ECLI:NL:RBHAA:2003:AO1164
Rechtbank Haarlem
- Eerste aanleg - meervoudig
- mr. Wolfs
- mrs. Lycklama à Nijeholt
- mr. Jochem
- Rechtspraak.nl
Veroordeling voor het medeplegen van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige
Op 30 december 2003 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk voordeel trekken uit seksuele handelingen van een minderjarige met een derde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot zes maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk. Deze veroordeling volgde uit een prostitutiecontrole die werd uitgevoerd door de politie in samenwerking met een zogenaamde voorloper, een agent die zich voordeed als klant. De rechtbank oordeelde dat het optreden van de politie niet in strijd was met de wet of artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). De inzet van de voorloper werd ook niet als onrechtmatig beschouwd, gezien de omstandigheden van de zaak en de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat de politie inbreuk had gemaakt op de privacy van de aanwezigen in de massagesalon, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet kon aanvoeren dat zijn privacy was geschonden, omdat hij geen rechtens te respecteren belang had bij de gestelde inbreuk op de privacy van derden.
De rechtbank achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit had begaan. De verdachte, als beheerder van de massagesalon, had bijgedragen aan de exploitatie van een minderjarig meisje dat seksuele handelingen verrichtte tegen betaling. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, en besloot dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk kon worden opgelegd, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank verklaarde de verdachte strafbaar en legde de gevangenisstraf op, waarbij het voorwaardelijke deel niet ten uitvoer zou worden gelegd, tenzij de verdachte zich opnieuw schuldig maakte aan een strafbaar feit.