daardoor (telkens) personen (te weten de inzittenden van voornoemd luchtvaartuig) en/of zaken (te weten voornoemd luchtvaartuig zelf en/of goederen en/of voorwerpen op de grond en/of in het luchtruim) in gevaar werden of konden worden gebracht.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de feiten 1 en 4 ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit. Op mondelinge vordering van de officier van justitie is ter terechtzitting feit 4 nader gewijzigd in die zin, dat de tenlastegelegde periode na die wijziging luidt: "van 10 juni 2002 tot en met 24 januari 2004".
2.1 Partiële nietigheid
Terzake van de onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten heeft de raadsvrouw aangevoerd, dat voornoemde feiten onvoldoende feitelijk zijn omschreven. Immers is onder feit 1 in de tenlastelegging niet opgenomen welke gedragingen verdachte precies worden verweten. Daarnaast bevat de tenlastelegging van feit 2 geen nadere uitwerking van de voorbereidingshandelingen waaraan verdachte zich schuldig zou hebben gemaakt. Nu niet duidelijk is hetgeen verdachte verweten wordt, zodat het de verdachte onvoldoende duidelijk is waartegen hij zich dient te verdedigen, voldoen de feiten 1 en 2 op de dagvaarding niet aan de eisen zoals gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging met betrekking tot de feiten 1 en 2 is derhalve nietig, aldus de raadsvrouw.
De politierechter verwerpt dit verweer.
De aan de verdachte onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten zijn voldoende feitelijk omschreven en voldoen daarmee aan de eisen zoals gesteld in artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Voornoemde tenlastegelegde feiten kunnen derhalve dienen als een deugdelijke grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting en, in geval van bewezenverklaring, voor de kwalificatie en veroordeling. Bovendien heeft verdachte er ter terechtzitting blijk van gegeven dat hem duidelijk was wat hem wordt verweten.
De politierechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding voor het overige geldig is, dat hijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak en dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging.
2.2. Aanhoudingsverzoek ter terechtzitting
De raadsvrouw van verdachte heeft om aanhouding van de behandeling van de strafzaak verzocht teneinde [naam getuige] als getuige ter terechtzitting op te roepen, voor zover de politierechter voornemens is de telefonisch afgenomen verklaring van [naam getuige], weergegeven in het proces-verbaal met nummer 2004002368-5, opgemaakt door V.F. Polle, brigadier van de Luchtvaartpolitie, tot het bewijs te bezigen. Tevens heeft de raadsvrouw om aanhouding van de strafzaak verzocht voor nader onderzoek met betrekking tot de gang van zaken op 29 januari 2004.
De politierechter overweegt hieromtrent het volgende.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting niet aangegeven op welke punten een nadere verklaring van getuige [naam getuige] van belang kan zijn voor enige in deze strafzaak te nemen beslissing, noch heeft de raadsvrouw onderbouwd welk nader onderzoek zij met betrekking tot de gang van zaken op 29 januari 2004 wenselijk acht.
Nu de politierechter niet slechts de telefonisch afgelegde verklaring van getuige [naam getuige] tot het bewijs zal bezigen, maar tevens de op schrift gestelde verklaring van verdachte, welke is opgenomen in een op ambtseed opgemaakt proces-verbaal en steun vindt in de verklaring van getuige [naam getuige], wijst de politierechter het voorwaardelijke verzoek tot aanhouding van de behandeling van de zaak af.
De politierechter heeft vastgesteld dat er voor het overige geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de politierechter is niet bewezen hetgeen verdachte onder 2 ten laste is gelegd. De politierechter overweegt hiertoe het volgende.
Verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij met het treffen van voorbereidingshandelingen, gericht op het uitvoeren van een vlucht, aan het luchtverkeer heeft deelgenomen, en wel na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank dat er sprake was of had kunnen zijn van gevaarzetting. Onder 'luchtverkeer' wordt volgens artikel 1.1 onder k van de Wet Luchtvaart verstaan 'het geheel der verplaatsingen van luchtvaartuigen in de lucht of op een luchtvaartterrein, als mede het gebruik van het luchtruim door toestellen die geen luchtvaartuigen zijn'. Uit deze definitie volgt dat deelnemen aan het luchtverkeer ziet op werkzaamheden cq voorbereidingshandelingen die direct betrekking hebben op de verplaatsing van een luchtvaartuig. In casu heeft verdachte samen met de overige crewleden het vluchtplan en de meteogegevens bekeken. Daarbij is vastgesteld dat nog geen beslissing kon worden genomen over de belading en een eventueel uitwijkplan, daar zij in verband met een vertraging niet beschikten over de uiteindelijke plaats van landing. Zowel uit het dossier als uit de verklaringen van verdachte en getuige [naam getuige] blijkt dat het Flight Management System nog niet was geactiveerd en dat er nog geen data waren ingevoerd.
Op grond van het voorgaande is de politierechter van oordeel dat de werkzaamheden die verdachte heeft verricht ter voorbereiding op de vlucht niet zodanig zijn geweest dat deze direct waren gericht op het geheel der verplaatsingen van een luchtvaartuig. Verdachte heeft derhalve niet deelgenomen aan het luchtverkeer in de zin van artikel 1.1 onder k van de Wet Luchtvaart. Verdachte moet dientengevolge worden vrijgesproken van het hem onder 2 tenlastegelegde feit.
Overigens: Diezelfde werkzaamheden zijn wel voldoende voor het bewijs van het verwijt dat verdachte onder feit 1 wordt gemaakt, namelijk teveel gedronken hebben terwijl hij als 'active crewmember' optrad.
3.2 Bewezenverklaring
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
hij op 29 januari 2004 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, als lid van het boordpersoneel aan boord van een (Nederlands) luchtvaartuig (vlucht HLN-421, Boeing 767 met nationaliteits- en/of in-schrijvingskenmerk PH-AHY, bestemming Puerto Vallerte, Mexico), werkzaamheden heeft verricht na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 2.12 lid 3 aanhef en onder a van de Wet Luchtvaart, 325 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
hij op tijdstippen in de periode van 14 maart 2002 tot en met 14 november 2003 (te weten op 14 maart 2002 en 11 september 2002 en 31 maart 2003 en 14 november 2003) te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, of Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, of Hoofddorp, althans (elders) in Nederland, (telkens) een aanvraagformulier medische verklaring (van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Rijksluchtvaartdienst, Directie Luchtvaartinspectie), -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt, immers heeft verdachte valselijk (op voornoemde formulieren) ingevuld dat er geen sprake is van alcoholmisbruik (vraag 119) en geen sprake is van artsenbezoek sedert de vorige medische keuring (vraag 128) (terwijl dat blijkens een verslag van bevindingen van een psychiater d.d. 22 januari 2002 en/of een aan verdachte per aangetekende post verstuurde brief van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen d.d. 20 februari 2002 wel het geval was), zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken.
hij op tijdstippen in de periode van 10 juni 2002 tot en met 24 januari 2004 in het luchtruim boven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, althans boven Nederland, althans in een Nederlands luchtvaartuig, (telkens) als gezagvoerder en/of pilot flying, althans als lid van het cockpitpersoneel van een luchtvaartuig aan het luchtverkeer heeft deelgenomen, te weten het uitvoeren van een of meerdere vluchten, terwijl hij, verdachte (naar aanleiding van een onderzoek door een keurend arts van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen) wist, dat zijn alcoholgebruik in genoemde periode (structureel) zodanig was dat er sprake was van alcoholmisbruik, en aldus op zodanige wijze (telkens) aan het luchtverkeer heeft deelgenomen dat daardoor (telkens) personen (te weten de inzittenden van voornoemd luchtvaartuig) en/of zaken (te weten voornoemd luchtvaartuig zelf en/of goederen en/of voorwerpen op de grond en/of in het luchtruim) in gevaar werden of konden worden gebracht.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
De politierechter merkt daarbij op dat waar de gewijzigde tenlastelegging onder 1. spreekt over "vlucht HLN-412" de politierechter dit als een kennelijke verschrijving opvat en daarvoor in de plaats leest: "vlucht HLN-421". Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
1. Het als lid van het boordpersoneel werkzaamheden verrichten aan boord van een luchtvaartuig na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan negentig microgram (90 µg) alcohol per liter uitgeademde lucht.
3. Valsheid in geschrift.
4. Het op zodanige wijze aan het luchtverkeer deelnemen dat daardoor personen of zaken in gevaar worden of kunnen worden gebracht.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de politierechter zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het door de psychiater R.J.P. Hazewinkel uitgebrachte verslag van bevindingen van 22 januari 2002 is gebleken.
In het bijzonder heeft de politierechter het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich als lid van het boordpersoneel schuldig gemaakt aan het verrichten van werkzaamheden,
na tevoren teveel alcoholhoudende drank te hebben gebruikt. Verdachte heeft meermalen verklaard dat hij, alhoewel hij wist dat hij teveel had gedronken, zich desalniettemin in staat achtte om te vliegen. Door zelf de verantwoording voor die beslissing te nemen, heeft verdachte in ernstige mate de verantwoordelijkheid, die hem uit hoofde van zijn functie als gezagvoerder toekwam, genegeerd. Daarnaast leidt de politierechter uit voornoemde verklaring van verdachte ter terechtzitting af dat sprake is van zelfoverschatting, waarvoor gewaakt dient te worden.
Tevens heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het vier maal valselijk invullen van een medische verklaring, welke verklaring verdachte nodig had voor het behouden van het bewijs van bevoegdheid om te mogen vliegen. Verdachte heeft op de medische verklaringen ingevuld dat er geen sprake was van alcoholmisbruik, hoewel ver-dachte op de hoogte was van de uitslag van het onderzoek van een keuringsarts van het CBR, welke uitslag luid-de dat er wel degelijk sprake was van alcoholmisbruik, waardoor zijn rijbewijs ongeldig was verklaard. Tevens heeft verdachte eenmaal valselijk ingevuld dat hij sinds de vorige medische keuring geen arts meer had bezocht, terwijl daar wel sprake van was geweest.
Aldus heeft verdachte, ten gevolge van het opzettelijk foutief invullen van voornoemde medische verklaringen, zijn bewijs van bevoegdheid om te mogen vliegen, behouden. Daarmee heeft verdachte de waarborgen die de Rijksluchtvaartdienst in het leven heeft geroepen voor de veiligheid van het vliegverkeer, ernstig ondermijnd. Daarnaast heeft verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat in dergelijke medische verklaringen kan en behoort te worden gesteld.
Ten nadele van verdachte neemt de politierechter in aanmerking dat verdachte in 2002 onherroepelijk is veroordeeld wegens rijden onder invloed. Verdachte is voor dat feit veroordeeld tot negen maanden ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, waarvan vijf maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
Op grond van het vorenoverwogene is de politierechter van oordeel, dat ten aanzien van de feiten 1 en 3 een ontzegging van de bevoegdheid om aan boord van een luchtvaartuig werkzaamheden te verrichten als lid van het boordpersoneel van na te noemen duur dient te volgen. Een deel van die ontzegging zal vooralsnog niet ten uitvoer worden gelegd om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst wederom schuldig te maken aan soortgelijke feiten. Daarnaast acht de politierechter ten aanzien van voornoemde feiten een taakstraf in de vorm van een werkstraf van na te noemen duur op zijn plaats.
Tevens heeft verdachte gedurende een langere periode zijn beroep uitgeoefend, terwijl er sprake was van alcoholmisbruik. Aldus heeft verdachte nagelaten zijn verantwoordelijkheid als gezagvoerder dan wel pilot flying, in ieder geval als lid van het cockpitpersoneel, te nemen. Verdachte heeft daarmee de (mogelijke) ernstige gevolgen van een dergelijk handelen op de koop toegenomen.
Op grond van het vorenoverwogene is de politierechter van oordeel dat ten aanzien van feit 4 een boete van na te noemen hoogte moet worden opgelegd.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 23, 24, 24c, 57, 225 van het Wetboek van Strafrecht
2.12, 5.3, 11.10, 11.11 van de Wet Luchtvaart
8. Beslissing
De politierechter:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 2 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de hem onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1, 3 en 4 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte voor de feiten 1 en 3 tot een ontzegging van de bevoegdheid om aan boord van een luchtvaartuig werkzaamheden te verrichten als lid van het boordpersoneel voor de duur van ACHTTIEN (18) MAANDEN (uitgesplitst: voor feit 1 NEGEN (9) MAANDEN en voor feit 3 NEGEN (9) MAANDEN waarvan ZES (6) maanden voorwaardelijk).
Beveelt dat van deze ontzegging een gedeelte, groot ZES (6) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd. De politierechter stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging van dit voorwaardelijke gedeelte kan worden gelast indien verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte voor de feiten 1 en 3 tot het verrichten van TACHTIG (80) UREN taakstraf in de vorm van een werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door VEERTIG (40) DAGEN hechtenis.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Veroordeelt verdachte voor feit 4 tot een geldboete van € 3000, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door ZESTIG (60) DAGEN hechtenis.
9. Politierechter en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Robert, politierechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Eggink,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 juni 2004.