RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
Parketnummer: 15/050212-03
Uitspraakdatum: 25 september 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 september 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging van de primair tenlastegelegde feiten ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage III.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
Primair: overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de per-soon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van het vanwege de Reclassering Nederland, ressort Amsterdam, arrondissement Haarlem uitgebrachte rapport van 02 september 2003 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Ter gelegenheid van de twintigste verjaardag van zijn vriendin [slachtoffer 1] is verdachte in de avond van 22 februari 2003 met een aantal vrienden per auto op weg gegaan naar de Baja Beach Club in Rotterdam. De groep is met twee auto's vertrokken waarbij verdachte optrad als één van de bestuurders. Al vóór de Schipholtunnel vertoonde verdachte volgens getuigen opvallend rijgedrag. In de tunnel heeft verdachte de andere auto met hoge snelheid ingehaald. Hoewel het druk was op de weg heeft verdachte, met een snelheid die door mede-weggebruikers wordt geschat op 150 kilometer per uur, een aantal auto's rechts ingehaald omdat deze naar zijn mening onnodig links reden. Meteen daarna is hij de rijbaan vrijwel haaks overgestoken in een poging vlak vóór hem rijdende auto's links in te halen. Vervolgens is de auto uitgebroken en tegen de vangrail gebotst. De auto is enkele malen over de kop geslagen waarbij twee passagiers, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], uit de auto zijn geslingerd. Beide jonge vrouwen zijn hierdoor overleden.
Aldus heeft verdachte, wetende dat hij teveel alcohol had gebruikt en met een onverantwoord hoge snelheid een voor zijn mede-weggebruikers onverwachte manoeuvre uitgehaald door auto's rechts in te halen. Tengevolge van dit roekeloze rijgedrag is de verkeersveiligheid ernstig in gevaar gebracht en is onherstelbaar leed berokkend aan de nabestaanden van de twee jonge slachtoffers. Ook moet dit ongeval een traumatiserende gebeurtenis zijn geweest voor de overige weggebruikers, waaronder degene die met zijn auto één van de slachtoffers heeft geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf geboden is voor een misdrijf met dergelijke gevolgen. Echter gezien de leeftijd van verdachte en gezien de omstandigheid dat ook hijzelf is getroffen in die zin dat de betrokken passagiers zijn vrienden waren, meent de rechtbank dat een groot gedeelte daarvan vooralsnog niet ten uitvoer behoeft te worden gelegd. Ook wordt hierbij in aanmerking genomen dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
De rechtbank acht verplicht contact met de Reclassering Nederland gedurende de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel van de op te leggen straf worden verbonden.
Tevens is de rechtbank van oordeel dat verdachte een taakstraf moet worden opgelegd in de vorm van een werkstraf en een leerstraf van na te noemen aantal uren. De leerstraf zal bestaan uit het volgen van een Dader-Slachtoffer Leerproject.
Tenslotte acht de rechtbank - gelet op de ernst van het door verdachte begane verkeersmisdrijf - een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van lange duur op haar plaats.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht artt. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57.
Wegenverkeerswet 1994 artt. 6, 175, 179.
8. Beslissing
De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte de primair tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aan-genomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van TWAALF MAANDEN, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot NEGEN MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaar bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, dan wel niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Reclassering Nederland, thans in de persoon van de heer F.J.J.M. van Himbergen, zolang die instelling dit nodig acht.
Veroordeelt verdachte tot een gecombineerde taakstraf voor de duur van in totaal 280 uren, bestaande uit:
- 240 uur werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 120 dagen hechtenis.
- 40 uur leerstraf, zijnde in dit geval het volgen van het Dader-Slachtoffer Leerproject, bij het niet naar behoren verrichten waarvan te vervangen door 20 dagen hechtenis.
De taakstraf moet worden voltooid binnen de termijn van één jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Ontzegt verdachte de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen voor de duur van DRIE JAAR, met dien verstande dat voor elk van beide feiten 18 maanden ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorvoertuigen wordt opgelegd en met aftrek van de tijd gedurende welke het rijbewijs ex artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 ingevorderd is geweest.
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van der Pijl-van Andel, voorzitter,
mrs. Van Dam en Hol, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Sanders,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 september 2003.
Mrs. Van Dam en Hol zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.