ECLI:NL:RBHAA:2003:AK4857

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
87430/HA ZA 02-1254
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een bestuurder in de zin van artikel 2:9 BW

In deze zaak vorderde de besloten vennootschap Buigcentrale Noord-Holland B.V. (hierna: Buigcentrale) een veroordeling van [T.] tot betaling van een bedrag van € 50.303,09, vermeerderd met wettelijke rente. De vordering was gebaseerd op de stelling dat [T.] als bestuurder van Buigcentrale een ernstig verwijt kon worden gemaakt op grond van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek, omdat hij had gehandeld in strijd met de zorgvuldigheid die van een bestuurder verwacht mag worden. De rechtbank heeft de feiten vastgesteld, waaronder het faillissement van Wapeningsstaal Noord-Holland B.V. en de daaropvolgende activa-transactie met de curator, waardoor de bedrijfsactiviteiten zijn voortgezet in Buigcentrale. De rechtbank heeft vervolgens de vorderingen van Buigcentrale beoordeeld, waarbij zij zich richtte op de vraag of [T.] persoonlijk aansprakelijk was voor de schade die Buigcentrale had geleden door leveringen aan dubieuze debiteuren en het werken met onderaannemers die niet aan de WKA-vereisten voldeden.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Buigcentrale niet voldoende had aangetoond dat [T.] een ernstig verwijt kon worden gemaakt. De rechtbank wees de vorderingen van Buigcentrale af, omdat de gestelde schade niet voldoende was onderbouwd en Buigcentrale tekort was geschoten in haar stelplicht. De rechtbank concludeerde dat de handelwijze van [T.] onder de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt opleverde in de zin van artikel 2:9 BW. De rechtbank heeft Buigcentrale als in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 870,-- aan verschotten en € 2.313,-- aan salaris voor de procureur.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 87430/HA ZA 02-1254
Vonnisdatum: 17 september 2003
688
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
ENKELVOUDIGE KAMER,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BUIGCENTRALE NOORD-HOLLAND B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Wieringerwerf, gemeente Wieringermeer,
eisende partij,
advocaat mr. F. Kolkman te Wierden,
procureur mr. M. Middeldorp,
-- tegen --
A.L. T.,
wonende te Haarlem,
gedaagde partij,
advocaat mr. J.G. Burgers te Amsterdam,
procureur mr. H.K. Garvelink.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Buigcentrale respectievelijk [T. ].
1. De verdere loop van het geding
Voor de verdere loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
- het op 31 december 2002 gewezen tussenvonnis met de daarin genoemde proces-stukken alsmede een nadere akte houdende overlegging producties aan de zijde van Buigcentrale waarvan in voornoemd tussenvonnis abusievelijk geen sprake is;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 5 maart 2003;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek met 6 producties;
- een akte uitlating producties aan de zijde van Buigcentrale.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. [T. ] is sinds 1988 werkzaam geweest bij Wapeningsstaal Noord-Holland B.V.;
b. op 9 april 1999 is Wapeningsstaal Noord-Holland in staat van faillissement ver-klaard;
c. na een activa-transactie met de curator zijn de bedrijfsactiviteiten van de gefail-leerde vennootschap feitelijk voortgezet in Buigcentrale;
d. Buigcentrale is een dochtervennootschap van Wapeningsstaal Noord-Holland Holding B.V.;
e. bij notariële akte d.d. 21 juli 2000 zijn alle aandelen die [T. ] in Wape-ningsstaal Noord-Holland Holding B.V. hield, aan [H.] Handel en Exploita-tie Mij B.V. geleverd;
f. op 21 september 2000 is H. naast [T. ] statutair directeur van Buigcentrale geworden;
g. [T. ] controleerde persoonlijk alle facturen van onderaannemers van Buig-centrale en bepaalde persoonlijk de verdeling tussen vrije en G-rekening.
3. De vordering
3.1 Buigcentrale vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar te verklaren vonnis
Primair:
- [T. ] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen de somma van (€ 46.626,47 + 1.542,85 + 2.133,77) € 50.303,09, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom ad € 46.626,47 vanaf 30 september 2002 en de wettelijke rente over € 1.542,85 vanaf de dagvaarding tot aan de dag der al-gehele voldoening;
- [T. ] zal veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de schade die Buigcentrale ten gevolge van het werken met onderaannemers die niet aan de WKA-vereisten voldeden heeft en nog zal lijden, te vermeerderen met de wettelijke rente over het uiteindelijk vast te stellen schadebedrag vanaf de dag-vaarding tot aan de dag der algehele voldoening, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Subsidiair:
te verklaren voor recht dat [T. ] toerekenbaar is tekortgeschoten jegens Buig-centrale, althans onrechtmatig jegens Buigcentrale heeft gehandeld, door te werken met onderaannemers die niet aan de WKA-vereisten voldeden en [T. ] te ver-oordelen om aan Buigcentrale te betalen, de schade die zij tengevolge daarvan heeft geleden en nog zal lijden, te vermeerderen met de wettelijke rente over het uiteindelijk vast te stellen schadebedrag vanaf 18 september 2002 tot aan de dag der algehele vol-doening, althans vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
Primair en subsidiair:
alles met veroordeling van [T. ] in de kosten van dit geding, te begroten vol-gens het gebruikelijke tarief.
3.2 Aan het eerste onderdeel van haar vorderingen legt Buigcentrale ten grondslag dat [T. ] een ernstig verwijt kan worden gemaakt in de zin van art. 2:9 BW, omdat hij op grond van de gegevens waarover hij als bestuurder beschikte of behoorde te be-schikken had moeten besluiten niet meer op de gestelde data aan de debiteuren De-gorma Totaal Bouw (hierna: Degorma), Huba Projecten B.V. (hierna: Huba) en Amba Aannemingsbedrijf B.V. (hierna: Amba) te leveren, subsidiair opzettelijk of bewust roekeloos heeft gehandeld door aan voornoemde debiteuren door te leveren terwijl hij wist en behoorde te weten dat deze debiteuren niet zouden betalen en ook overigens geen verhaal zouden bieden en door te leveren aan dubieuze debiteuren tegen de op-dracht van de aandeelhouder in. Meer subsidiair is [T. ] toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van zijn arbeidsovereenkomst, althans dienen de handelin-gen van [T. ] als onrechtmatige daad jegens Buigcentrale te worden aange-merkt, aldus Buigcentrale. Ten aanzien van het tweede onderdeel van haar vorderin-gen kan volgens Buigcentrale primair aan [T. ] als bestuurder een ernstig ver-wijt worden gemaakt omdat hij door te werken met aannemers die niet aan de WKA-vereisten voldeden niet het inzicht en de zorgvuldigheid heeft gehad die van een be-stuurder mogen worden verwacht. Subsidiair heeft [T. ] opzettelijk of bewust roekeloos gehandeld, althans is [T. ] toerekenbaar tekortgeschoten in de na-koming van zijn arbeidsovereenkomst althans moeten de handelingen van Tanger-mann als onrechtmatige daad jegens Buigcentrale worden aangemerkt, aldus Buig-centrale.
4. Het verweer
4.1 [T. ] heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 De door Buigcentrale gestelde schade als gevolg van de handelwijze van [T. ] valt in 2 onderdelen uiteen: schade als gevolg van het doorleveren aan dubieuze debi-teuren enerzijds en schade als gevolg van het werken met illegale onderaannemers an-derzijds. De rechtbank zal afzonderlijk op beide onderdelen ingaan.
Schade als gevolg van het doorleveren aan dubieuze debiteuren
5.2 De vorderingen voor zover betrekking hebbend op leveranties aan Degorma wijst de rechtbank af. Door [T. ] is bij antwoord aangevoerd dat de betreffende leve-ranties hebben plaatsgevonden door het bedrijf van H.. Toen dit bedrijf er niet was geslaagd van Degorma betaling te verkrijgen, zou in het kader van de overname-onderhandelingen tussen [H.] en [T. ] betreffende de aandelen in Buig-centrale zijn afgesproken dat Buigcentrale de vordering zou overnemen. In de om-standigheid dat Buigcentrale er vervolgens evenmin is slaagde de vordering te incas-seren, ligt volgens [T. ] geen verwijt besloten dat van dien aard is dat hij op grond daarvan hij zou moeten worden geacht als bestuurder in persoon aansprakelijk te zijn voor de daaruit voortvloeiende schade. Nog afgezien dat Buigcentrale heeft na-gelaten uitvoering te geven aan haar toezegging bij gelegenheid van de comparitie van partijen om de aan Degorma verzonden facturen tezamen met de onderliggende lever-bonnen in het geding te brengen heeft Buigcentrale voornoemd verweer niet, althans onvoldoende gemotiveerd weersproken. Mitsdien is Buigcentrale tekortgeschoten in haar stelplicht.
5.3 Ten aanzien van de aan Huba en Amba verzonden facturen waarvan Buigcentrale heeft gesteld dat die onbetaald zijn gebleven, heeft [T. ] noch de daaraan ten grondslag liggende leveranties noch de met de respectieve facturen gemoeide bedra-gen betwist en evenmin betwist dat betaling van de gefactureerde bedragen is uitge-bleven. Mitsdien zal de rechtbank van de juistheid daarvan uitgaan. Ter zake van de vraag of [T. ] persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die Buigcentrale heeft geleden als gevolg van de niet-betaling door Huba en Amba van facturen van Buigcentrale stelt de rechtbank voorop dat een bestuurder op de voet van art. 2:9 BW jegens de vennootschap gehouden is om de hem opgedragen taak op een behoorlijke wijze te vervullen. Algemeen wordt aangenomen dat daarvan geen sprake is, indien de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt, hetgeen dient te worden beoor-deeld aan de hand van alle omstandigheden van het geval. Daarvan uitgaande is de rechtbank van oordeel dat het enkele feit dat is geleverd aan een dubieuze debiteur nog niet voldoende is om van een ernstig verwijt in voornoemde zin te kunnen spre-ken. Tenminste zal sprake moeten zijn van een leverantie aan een debiteur waarvan de bestuurder wist of behoorde te weten dat deze niet aan zijn betalingsverplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de dientengevolge door de ven-nootschap te lijden schade. De enkele instemming door [T. ] met de leveran-ties aan Huba en Amba, zoals door Buigcentrale gesteld in de sleutel van de primaire grondslag van haar vordering, is derhalve niet voldoende voor een persoonlijke aan-sprakelijkheid van [T. ] als bestuurder.
5.4 Voor zover Buigcentrale [T. ] verwijt te hebben geweten of te hebben moeten weten dat Huba en Amba de facturen van Buigcentrale niet zouden betalen en ook overigens geen verhaal zouden bieden, is de rechtbank van oordeel dat Buigcentrale weliswaar heeft gesteld dat Huba in staat van faillissement is gesteld (uit de bij dag-vaarding als productie 2 overgelegde stukken leidt de rechtbank evenwel af dat het faillissement niet op 11 februari 2001 is uitgesproken zoals Buigcentrale bij repliek sub 25 heeft gesteld, doch op 11 december 2001), doch niet, althans niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt op grond waarvan [T. ] bekend was c.q. bekend had moeten zijn met de beweerdelijke betalingsonwil c.q. betalingsonmacht van beide vennootschappen. Het enkele feit dat, naar [T. ] op grond van informatie uit het Handelsregister wist althans kon weten, Huba en Amba dezelfde bestuurder en enig aandeelhouder hadden, acht de rechtbank daarvoor niet voldoende.
5.5 In de sleutel van de subsidiaire grondslag van haar vordering heeft Buigcentrale nog aangevoerd dat [T. ] in strijd met het op dat moment geldende debiteurenbe-leid heeft gehandeld door in te stemmen met leveranties aan Huba en Amba zonder dat NCM voor die bedrijven een dekking had afgegeven. Voornoemd debiteurenbeleid zou berusten op afspraken die [H.] als aandeelhouder met [T. ] in sep-tember 2000 had gemaakt. Bij conclusie van antwoord heeft [T. ] het bestaan van een dergelijke afspraak erkend, met dien verstande dat die afspraak niet in sep-tember 2000, maar in oktober/november 2000 zou zijn gemaakt. Wat er van dat laatste ook zij, gelet op de factuurdata zoals genoemd in het bij dagvaarding sub 9 genoemde overzicht zijn partijen het erover eens dat een NCM-dekking voor Huba en Amba voorwaarde was voor leveranties aan die beide vennootschappen. Bij conclusie van dupliek heeft [T. ] ten aanzien van Amba stukken overgelegd op basis waar-van volgens hem zou moeten worden geconcludeerd dat hij heeft gehandeld in over-eenstemming met voornoemd debiteurenbeleid. In haar akte houdende uitlating pro-ducties heeft Buigcentrale geconcludeerd dat op basis van die producties vast staat dat de leverantie aan Amba van 13 januari 2001 heeft plaatsgevonden zonder NCM-dekking. Over de betekenis van die producties ten aanzien van de overige leveranties aan Amba heeft Buigcentrale zich niet uitgelaten. Tegen die achtergrond is de recht-bank van oordeel dat Buigcentrale is tekortgeschoten in haar stelplicht ten aanzien van de feitelijke grondslag van haar vordering op [T. ] voor zover het de leveran-ties aan Amba vanaf 31 maart 2001 betreft. Ten aanzien van de leverantie aan Amba d.d. 13 januari 2001 is de rechtbank van oordeel dat het met die leverantie gemoeide bedrag zodanig gering is en derhalve de financiële gevolgen van de niet-betaling - mede in aanmerking nemende de kosten van het afdekken van het kredietrisico - zo-danig beperkt zijn dat de instemming door [T. ] met die leverantie geen ern-stig verwijt in de zin van art. 2:9 BW oplevert.
5.6 Ten aanzien van de leveranties aan Huba heeft [T. ] bij gelegenheid van de comparitie van partijen opgemerkt dat dit een oude klant van Buigcentrale was alsme-de dat zij alle facturen over het jaar 2000 had voldaan. Een en ander is nadien door Buigcentrale niet weersproken. Tegen die achtergrond alsmede gelet op de geringe hoogte van het met de eerste leverantie gemoeide factuurbedrag is de rechtbank van oordeel dat de niet-naleving door [T. ] van het voornoemde debiteurenbeleid ten aanzien van de leverantie met factuurdatum 6 februari 2001 evenmin een ernstig verwijt in de zin van art. 2:9 BW oplevert.
5.7 Ten aanzien van de daaropvolgende 2 leveranties met factuurdata 23 resp. 27 februari 2001 heeft [T. ] zowel bij conclusie van antwoord als bij gelegenheid van de comparitie van partijen aangevoerd dat deze in overleg met en na uitdrukkelijke toe-stemming van [H.] alsmede in de veronderstelling dat Huba de nota's van Buigcentrale zou voldoen uit de betalingen van haar opdrachtgever hebben plaatsge-vonden. Van de zijde van Buigcentrale is zulks nadien niet weersproken. Tegen die achtergrond levert de niet-naleving door [T. ] van voornoemd debiteurenbe-leid geen ernstig verwijt in de zin van art. 2:9 BW op.
5.8 Gelet op het voorgaande kan de subsidiaire grondslag de vordering van Buigcentrale ten aanzien van het eerste onderdeel evenmin dragen. Waar de gewraakte handelwijze van [T. ] onder de gegeven omstandigheden geen ernstig verwijt in de zin van art. 2:9 BW oplevert en dat wetsartikel een specifiek op de positie van de bestuurder van een vennootschap toegesneden regeling vormt ten aanzien van diens persoonlijke aansprakelijkheid, valt niet in te zien dat die handelwijze wel zou hebben te gelden als een toerekenbare tekortkoming danwel als een onrechtmatige daad van [T. ] jegens Buigcentrale, zulks nog afgezien dat Buigcentrale daartoe in het geheel niets heeft gesteld. Om die reden wijst de rechtbank ook de meer subsidiaire grondslag van de hand.
Werken met illegale onderaannemers
5.9 De rechtbank stelt vast dat van de zijde van Buigcentrale geen uitvoering is gegeven aan het verzoek van de rechter ten overstaan van wie de comparitie van partijen heeft plaatsgevonden om de stukken over te leggen die ten grondslag liggen aan het bij pro-ductie 3 bij dagvaarding overlegde overzicht. Aldus is Buigcentrale, mede gelet op het zijdens [T. ] gevoerde verweer, tekortgeschoten in haar stelplicht. Om die re-den wijst de rechtbank dit onderdeel van de vordering van Buigcentrale af.
5.10 Gelet op het voorgaande behoeven de overige stellingen van partijen geen bespreking.
5.11 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Buigcentrale worden veroordeeld in de proceskosten.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1 Wijst de vorderingen af.
6.2 Veroordeelt Buigcentrale in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van [T. ] begroot op € 870,-- aan verschotten en € 2.313,-- aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. Chr.A.Baardman, lid van voormelde kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 september 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.