5. De gronden van de beslissing
5.1 Voor de beoordeling van het onderhavige geschil zijn relevant de Flora- en faunawet en de Habitatrichtlijn.
Artikel 4, lid 1 van de Flora- en faunawet bepaalt dat als beschermde inheemse dier-soorten onder meer worden aangemerkt alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten en met uitzondering van de zwarte rat, de bruine rat en de huismuis. Ingevolge artikel 10 van voornoemde wet is het verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort opzettelijk te verontrusten. Artikel 11 van de wet bepaalt onder meer dat het verboden is vaste rust- of verblijfplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen of te verstoren.
Van voormelde verboden kan op de voet van artikel 75 van de Flora - en faunawet vrijstelling of ontheffing worden verleend. Ingevolge het vijfde lid van voormeld arti-kel wordt voor de soorten genoemd in bijlage IV van de Habitatrichtlijn slechts vrij-stelling of ontheffing verleend wanneer er geen andere bevredigende oplossing be-staat. Op die bijlage staan vermeld dier- en plantensoorten van communautair belang die ingevolge artikel 12 van de richtlijn strikt moeten worden beschermd. Daartoe be-horen onder meer de watervleermuis en de meervleermuis.
5.2 [eisers] stellen zich op het standpunt dat het Hoogheemraadschap onrechtmatig handelt omdat het kappen van de populieren, in verband met het voorkomen aldaar voornoemde vleermuissoorten, strijd oplevert met de bepalingen van de Flora- en fau-nawet en de Habitatrichtlijn.
5.3 Het Hoogheemraadschap heeft primair aangevoerd dat de bepalingen van de Flora- en faunawet niet strekken tot bescherming van de belangen van [eisers] Dit verweer wordt verworpen. De bepalingen van de Fauna- en florawet strekken tot bescherming van het belang van het behoud van een goed milieu. Voor zover de aantasting van die belangen bestaat in activiteiten die directe consequenties hebben voor het milieu in een bepaald gebied strekken deze bepalingen in ieder geval mede tot de bescherming van de belangen van de inwoners van dat gebied. Eiser sub 6. stelt zich voorts blijkens haar statuten ten doel de bevordering van natuurbehoud, verantwoord milieubeheer en landschapsbescherming. Die doelstelling biedt voldoende basis om in rechte te kunnen opkomen voor de bescherming van wilde planten- en diersoorten die de Flora- en fau-nawet beoogt te geven.
5.4 Bij de inhoudelijke beoordeling van het onderhavige geschil geldt als uitgangspunt dat voor een bestuursorgaan bij voorgenomen ingrepen als de onderhavige een zelfstandi-ge onderzoeksplicht bestaat ten aanzien van de vraag of zich een situatie voordoet waarin een vrijstelling of ontheffing ex artikel 75 Flora- en faunawet vereist is.
5.5 Het Hoogheemraadschap stelt zich op het standpunt dat het in voldoende mate aan zijn onderzoeksplicht heeft voldaan. In het Beleidsplan Wegbeplantingen, in het kader waarvan de populieren worden gekapt, zijn de natuurbelangen, aldus het Hoogheem-raadschap, reeds uitgebreid onderzocht. Voordat met het kappen werd begonnen is de heer Eggenhuizen van de provincie Noord-Holland geraadpleegd en is een oriënterend advies gevraagd aan de Vereniging voor Zoogdierkunde en Zoogdierbescherming (VZZ). Voorts is advies gevraagd aan K. Kapteijn, die geldt als expert op het gebied van vleermuizen. Op basis van de resultaten van dit onderzoek is het Hoogheemraad-schap tot de conclusie gekomen dat het mocht overgaan tot het kappen van de populie-ren zonder daarvoor een ontheffing ex artikel 75 van de Flora en faunawet aan te vra-gen.
5.6 Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter was die conclusie niet gerechtvaardigd. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.7 In het Beleidsplan Wegbeplantingen wordt de algemene constatering gedaan dat wegbeplantingen voor de voedselvoorziening van vleermuizen van groot belang zijn. Over de specifieke betekenis van de thans in het geding zijnde populieren worden geen concrete feiten of omstandigheden gemeld.
De heer Eggenhuizen heeft, blijkens een door [eisers] overgelegd e-mailbericht d.d. 19 februari 2004, geen informatie verstrekt maar slechts verwezen naar het Ministerie van Landbouw Natuurbeheer en Visserij en de VZZ.
5.8 De VZZ heeft laten weten dat bomenlanen in een open landschap voor vleermuizen een belangrijke foerageerplaats vormen, waar met name de kleine soorten jagen omdat het er windluw is en er relatief veel insecten te vinden zijn. Ook zijn bomenlanen, al-dus de VZZ, voor vleermuizen van belang als oriëntatiepunten in het landschap. Klei-ne vleermuissoorten hebben een sonar die niet ver reikt. In een zeer open landschap kan het al dan niet voorkomen van verschillende soorten vleermuizen afhankelijk zijn van de aanwezigheid van één bomenlaan.
Deze door de VZZ aan het Hoogheemraadschap verstrekte informatie heeft niet speci-fiek betrekking op de situatie op de populieren op de Beemster Omringdijk, maar is algemeen en oriënterend van aard. De VZZ adviseert het Hoogheemraadschap vleer-muizendeskundigen te raadplegen over het belang van de populieren voor de ver-schillende soorten vleermuizen.
5.9 K. Kapteijn heeft op basis van gegevens uit een onderzoek dat plaats vond in de periode 1989-1994 onder meer het volgende gemeld:
"(…)
De populieren als potentiële verblijfplaats
Om de hiervoor geschetste redenen vormen de Populieren op de Beemsterringdijk-noord als verblijf-plaats voor kraamkolonies van vleermuizen vermoedelijk een te verwaarlozen betekenis. Met andere worden, er is een uiterst geringe kans dat de bomen als kraamplaats fungeren.
De populieren als functie in het terreingebruik en foerageergebied
De bomen zijn wel van betekenis in het terreingebruik voor vleermuizen in de Beemster. Vleermuizen hebben een complex ruimtegebruik: hun kraamkolonies, paarplaatsen en foerageergebieden zijn alle van elkaar gescheiden. Zoals hiervoor gezegd, gebruiken vleermuizen meerdere verblijfplaatsen. Maar ze wisselen ook van Foerageergebied in de loop van de nacht. Zo leggen ze in één nacht vele kilometers af om van de ene naar de andere te komen. Dat is ook logisch omdat het insectenaanbod in grote mate kan veranderen als gevolg van weersomstandigheden (wind, temperatuur, neerslag), maar ook verandert met het nachtelijk tijdstip en met het seizoen.
Daarbij vliegen ze langs specifieke vliegroutes, die de ene met de andere verbinden. Die routes liggen uiteraard langs de insectenrijke plekken: bomenrijen in het open polderlandschap. De bomenrijen in de Beemster zijn uiterst belangrijk in deze ecologische infrastructuur van de vleermuizen. Ze bieden be-schutting tegen wind aan de insecten, bovendien houden de bomen lang de warmte vast die zonder de bomen tijdens de nachtelijke uren flink zou kelderen. Voor vleermuizen zijn deze bomenrijen daardoor van groot belang als foerageergebied.
Aanbeveling
Het Hoogheemraadschap staat voor de taak om het voorgenomen besluit tot de kap van populieren op de Beemsterringdijk zorgvuldig af te wegen, mede in het kader van de Flora en Faunawet. Deze notitie vormt een bijdrage in de benodigde kennis voor dit laatste. De beschreven waarde van de populieren als mogelijke verblijfplaats (verwaarloosbaar), als foerageergebied (groot) en als paringsgebied (relatief) is in het voorgaande beschreven.
(…)"