ECLI:NL:RBHAA:2003:AO0228

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
11 december 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-797 REA
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van 'aangaan van een dienstbetrekking' in het kader van de Wet REA

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 11 december 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin haar aanvraag voor een plaatsingsbudget op basis van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) was afgewezen. De rechtbank heeft de zaak behandeld na een beroep dat eiseres had ingesteld tegen het ongegrond verklaarde bezwaar. De kern van het geschil betrof de uitleg van de term 'aangaan van een dienstbetrekking' zoals opgenomen in artikel 87b van de Wet REA. Eiseres stelde dat deze term moet worden opgevat als 'sluiten van een arbeidsovereenkomst', wat zou betekenen dat haar aanvraag voor een plaatsingsbudget voor een arbeidsovereenkomst die vóór 1 januari 2002 was gesloten, maar waarvan de werkzaamheden na deze datum waren begonnen, in aanmerking zou moeten komen voor beoordeling onder de oude wetgeving. Verweerder daarentegen stelde dat de term 'aangaan' moest worden gelezen als 'aanvangen', wat zou impliceren dat de nieuwe wetgeving van toepassing was. De rechtbank oordeelde dat de tekst van artikel 87b Wet REA duidelijk was en dat 'aangaan' inderdaad de betekenis had van 'sluiten'. Hierdoor concludeerde de rechtbank dat verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte niet had beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet REA zoals die vóór 1 januari 2002 golden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiseres.

Uitspraak

reg. nr: Awb 03 - 797 REA
uitspraakdatum: 11 december 2003
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
[eiseres],
gevestigd te [woonplaats],
eiseres,
gemachtigde: mr. P.F. Keuchenius, advocaat te [woonplaats],
-- tegen --
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder.
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 9 oktober 2002 heeft verweerder geweigerd eiseres in het kader van de Wet op de (re)integratie arbeidsgehandicapten (Wet REA) in aanmerking te brengen voor een plaatsingsbudget ten behoeve van [betrok[betrokkene].
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 25 oktober 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 26 maart 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 2 mei 2003 beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 oktober 2003, alwaar eiseres zich heeft doen vertegenwoordigen door haar gemachtigde, mr. Keuchenius, voornoemd, en verweerder zich heeft doen vertegenwoordigen door E.B.P.M. Schlatmann, werkzaam bij Uwv Gak te Haarlem.
2. Overwegingen
2.1. Eiseres heeft op 27 december 2001 een schriftelijke arbeidsovereenkomst gesloten met [betrokkene], waarbij is overeengekomen dat zij met ingang van 1 februari 2002 als advocaat en procureur in loondienst van eiseres is. De arbeidsovereenkomst is aangegaan voor onbepaalde tijd.
2.2. Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet REA gewijzigd, en zijn (onder meer) de in de artikelen 16 en 17 geregelde (her)plaatsingsbudgetten vervallen. Met ingang van diezelfde datum is in artikel 79b van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) bepaald dat een werkgever onder bepaalde voorwaarden een premiekorting wordt toegekend.
2.3. Ingevolge de overgangsbepalingen, zoals vervat in artikel 87b van de Wet REA, blijven (kortgezegd en voor zover hier van belang) de artikelen 16 en 17 en de daarop berustende bepalingen, zoals die luidden vóór 1 januari 2002, van toepassing op dienstbetrekkingen die zijn aangegaan tot en met 31 december 2001 en ingeval een werknemer zijn eigen arbeid of een andere functie bij dezelfde werkgever heeft hervat vóór 1 januari 2002.
2.4. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat de zinsnede 'dienstbetrekkingen die zijn aangegaan tot en met 31 december 2001' dient te worden gelezen als 'dienstbetrekkingen die zijn aangevangen voor 1 januari 2002'. Dit betekent, aldus verweerder, dat de aanvraag voor een subsidie ten aanzien van een plaatsing bij een nieuwe werkgever die mondeling dan wel schriftelijk is overeengekomen voor 1 januari 2002, maar waarbij de werknemer feitelijk na die datum begint met werken, beoordeeld moet worden aan de hand van het nieuwe regime. Verweerder heeft ter zitting nog gewezen op de Nota naar aanleiding van het verslag van de behandeling van het wetsvoorstel ter wijziging van enkele sociale Wijziging van enkele sociale zekerheidswetten (Belastingplan 2002 V - Sociale zekerheidswetgeving) (Eerste Kamerstukken 2001-2002, 28016, nr. 118b), waarin is vermeld: "Begint een nieuwe dienstbetrekking voor 1 januari 2002, dan geldt daarvoor de oude wetgeving. Vangt de dienstbetrekking aan op of na 1 januari 2002, dan geldt daarvoor hetgeen in dit wetsvoorstel wordt voorgesteld." Hieruit leidt verweerder af dat op dienstbetrekkingen, waarbij de feitelijke werkzaamheden zijn aangevangen na 1 januari 2002 uitsluitend de Wet REA, zoals luidend per 1 januari 2002, van toepassing is.
2.5. Eiseres heeft gesteld dat "aangaan" in de zin van artikel 87b Wet REA conform de betekenis in woordenboek Van Dale dient te worden uitgelegd als "sluiten". De overeenkomst met [betrokkene] is gesloten op 27 december 2001. Dat de werkzaamheden aangevangen zijn op 1 februari 2002 brengt daarin geen verandering, aldus eiseres. Afgezien daarvan is de wetsuitleg van verweerder onverdedigbaar, althans onredelijk, nu partijen bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst vertrouwd hebben op de op dat moment bestaande regelgeving, zo meent eiseres.
2.6. De rechtbank acht de tekst van artikel 87b Wet REA op zichzelf duidelijk. Het begrip "aangaan" heeft in het normale spraakgebruik de betekenis "sluiten (van een overeenkomst)". Noch in de memorie van toelichting op artikel 87b Wet REA (Tweede Kamer, 2001-2002, 28 016, nr. 3, blz. 23) noch in de door verweerder aangehaalde kamerstukken ziet de rechtbank aanknopingspunten voor het oordeel dat bij de toepassing van artikel 87b Wet REA van een andere betekenis van het begrip "aangaan" moet worden uitgegaan dan van de betekenis daarvan in het normale spraakgebruik.
2.7. Bij het vorengaande neemt de rechtbank in aanmerking dat het begrip "aangaan" zowel in meerdere soortgelijke bepalingen van de Wet REA als in enkele bepalingen van de WAO is opgenomen, waaronder in artikel 91a, eerste lid, WAO, dat bepaalt dat artikel 79b, eerste lid, WAO niet van toepassing is indien de dienstbetrekking is aangegaan voor 1 januari 2002. De rechtbank gaat ervan uit dat daarbij bedoeld is aan het begrip "aangaan" telkens dezelfde betekenis te geven, hetgeen pleit tegen het aannemen van een afwijkende betekenis van dit begrip in uitsluitend artikel 87b Wet REA.
2.8. Ten slotte verwijst de rechtbank nog naar de uitspraak van de CRvB van 26 maart 2003 (USZ 2003/167), waarin door de Raad werd overwogen dat de term "aangaan" (van een dienstbetrekking) als bedoeld in artikel 77, derde lid, van de Wet REA ziet op de wilsovereenstemming tussen partijen en een gelijke strekking heeft als het begrip "overeenkomen" (arbeid te verrichten).
2.9. Gelet op het voorgaande heeft verweerder de aanvraag van eiseres ten onrechte niet beoordeeld aan de hand van de bepalingen van de Wet REA, zoals die vóór 1 januari 2002 luidden.
2.10. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd wegens strijd met het bepaalde in artikel 87b Wet REA. De rechtbank ziet termen voor een proceskostenveroordeling, bestaande uit verletkosten van (gemachtigde van) eiseres ten bedrage van € 159,27 (zijnde 3 uur maal € 53,09, conform het bepaalde in artikel 2, lid 1, sub d, Besluit proceskosten bestuursrecht).
3. Beslissing
De rechtbank
3.1. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
3.2. veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van in totaal € 159,27, welk bedrag het Uwv aan haar dient te betalen;
3.3. gelast dat de het Uwv het door eiseres betaalde griffierecht van € 232,-- aan haar vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Jochem, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 11 december 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL[HD1]
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.
- 3 -