ECLI:NL:RBHAA:2003:AZ6497

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 november 2003
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-1150
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoofdverblijf en zorgplicht in het kader van de Wet voorzieningen gehandicapten

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 4 december 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer. Eiseres, die gedurende ten minste negen maanden van het jaar in Ingen, gemeente Buren verblijft, heeft een aanvraag ingediend voor een scootmobiel op basis van de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg). De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres haar hoofdverblijf niet in de gemeente Haarlemmermeer heeft, zoals door verweerder is gesteld. Dit betekent dat de gemeente Haarlemmermeer geen zorgplicht heeft ten aanzien van eiseres onder de Wvg.

De rechtbank heeft de feiten en het procesverloop in detail bekeken. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van haar aanvraag, maar de rechtbank oordeelde dat de gemeente Haarlemmermeer niet als hoofdverblijfplaats kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie en de feitelijke omstandigheden van eiseres. Het oordeel was dat eiseres haar centrum van dagelijkse sociale en economische activiteiten in Ingen heeft, en niet in Zwanenburg, waar zij ingeschreven staat.

De rechtbank concludeert dat de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie niet doorslaggevend is voor de bepaling van het hoofdverblijf. Eiseres heeft niet aangetoond dat zij haar hoofdverblijf in Haarlemmermeer heeft, en het beroep is ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Reg. nr: Awb 03 - 1150 WVG
uitspraakdatum: 4 december 2003
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[eiseres]
eiseres,
gemachtigde: mr. M.F. Vermaat, advocaat te Amsterdam,
-- tegen --
het college van burgemeester en wethouders van Haarlemmermeer,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 13 februari 2003 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om een voorziening (scootmobiel) krachtens de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 17 maart 2003 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 16 juni 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 9 juli 2003 beroep ingesteld.
Verweerder heeft op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 6 november 2003, alwaar eiseres in persoon is verschenen, vergezeld van haar gemachtigde voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde M.E. van Dijk, werkzaam bij verweerders gemeente.
2. Overwegingen
2.1. Op 31 oktober 2002 heeft eiseres een aanvraag om een scootmobiel in het kader van de Wvg ingediend. Op 20 november 2002 heeft verweerder Argonaut verzocht om een medisch advies uit te brengen. Naar aanleiding hiervan heeft Argonaut op 28 januari 2003 een rapport uitgebracht. Hierin concludeert de arts dat eiseres in staat is om zich in de directe
omgeving te kunnen verplaatsen. Er is geen medische indicatie voor een voorziening. Vervolgens heeft verweerder het besluit van 13 februari 2003 genomen, welk besluit in bezwaar is gehandhaafd.
2.2. Verweerder heeft bij het bestreden besluit gesteld dat eiseres het grootste gedeelte van het jaar verblijft in een recreatiewoning in Ingen, gemeente Buren. Eiseres heeft tevens een huisarts in Ommeren en staat onder behandeling van een ziekenhuis in Tiel. Volgens verweerder kan gemeente Haarlemmermeer derhalve niet worden aangemerkt als hoofdverblijfplaats van eiseres, zodat om die reden geen voorziening op grond van de Wvg kan worden verstrekt.
2.3. Eiseres heeft hiertegen ingebracht dat zij wel haar hoofdverblijf in de gemeente Haarlemmermeer heeft, namelijk op het adres in Zwanenburg waarop zij in de gemeentelijke basisadministratie is ingeschreven, en dat die gemeente in het kader van de Wvg zorgplichtig is. Het feit dat zij een deel van het jaar in een recreatiewoning in de gemeente Buren verblijft doet daar niet aan af. Volgens eiseres had verweerder zorgvuldigheidshalve moeten onderzoeken of de gemeente Buren ten aanzien van eiseres een zorgplicht in het kader van de Wvg heeft.
2.4. Het geschil spitst zich toe op de vraag of eiseres haar hoofdverblijf heeft in gemeente Haarlemmermeer.
2.5. Op grond van art. 2 Wvg draagt de gemeente zorg voor de verlening van onder meer woonvoorzieningen van in de gemeente woonachtige gehandicapten en stelt met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet daartoe regels vast bij verordening.
2.6. De gemeente Haarlemmermeer heeft deze regels vastgelegd in de Verordening Voorzieningen Gehandicapten gemeente Haarlemmermeer 1994 (hierna: de Verordening). Art. 1.1, onder g, Verordening definieert wat in de Verordening onder hoofdverblijf dient te worden verstaan: de woonruimte waar de gehandicapte zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en op welk adres de gehandicapte in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven dan wel het feitelijk woonadres indien een gehandicapte een briefadres heeft of zal gaan hebben.
2.7. De rechtbank overweegt als volgt.
2.8. De Wvg draagt de gemeente de zorgplicht op met betrekking tot in de gemeente woonachtige gehandicapten. Het begrip woonachtig wordt in de Wvg niet nader omschreven, terwijl ook de Verordening daarvan geen duidelijke omschrijving geeft. Blijkens de toelichting op de Verordening geeft de gemeentelijke basisadministratie in eerste instantie duidelijkheid over het hoofdverblijf van de gehandicapte. Er wordt echter geen voorziening verstrekt wanneer geen sprake is van een vaste woon- en verblijfplaats in de gemeente. Onder het begrip woonachtig moet derhalve worden verstaan, hetgeen in het normale spraakgebruik daaronder wordt begrepen, te weten het hebben van een plaats waar iemand gewoonlijk verblijft en alwaar het centrum van diens dagelijkse sociale en economische activiteiten is gelegen. Dat criterium moet voorts geacht worden samen te vallen met het begrip hoofdverblijf, zodat verweerder in de Verordening niet een beperking heeft aangelegd met betrekking tot de toepasselijkheid van de Wvg. Gelet op het vorenstaande dient woonplaatsbepaling te geschieden aan de hand van objectieve feitelijke omstandigheden, waarbij de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie niet doorslaggevend is.
2.9. Niet in geschil is dat eiseres ten minste negen maanden per jaar in hoofdzaak niet in de gemeente Haarlemmermeer verblijft, maar in de gemeente Buren. Zij verblijft gedurende die negen maanden ongeveer twee weekenden per maand in Zwanenburg. Eiseres moet op grond daarvan geacht worden haar centrum van dagelijkse sociale en economische activiteiten niet in Zwanenburg, maar in Ingen te hebben. Verweerder heeft dan ook terecht gesteld dat eiseres niet geacht kan worden haar hoofdverblijf in de gemeente Haarlemmermeer te hebben. Zowel de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie van gemeente Haarlemmermeer, als de subjectieve beleving van eiseres dat zij in Zwanenburg haar hoofdverblijf heeft, doet aan voorgaande niet af.
2.10. Het standpunt van eiseres dat verweerder eerst overleg had moeten plegen met gemeente Buren alvorens de aanvraag af te wijzen vindt geen steun in de wet. Hoewel de gang van zaken in deze zaak, waarin zowel verweerder als de gemeente Buren stellen geen zorgplicht in het kader van de Wvg voor eiseres te hebben, onwenselijk wordt geacht, acht de rechtbank het nalaten van het plegen van overleg door verweerder met de gemeente Buren niet dermate onzorgvuldig dat om die reden het bestreden besluit niet in stand kan blijven.
2.11. Het beroep is ongegrond. Er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. K.D. Jibodh, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 4 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.