5. De gronden van de beslissing
5.1 Lycos stelt dat zij heeft voldaan aan het vonnis van 11 september 2003 door de afgifte van de NAW-gegevens zoals die in de (computer)systemen van haar Duitse moeder-bedrijf (Lycos Europe GmbH) zijn geregistreerd. Het is volgens Lycos voor haar zo-wel technisch als feitelijk onmogelijk om andere gegevens omtrent de naam en het adres van de bouwer/houder van de onderhavige website te achterhalen.
5.2 [gedaagde] heeft hiertegen aangevoerd dat het opgegeven adres een vals adres betreft en dat van Lycos in redelijkheid mocht worden verwacht dat zij via andere wegen had geprobeerd de gegevens van de bouwer/houder van de website te achterhalen.
5.3 Vooropgesteld dient te worden dat de voorzieningenrechter weliswaar Lycos een gebod heeft opgelegd om [gedaagde] bekend te maken met de naam en het adres van de bouwer/websitehouder van de website: http://members.lycos.nl/stopthefraud, doch dit gebod vanzelfsprekend slechts ziet op de NAW-gegevens voor zover die bij Lycos bekend zijn. [gedaagde] verweer dat van Lycos een inspanning tot het elders achterhalen van die gegevens mocht worden verwacht, kan in dat licht dan ook niet slagen.
5.4 Gezien de uitgebreide en gemotiveerde weerlegging door Lycos van de stellingen van [gedaagde] over de gang van zaken bij het aangaan en in stand houden van een website -waarvoor bij Lycos geen vergoeding is verschuldigd - is bovendien niet aannemelijk geworden dat Lycos over meer (andere dan [gedaagde] heeft) mogelijkheden beschikt om de NAW-gegevens van de bouwer/houder van de website te achterhalen.
5.5 Het bovenstaande rechtvaardigt de slotsom dat Lycos (tijdig) aan het in het vonnis van 11 september 2003 neergelegde gebod heeft voldaan. Van een verbeurd zijn van de dwangsommen door Lycos is dan ook geen sprake.
5.6 De door Lycos gevorderde (advocaat)kosten zullen worden afgewezen, nu niet is gebleken dat de terzake door haar raadsman verrichte werkzaamheden op iets anders zien dan op voldoening aan het kort gedingvonnis van 11 november 2003 en instructie van de onderhavige zaak en voorbereiding van de zitting in dit geding. De kosten voortvloeiende genoemde voldoening komen voor rekening van Lycos, terwijl de kosten van genoemde instructie en voorbereiding geacht moeten worden te zijn begre-pen in de proceskosten (artikel 241 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorde-ring). Overigens betreft dit onderdeel van de vordering van Lycos een geldvordering. Voor de vraag of toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding is ge-ïndiceerd, moet de voorzieningenrechter niet alleen onderzoeken of het bestaan van de geldvordering voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten of omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddel-lijke voorziening is vereist. Nu Lycos omtrent het vereiste spoedeisend belang niets heeft gesteld, laat staan aannemelijk heeft gemaakt, is dit onderdeel van de vordering ook op die grond niet voor toewijzing vatbaar.
5.7 [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Heft de dwangsomveroordeling die aan Lycos is opgelegd in het tussen partijen op 11 september 2003 gewezen vonnis op.
6.2 Beveelt [gedaagde] niet over te gaan tot, danwel te staken en gestaakt te houden de tenuitvoerlegging van vorenbedoeld vonnis, voor zover [gedaagde] aanspraak maakt op dwangsommen die zouden zijn verbeurd doordat Lycos niet aan het dictum als om-schreven in punt 6.1 van dat vonnis zou hebben voldaan.
6.3 Veroordeelt [gedaagde] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Lycos begroot op € 311,40 aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.