ECLI:NL:RBHAA:2003:AN8382

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
14 november 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-312 WAO
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.C. Terwiel - Kuneman
  • J.H. Bosveld
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen beslissing over arbeidsongeschiktheid en maatmaninkomen

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 14 november 2003 uitspraak gedaan in een geschil tussen Perk IJzerhandel B.V. en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) over de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid van een werknemer. De centrale vraag was of het Besluit uniformering loonkundige component arbeidsongeschiktheidsbeoordeling (Bulca) vereist dat het vóór 1 juli 2002 vastgestelde maatmanloon wordt gehanteerd, terwijl bij de berekening van het gerealiseerde inkomen geen rekening gehouden mag worden met werkgeversbijdragen in pensioen- en vutpremies.

De eiseres, Perk IJzerhandel B.V., had bezwaar gemaakt tegen een besluit van het UWV waarin de arbeidsongeschiktheid van de werknemer was vastgesteld op 25 tot 35% voor de periode van 1 juni 2002 tot 1 juli 2002. Eiseres stelde dat het maatmanloon van de werknemer in augustus 1999 onjuist was vastgesteld, omdat volgens de jurisprudentie werkgeversbijdragen voor pensioen en VUT-premie niet in het maatmaninkomen meegenomen dienden te worden, tenzij de werkgever een bovenmatig aandeel van de premie voor zijn rekening neemt. De rechtbank oordeelde echter dat het maatmaninkomen van de werknemer bij besluit van 24 december 1999 was vastgesteld met inbegrip van deze werkgeversbijdragen, en dat hiertegen geen rechtsmiddel was ingesteld.

De rechtbank concludeerde dat de berekening van de gerealiseerde verdiencapaciteit van de werknemer vanaf 1 juli 2002 diende te geschieden volgens de bepalingen van het Bulca, waarbij de werkgeversbijdragen voor vut- en pensioenpremies buiten beschouwing moesten worden gelaten. De rechtbank vond geen bijzondere omstandigheden die zouden rechtvaardigen dat het Bulca niet van toepassing zou zijn. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van Perk IJzerhandel B.V. ongegrond en wees de proceskostenveroordeling af.

Uitspraak

reg. nr: Awb 03 - 312 WAO
uitspraakdatum: 14 november 2003
RECHTBANK HAARLEM, sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
in de zaak van:
Perk IJzerhandel B.V.,
gevestigd te Zaandam,
eiseres,
gemachtigde: mr. A.M. Mellema, advocaat te Amsterdam,
-- tegen --
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,
verweerder,
derde partij
[de werknemer],
wonende te [woonplaats].
1. Ontstaan en loop van het geding
Bij besluit van 22 augustus 2002 heeft verweerder de uitkering van [de werknemer], vroegere werknemer van eiseres, ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) over de periode van 1 juni 2002 tot 1 juli 2002 ongewijzigd bepaald naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35%.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 1 oktober 2002 bezwaar gemaakt.
Bij besluit van 17 januari 2003 heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
Tegen dit besluit heeft eiseres bij brief van 20 februari 2003, aangevuld bij brief van 25 maart 2003, beroep ingesteld.
Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken ingezonden en een verweerschrift ingediend.
Het beroep is behandeld ter zitting van 14 augustus 2003, alwaar eiseres is verschenen bij [naam persoon], werkzaam bij eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, mr. Mellema, en verweerder zich - zoals tevoren aangekondigd - niet heeft doen vertegenwoordigen.
2. Overwegingen
2.1. Het geding spitst zich toe op de vraag of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van [de werknemer] op juiste wijze heeft berekend. Verweerder heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat het Besluit uniformering loonkundige component arbeidsongeschiktheidsbeoordeling van het LISV van 22 augustus 2001, hierna: Bulca, zoals gewijzigd bij besluit van het UWV van 11 juni 2002, ertoe dwingt het vóór 1 juli 2002 vastgestelde maatmanloon te hanteren, maar bij de berekening van het gerealiseerde inkomen uit te gaan van het inkomen zonder werkgeversbijdragen in pensioen- en vutpremies.
2.2. Eiseres heeft betoogd dat het maatmanloon van [de werknemer] in augustus 1999 niet juist is vastgesteld, nu volgens vaste jurisprudentie de werkgeversbijdragen voor pensioen en VUT-premie niet in het maatmanloon meegenomen dienden te worden, met uitzondering van de situatie waarin de werkgever een meer dan gemiddeld aandeel van de premie voor zijn rekening neemt. Van deze laatste situatie was echter geen sprake, nu een werkgeversbijdrage werd voldaan conform de CAO, aldus eiseres.
2.3. Artikel 1, eerste lid, Bulca, zoals geplaatst in de Staatscourant van 3 september 2001, 169 luidde: De werkgeversbijdragen in de premie pensioenverzekering, pré-pensioen-verzekering en VUT-verzekering worden niet in het maatmaninkomen meegenomen, tenzij sprake is van meer dan in de bedrijfstak gebuikelijk deel dat de werkgever voor zijn rekening heeft genomen. Bij besluit van 11 juni 2002 is dit artikellid met terugwerkende kracht tot 1 april 2002 vervallen. Vervolgens luidt artikel 1, eerste lid, Bulca met ingang van 1 juli 2002:
De werkgeversbijdragen in de premie pensioenverzekering, pré-pensioenverzekering en VUT-verzekering worden niet in het maatmaninkomen meegenomen.
Artikel 3, tweede volzin, luidt: Voor op de inwerkingtredingdatum lopende gevallen vindt toepassing van dit besluit plaats per de eerstvolgende herbeoordeling na de datum inwerkintreding.
Aan artikel 3, Bulca, is met ingang van 1 juli 2002 de volgende volzin toegevoegd:
In afwijking van de vorige volzin wordt, indien het maatmaninkomen vóór 1 juli 2002 is vastgesteld met inbegrip van deze werkgeversbijdragen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, het maatmaninkomen voor wat betreft deze werkgeversbijdragen niet meer herzien.
In de toelichting op het besluit is vermeld dat voormelde bepaling is opgenomen om te voorkomen dat een negatieve bijstelling van het maatmanloon nodig is. Het opnieuw vaststellen van het maatmaninkomen, dus zonder de werkgeversbijdrage premie pensioenverzekering zou in strijd zijn met de rechtszekerheid.
2.4. In dit geval is het maatmaninkomen van [de werknemer] bij besluit van 24 december 1999 vastgesteld met inbegrip van bedoelde werkgeversbijdragen. Hiertegen is geen rechtsmiddel ingesteld. Het staat derhalve rechtens vast. Aan artikel 3 Bulca kan eiseres derhalve geen aanspraak op herziening van het maatmaninkomen ontlenen.
2.5. Gelet op het stelsel van de WAO en dan met name het bepaalde in artikel 18 WAO wordt het maatmanloon zoveel mogelijk op dezelfde wijze berekend als de (theoretische of praktische) verdiencapaciteit van betrokkene. Dit leidt ertoe dat de door [de werknemer] gerealiseerde verdiensten vanaf 1 juli 2002 berekend dienen te worden onder toepassing van de bepalingen van het Bulca. Verweerder heeft zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook terecht op het standpunt gesteld dat bij de berekening van de gerealiseerde verdiencapaciteit de werkgeversbijdragen voor vut- en pensioenpremies buiten beschouwing dienen te worden gelaten.
2.6. Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan in dit geval het Bulca geen toepassing zou kunnen vinden, is de rechtbank niet gebleken.
2.7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het beroep ongegrond verklaard dient te worden. Voor een proceskostenveroordeling ziet de rechtbank geen aanleiding.
3. Beslissing
De rechtbank
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C. Terwiel - Kuneman, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Bosveld, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 14 november 2003 in tegenwoordigheid van de griffier.
Afschrift verzonden op:
RECHTSMIDDEL
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Centrale Raad van Beroep, postbus 16002, 3500 DA Utrecht. Het hoger beroep dient te worden ingesteld door het indienen van een beroepschrift binnen zes weken onmiddellijk liggend na de dag van verzending van de uitspraak door de griffier.