ECLI:NL:RBHAA:2003:AM2637

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/030207-03
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Honig
  • mrs. Boogaard
  • mr. Goossens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarigen door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 22 oktober 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met drie tienervriendinnen van zijn dochter en een meisje van de manege. De ontuchtige handelingen omvatten het betasten van borsten en geslachtsdelen, alsook het tongzoenen en vingerinbrengen bij een van de slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, maar achtte andere feiten wettig en overtuigend bewezen. De bewezen feiten betroffen ontuchtige handelingen met minderjarigen, waarbij de verdachte in de periode van juni 2000 tot augustus 2000 en van november 2002 tot december 2002 handelingen heeft gepleegd die in strijd zijn met de wet. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 27 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is toegewezen voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoedingen aan de benadeelde partijen, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer, waarbij de voorzitter en de rechters de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/030207-03
Uitspraakdatum: 22 oktober 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 8 oktober 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in de PI Midden Holland, HvB Haarlem.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
3.1 Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
3.2 Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan in dier voege dat
1. SUBSIDIAIR:
hij in de periode van 01 juni 2000 tot en met 1 augustus 2000 te [woonplaats], met [slachtoffer A], geboren op [geboorteplaats], die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer A], hebbende verdachte:
- zijn tong in de mond van die [slachtoffer A] gebracht en gehouden en
- zijn vinger in de vagina van die [slachtoffer A] gestopt en gehouden en
- de vagina onder de kleding van die [slachtoffer A] gestreeld;
2. MEER SUBSIDIAIR:
hij in de periode van 15 februari 2003 tot en met 16 februari 2003 te [woonplaats], met
[slachtoffer B], geboren op [geboortedatum], die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte:
- de borsten van die [slachtoffer B] onder de kleding van die [slachtoffer B] heeft betast en
- in de borsten van die [slachtoffer B] heeft geknepen;
3 SUBSIDIAIR:
hij in de periode van 01 november 2002 tot en met 20 december 2002 te [woonplaats], door
geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer C] heeft gedwongen tot het dulden van een ontuchtige handeling,
bestaande uit het duwen van ijsklontjes tegen de blote borsten van die [slachtoffer C] en
bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden uit het:
- op de grond duwen van die [slachtoffer C] en
- boven die [slachtoffer C] hangen en
- wegduwen van de handen van die [slachtoffer C];
4.
hij in de periode van 01 maart 2002 tot en met 01 juni 2002 te [woonplaats], met
[slachtoffer D], geboren op (geboortedatum), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt,
buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande die ontucht hierin dat hij, verdachte,:
- de vagina van die [slachtoffer D] onder de kleding heeft betast en gestreeld en
- de borsten van die [slachtoffer D] onder de kleding heeft betast en over de borsten van die [slachtoffer D] heeft
gewreven en
- in de borsten van die [slachtoffer D] heeft geknepen.
Voorzover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen , zijn deze
verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn
verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 subsidiair en 4 meer of anders is
tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden
vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 subsididiair : met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van
zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen
plegen die mede bestaan uit het sexueel binnendringen van het
lichaam.
Feit 2 meer subsidiair en feit 4 (telkens) : met iemand beneden de zestien jaren, buiten echt, ontuchtige
handelingen plegen.
Feit 3 subsidiair : feitelijke aanranding van de eerbaarheid
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sanctie en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de
persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland uitgebrachte voorlichtingsrapport van 20 juni 2003 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft met drie tienervriendinnen van zijn dochter en met een meisje dat hij van de manege van zijn dochter kende ontucht gepleegd.
Met het laatstgenoemde meisje heeft hij getongzoend. Voorts heeft hij haar gevingerd tijdens een feest op een woonboot, waar veel meisjes en ouders van meisjes van de manege aanwezig waren.
Door zijn handelen heeft hij zowel het vertrouwen van dit meisje als dat van haar ouders ,die er op mochten vertrouwen dat met name door de aanwezigheid van ouders hun kinderen veilig naar een dergelijk feest
zouden kunnen gaan, ernstig beschaamd.
De vriendinnen van de dochter van verdachte kwamen bij verdachte thuis en bleven daar ook slapen. Naar zij zelf vertellen vertrouwden zij verdachte volledig.
Hij heeft door het betasten van deze meisjes ernstig inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van deze meisjes en hij heeft het vertrouwen wat die meisjes in volwassenen mogen hebben beschaamd. De rechtbank acht aannemelijk dat één en ander bij de slachtoffers kan leiden tot psychische schade, waarvan - naar de ervaring leert - de nadelige gevolgen nog lange tijd merkbaar kunnen zijn.
Bij twee van de slachtoffers is van zodanige schade reeds gebleken.
Op grond van het vorenoverwogene is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Een gedeelte daarvan behoeft vooralsnog niet ten uitvoer te worden
gelegd om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te begaan.
Vordering van de benadeelde partijen
De benadeelde partij [slachtoffer A] heeft een vordering tot schadevergoeding van €780,57 ingediend tegen
verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 1 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
Voor de immateriële schade heeft zij een schadevergoeding ingediend ter hoogte van 7.500,--
De rechtbank is van oordeel dat de kosten voor het maken van het medisch rapport van de psycholoog, alle
consulten van de psycholoog (behalve de te late afmelding van 6 oktober 2001) en de consulten van de huisarts
als materiële schade eenvoudig zijn vast te stellen en rechtstreeks voortvloeien uit dit bewezenverklaarde feit.
De vordering tot materiële schadevergoeding zal dan ook tot een bedrag van € 751,57 worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat naar billijkheid een bedrag van € 1000,-- in deze strafprocedure kan worden toegewezen wegens immateriële schade en dat de vordering ter zake in zoverre voor toewijzing vatbaar is.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 810,- incl.. BTW De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 751,57 + € 1.000,- =
€ 1751,57.
De benadeelde partij [slachtoffer B] heeft een vordering tot schadevergoeding van 5.000,-- ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat naar billijkheid een bedrag van € 300,-- in deze strafprocedure kan worden toegewezen wegens immateriële schade en dat de vordering ter zake in zoverre voor toewijzing vatbaar is.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken. De tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten worden vastgesteld op € 810,- incl. BTW De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Schadevergoedingsmaatregel
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 300,--
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c, 36f, 57, 245, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van de hem onder 1 primair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 primair tenlastegelegde feiten.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 subsidiair en 4 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3. vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven onder 1 subsidiair, 2 meer subsidiair, 3 subsidiair en 4 als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van ZEVENENTWINTIG MAANDEN, met
bevel dat van deze straf een gedeelte, groot ZES MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige
hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer A] geleden schade tot een bedrag van € 1751,57 en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer A], voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. (Het rekeningnummer is bekend bij [advocaat van verdachte]) Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 810,- incl BTW en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer A] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1751,57, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 35 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer B] geleden schade tot een bedrag van € 300,-- en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer B], voornoemd, tegen behoorlijk
bewijs van kwijting. (Het rekeningnummer is bekend bij [advocaat van verdachte]) Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op € 810,- incl. BTW en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer B] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 300, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 6 dagen hechtenis.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Honig, voorzitter,
mrs. Boogaard en Goossens, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Chung A Hing,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2003.