ECLI:NL:RBHAA:2004:AO7599

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
219049
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen verstekvonnis inzake gemeenschappelijk eigendom van een schoorsteen tussen buren

In deze zaak gaat het om een verzetprocedure tussen twee buren, [OPPOSANT] en [GEOPPOSEERDE], over de kosten van herstel van een gedeelde schoorsteen. De schoorsteen, die zich halverwege het dak van beide woningen bevindt, is een gemeenschappelijk eigendom dat als mandelig wordt aangemerkt. [GEOPPOSEERDE] heeft een aannemer opdracht gegeven om de schoorsteen te slopen en opnieuw op te metselen, maar [OPPOSANT] weigert zijn deel van de kosten te betalen. De kantonrechter oordeelt dat de schoorsteen een wezenlijk onderdeel van de scheidingsmuur is en dat de kosten van herstel op basis van redelijkheid en billijkheid verdeeld moeten worden. De rechter komt tot de conclusie dat [GEOPPOSEERDE] 75% van de kosten voor zijn rekening moet nemen, terwijl [OPPOSANT] 25% moet betalen. De kantonrechter wijst de vordering van [GEOPPOSEERDE] gedeeltelijk toe en vernietigt het eerdere verstekvonnis, waarbij [OPPOSANT] wordt veroordeeld tot betaling van € 786,04 aan [GEOPPOSEERDE], vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten worden gecompenseerd, aangezien beide partijen deels in het gelijk zijn gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
sector kanton, locatie Haarlem
zaak/rolnummer: 219049/CV EXPL 03-9474
datum uitspraak: 11 februari 2004
VONNIS VAN DE KANTONRECHTER
in de zaak van
[OPPOSANT] en zijn echtgenote
te [woonplaats]
opposanten
hierna te noemen [OPPOSANT]
gemachtigde mr. H.J. Bettink
--tegen--
[GEOPPOSEERDE]
te Haarlem
geopposeerde
hierna te noemen [GEOPPOSEERDE]
gemachtigde mr. F.A.M. Bruins
De procedure
[OPPOSANT] heeft [GEOPPOSEERDE] gedagvaard op 15 oktober 2003 onder de mededeling dat hij in verzet komt tegen het op 17 september 2003 gewezen verstekvonnis. [GEOPPOSEERDE] heeft daarop schriftelijk gereageerd, waarna [OPPOSANT] nog een schriftelijke reactie heeft gegeven.
Gelet op hetgeen hierna wordt overwogen en beslist, is er geen aanleiding om [GEOPPOSEERDE] in de gelegenheid te stellen zich bij akte uit te laten over de productie bij de laatste reactie van [OPPOSANT].
De feiten
1. [OPPOSANT] en [GEOPPOSEERDE] zijn buren.
2. Halverwege het dak dat beide woningen bedekt, bevindt zich ter hoogte van de scheidingsmuur tussen de woningen, een schoorsteen met een rookgasafvoer en een ventilatiekanaal. De rookgasafvoer is verbonden met de woning van [GEOPPOSEERDE] en wordt door haar gebruikt als afvoerkanaal voor een open haard.
3. In 2002 hebben partijen een aantal bedrijven verzocht offerte te verstrekken voor de reparatie/renovatie van de schoorsteen. Uit de ontvangen offertes hebben partijen vervolgens die van Edwin Schnieders Onderhoudsbedrijf (hierna: Schnieders) gekozen. In de offerte van Schnieder is onder meer de volgende zin opgenomen:
"Het slopen en opnieuw opmetselen van de gedeelde schoorsteen van nr. [nummer] en [nummer] gelegen op de nok van de scheidingsmuur."
4. [OPPOSANT] heeft [GEOPPOSEERDE] te kennen gegeven maximaal 25% van de reparatiekosten te willen bijdragen.
5. Bij brief van 2 oktober 2002 heeft de gemachtigde van [GEOPPOSEERDE] [OPPOSANT] gesommeerd zich bereid te verklaren om voor de helft bij te dragen in de kosten, verbonden aan het verwijderen van de oude en het opbouwen van de nieuwe schoorsteen. [OPPOSANT] heeft niet op het schrijven gereageerd.
6. [GEOPPOSEERDE] heeft Schnieders opdracht gegeven tot het uitvoeren van de werkzaamheden aan de schoorsteen conform de offerte. Schnieders heeft de werkzaamheden verricht.
1. Schnieders heeft bij factuur van 11 maart 2003 [GEOPPOSEERDE] ter zake een bedrag van € 2.600,15 in rekening gebracht.
8. Bij brieven van 25 maart en van 16 juni 2003 heeft de gemachtigde van [GEOPPOSEERDE] [OPPOSANT] gesommeerd om een bedrag van € 1.300,--, zijnde de helft van het factuurbedrag, te voldoen, onder aanzegging van rechtsmaatregelen.
9. [OPPOSANT] is niet tot betaling overgegaan.
Het verstekvonnis
Bij voormeld verstekvonnis heeft de kantonrechter [OPPOSANT] overeenkomstig de vordering van [GEOPPOSEERDE] veroordeeld tot betaling van € 1.495,-- ter zake van de hoofdsom, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten.
De vordering in oppositie
[OPPOSANT] vordert -kort gezegd- nietigverklaring van het verstekvonnis en afwijzing van de oorspronkelijke vordering. Hij stelt daartoe het volgende.
[OPPOSANT] betwist dat de schoorsteen tussen zijn woning en die van [GEOPPOSEERDE] mandelig is. De schoorsteen maakt geen deel uit van zijn woning aan [adres]. Uit een tekening van ir. H. Berghoef, architect te Heemstede, blijkt dat de schoorsteen gelegen is boven de woning van [GEOPPOSEERDE]. De door [GEOPPOSEERDE] bij inleidende dagvaarding overgelegde tekening geeft een onjuist beeld van de werkelijke situatie, omdat (onder meer) op die tekening de schoorsteen teveel boven het dak van de woning van [OPPOSANT] is getekend.
De schoorsteen wordt bovendien alleen door [GEOPPOSEERDE] gebruikt, zodat zij als eigenares moet worden aangemerkt. [OPPOSANT] heeft zelf een schoorsteen, gelegen aan de andere kant van zijn woning.
Het ventilatiekanaal dat op de tekening van ir. Berghoef staat aangegeven, wordt door [OPPOSANT] vanuit het toilet in zijn woning gebruikt. [OPPOSANT] beroept zich ter zake op een recht van erfdienstbaarheid, welk recht hij heeft verkregen bij akte dan wel door verjaring.
Subsidiair stelt [OPPOSANT] dat de schoorsteen met name ten gevolge van het langdurig stoken door [GEOPPOSEERDE] van een open haard in zeer slechte staat verkeerde. De schoorsteen was daarop niet (voldoende) berekend.
Het verweer in oppositie
[GEOPPOSEERDE] voert het volgende aan.
De door [GEOPPOSEERDE] bij inleidende dagvaarding overgelegde tekening is de originele bouw-tekening. Deze geeft wel degelijk een juiste voorstelling van zaken. Dat de tekening overeenkomt met de werkelijke situatie blijkt ook uit een foto, die zij in het geding brengt.
De door [OPPOSANT] overgelegde tekening van ir. Berghoef is zeer onduidelijk. Er kan in ieder geval niet uit worden afgeleid dat de schoorsteen slechts boven de woning van [GEOPPOSEERDE] gelegen is. Uit die tekening blijkt juist, dat de schoorsteen niet alleen boven de woning van [GEOPPOSEERDE] gelegen is, maar ook boven de spouwmuur tussen de woningen. De spouwmuur behoort beide woningen toe en is derhalve mandelig. Door natrekking is ook de schoorsteen bestanddeel van de woning van [OPPOSANT], zodat hij de helft van de kosten van het onderhoud dient bij te dragen.
[GEOPPOSEERDE] betwist de door [OPPOSANT] gestelde erfdienstbaarheid, nu uit de door [OPPOSANT] overgelegde akte daaromtrent niets blijkt.
[GEOPPOSEERDE] betwist ten slotte dat de slechte staat waarin de schoorsteen verkeerde, veroorzaakt is door het langdurig stoken van de open haard. De oorzaak moet haars inziens eerder gezocht worden in de ouderdom van de schoorsteen.
De beoordeling van het geschil
In de door [OPPOSANT] in het geding gebrachte tekening van ir. Berghoef is de schoorsteen gesitueerd boven het gedeelte van de scheidingsmuur waarin zich, ter linkerzijde van de perceelgrens, een spouwmuur bevindt. Blijkens de tekening bestrijkt de schoorsteen de totale breedte van de spouwmuur en het daarnaast gelegen gedeelte van de scheidingsmuur aan de zijde van de woning van [GEOPPOSEERDE].
[OPPOSANT]s stelling, dat de schoorsteen niet boven zijn woning gelegen is, kan geen stand houden, nu deze stelling niet door tekening van ir. Berghoef wordt ondersteund en [OPPOSANT] geen andere feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, waaruit dit kan worden afgeleid.
Nu de schoorsteen ingevolge art. 3:4 BW een wezenlijk onderdeel van de scheidingsmuur vormt, dient hij, evenals de scheidingsmuur, als gemeenschappelijke eigendom en mandelig te worden aangemerkt, althans voor zover de eigendom ervan tot nut van beide percelen strekt.
Dit laatste is naar het oordeel van de kantonrechter op grond van de stellingen van partijen genoegzaam gebleken. Het door [OPPOSANT] bij conclusie van repliek gevoerde verweer dat hij de schoorsteen niet gebruikt, omdat hij voor de ventilatie van het toilet slechts gebruik maakt van de spouwmuur en niet van het ventilatiekanaal, wordt verworpen, nu het in tegenspraak is met hetgeen [OPPOSANT] in de inleidende dagvaarding heeft gesteld. Daarbij is van belang dat de tekening waarop [OPPOSANT] zich beroept, door hem zelf vervaardigd is en geen steun vindt in de tekening van ir. Berghoef.
Gelet op het voorgaande, behoeft het beroep dat [OPPOSANT] doet op een door hem - bij akte of door verjaring - verkregen recht van erfdienstbaarheid, geen bespreking meer.
Thans dient nog [OPPOSANT]s stelling, dat de slechte staat waarin de schoorsteen verkeerde, zijn oorsprong vindt in het langdurig stoken door [GEOPPOSEERDE] van de open haard, te worden besproken. [GEOPPOSEERDE] heeft de stelling van [OPPOSANT] gemotiveerd betwist. Op [OPPOSANT]n rust in beginsel de bewijslast van zijn stelling. De kantonrechter ziet geen aanleiding [OPPOSANT] met het bewijs te belasten en wel om de volgende redenen.
Ingevolge artikel 5:65 BW moeten mandelige zaken op kosten van alle mede-eigenaren worden onderhouden en, zo nodig, vernieuwd. Op grond van artikel 3:166 lid 2 BW zijn de aandelen van alle deelgenoten in een gemeenschappelijk goed - in beginsel - gelijk. Zij zullen derhalve op grond van artikel 3:172 BW voor gelijke delen in de kosten moeten bijdragen. Artikel 3:166 lid 3 BW bepaalt echter, dat de rechtsbetrekkingen tussen de deelgenoten worden beheerst door de eisen van de redelijkheid en de billijkheid.
Om te bepalen voor welk gedeelte [GEOPPOSEERDE] en [OPPOSANT] naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de kosten van het herstel van de schoorsteen moeten bijdragen is het volgende van belang.
Beide partijen zijn het er, gelet op hun stellingen, in ieder geval over eens dat ouderdom een belangrijke oorzaak is geweest van de slechte staat waarin de schoorsteen verkeerde. In welke mate het gebruik van de schoorsteen als afvoerkanaal voor de open haard van [GEOPPOSEERDE] daarop precies van invloed is geweest, kan in het midden worden gelaten. Voldoende is dat als een feit van algemene bekendheid kan worden aangemerkt, dat het metselwerk van een schoorsteen meer te lijden heeft van de temperatuurwisselingen welke door het stoken van een open haard worden veroorzaakt dan van het enkele gebruik van een ventilatiekanaal.
Gelet op het bovenstaande is de kantonrechter van oordeel, dat de kosten van het herstel van de schoorsteen door [GEOPPOSEERDE] en [OPPOSANT] ex aequo et bono respectievelijk voor 75% en 25% dienen te worden gedragen.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering tot vernietiging van het verstekvonnis waarvan verzet zal worden toegewezen, onder gedeeltelijke toewijzing van de oorspronkelijke vordering van [GEOPPOSEERDE], waarbij de buitengerechtelijke kosten zullen worden vastgesteld op het bedrag dat ingevolge de kantonrechterstaffel van het Rapport Voor-Werk II over de hoofdsom mag worden gevorderd.
De proceskosten, zowel in de verstek als de verzetprocedure, zullen worden gecompenseerd, nu beide partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld.
Beslissing:
De kantonrechter, rechtdoende in oppositie:
- vernietigt het aangevallen vonnis;
en opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [OPPOSANT] tot betaling aan [GEOPPOSEERDE] van € 786,04, vermeerderd met de wettelijke rente over € 650,04 vanaf 4 september 2003 tot aan de dag van de algehele voldoening;
- bepaalt dat ieder partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.