ECLI:NL:RBHAA:2003:AO1221
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- F.J.P. Veenhof
- Rechtspraak.nl
Kennelijk onredelijk ontslag en voorwaarden van CWI bij opzegging arbeidsovereenkomst
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter te Haarlem, staat de vraag centraal of het ontslag van [EISER] door DPA Nederland B.V. kennelijk onredelijk is. [EISER] was sinds 1 november 1998 in dienst bij DPA en zijn arbeidsovereenkomst werd opgezegd per 1 maart 2003, na toestemming van het CWI. Deze toestemming was echter onder een voorwaarde verleend, namelijk dat DPA gedurende 26 weken na de opzegging geen nieuwe werknemers voor dezelfde werkzaamheden mocht aannemen zonder [EISER] de kans te geven zijn werkzaamheden te hervatten. [EISER] stelt dat DPA deze voorwaarde heeft geschonden, wat volgens hem betekent dat de opzegging niet rechtsgeldig was en dat zijn dienstverband voortduurt.
De kantonrechter oordeelt dat de voorwaarde die aan de ontslagvergunning was verbonden, geen gelding heeft tussen partijen. Dit blijkt uit de beslissing van het CWI, waarin wordt gesteld dat de 26-weken clausule in de praktijk niet controleerbaar is. De rechter wijst de primaire vordering van [EISER] af, omdat het ontslag niet als kennelijk onredelijk kan worden beschouwd. De kantonrechter overweegt dat DPA, gezien de economische omstandigheden, voldoende rekening heeft gehouden met de gevolgen voor [EISER] door hem een vergoeding en begeleiding aan te bieden. [EISER] heeft gekozen voor de financiële vergoeding, wat zijn recht op de begeleiding niet uitsluit.
Uiteindelijk wordt de vordering van [EISER] afgewezen en wordt hij veroordeeld in de proceskosten. De kantonrechter concludeert dat er geen sprake is van kennelijk onredelijk ontslag, omdat de omstandigheden en de keuzes van [EISER] in overweging zijn genomen.