ECLI:NL:RBHAA:2003:AI1556

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
207184
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.M. Visser
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van het gebruik van de voormalige echtelijke woning in afwachting van de financiële afwikkeling van de echtscheiding

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 28 augustus 2003 uitspraak gedaan over de verdeling van het gebruik van de voormalige echtelijke woning tussen partijen in het kader van hun echtscheiding. De verzoeker, vertegenwoordigd door mr. H.C. Ingen Housz, heeft verzocht om een regeling voor het gebruik van de woning, terwijl de verweerder, vertegenwoordigd door mr. P.H. Visser, zich tegen dit verzoek heeft verzet. De partijen zijn ongeveer 18 jaar getrouwd geweest en hun huwelijk is ontbonden op 24 september 2002. De verweerder heeft het alleengebruik van de woning tot zes maanden na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking gekregen, maar er is nog geen financiële afwikkeling van de echtscheiding bereikt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker sinds 28 februari 2002 de vaste lasten van de woning heeft betaald, maar niet meer in de woning wordt toegelaten. De verzoeker heeft verzocht om het gebruik van de woning te delen, zodat hij ook met zijn kinderen in de woning kan verblijven. De verweerder heeft echter gesteld dat zij de woning nodig heeft voor haar kinderen en dat een regeling voor om en om gebruik niet werkbaar is.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is dat zij zoveel mogelijk 'thuis' kunnen blijven en dat het om en om bewonen van de woning door beide ouders hen in staat stelt om in hun eigen bed te slapen. De rechter heeft besloten dat de verzoeker in het weekend gebruik mag maken van de woning, terwijl de verweerder de rest van de week het gebruik behoudt. Deze beslissing is uitvoerbaar verklaard bij voorraad, en het over en weer meer of anders verzochte is afgewezen. De beschikking is gegeven door mr. F.M. Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting.

Uitspraak

Rechtbank Haarlem
Sector Kanton
Locatie Zaandam
zaaknummer: 207184
datum uitspraak: 28 augustus 2003
Beschikking
De kantonrechter te Zaandam heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van:
[VERZOEKER],
te Zaandam,
gemachtigde: mr. H.C. Ingen Housz
verder te noemen: [VERZOEKER];
tegen
[VERWEERSTER],
te Zaandam,
gemachtigde: mr. P.H. Visser
verder te noemen: [VERWEERSTER].
BESLISSING.
Voor wat betreft het verzoek en het tegenverzoek.
Voor wat betreft het gebruik van de woning met tuin, erf en verder aanbehoren (waaronder de inboedel) staande en gelegen te [PLAATS] aan [ADRES] wordt op de voet van het bepaalde in artikel 3.168 van het Burgerlijk Wetboek de volgende regeling getroffen:
[VERZOEKER] is ieder weekend (van vrijdag 19.00 uur tot zondag 19.00 uur) met uitsluiting van [VERWEERSTER] gerechtigd tot het gebruik van voormelde woning c.a. onder de volgende voorwaarden:
1. hij dient zelf het nodige bedden- en linnengoed mee en terug te nemen;
2. hij dient de woning telkens schoon achter te laten;
3. hij mag zijn vriendin niet in de woning laten overnachten.
[VERWEERSTER] is de rest van de week met uitsluiting van [VERZOEKER] gerechtigd tot het gebruik van voormelde woning c.a.
Deze beslissing wordt uitvoerbaar verklaard bij voorraad.
Het over en weer meer of anders verzochte wordt afgewezen.
Verloop van de Procedure.
Bij een op 19 juni 2003 op de griffie van het kantongerecht ontvangen verzoekschrift heeft [VERZOEKER] op gron-den als in dat verzoekschrift ontwikkeld, verzocht een regeling met betrekking tot het gebruik, genot en beheer van enige gemeenschappelijke goederen te treffen, zoals bedoeld in artikel 3.168 van het Burgerlijk Wetboek.
Hierop zijn partijen opgeroepen voor de mondelinge behandeling van dit verzoekschrift. Bij de oproep van [VERWEERSTER] is een afschrift van het verzoekschrift gevoegd.
[VERWEERSTER] heeft, daartoe in de gelegenheid ge-steld, een verweer-schrift ingediend, hetgeen een voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek inhoudt, eveneens strekkende tot het treffen van een regeling zoals hiervoor bedoeld.
De mondelinge behandeling van het verzoek heeft plaatsgevonden op 21 augustus 2003.
Van het verhandelde ter terechtzitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zonodig worden uitgewerkt in ene proces-verbaal.
Hierna is de uitspraak van deze beschikking op vandaag vastge-steld.
De inhoud van alle processtukken wordt als hier overgenomen beschouwd.
Beoordeling van het verzoek.
Vaststaande feiten.
Als niet dan wel onvoldoende weersproken is in deze procedure het volgende komen vast te staan:
1. Partijen zijn (ongeveer) 18 jaar met elkaar gehuwd geweest, welk huwelijk bij beschikking van 24 september 2002 van deze rechtbank is ontbonden. Deze echtscheidingsbeschikking is op 23 oktober 2002 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2. Bij deze echtscheidingsbeschikking is aan [VERWEERSTER], die bij wijze van voorlopige voorziening al sinds 28 februari 2002 met de kinderen in de woning mocht blijven, het alleengebruik van de woning c.a. tot zes maanden na inschrijving van de beschikking gegund.
3. Bij deze echtscheidingsbeschikking is het gezag over de vier (toen nog allen) minderjarige kinderen aan [VERWEERSTER] toegewezen, onder toekenning van een omgangsrecht aan [VERZOEKER]. In de praktijk eten de kinderen tweemaal per week bij [VERZOEKER], terwijl het jongste kind tenminste eenmaal per week bij hem overnacht. Behoudens de oudste zijn de kinderen deze zomer nog met [VERZOEKER] op vakantie geweest.
4. [VERZOEKER] is vanaf 28 februari 2002 alle vaste lasten van de woning blijven doorbetalen maar wordt daarin door [VERWEERSTER] niet meer toegelaten. Eerst heeft hij enige tijd in een caravan gewoond, die hij vlakbij de woning had neergezet, later is hij bij zijn vader gaan inwonen, die enige huizen verderop woont.
1. [VERZOEKER] betaalt € 125,-- per kind per maand aan kinderalimentatie en € 465,-- per maand aan partneralimentatie. Laatstgenoemd bedrag wordt verhoogd tot € 794,12 per maand nadat [VERWEERSTER] de woning zal hebben verlaten.
6. Partijen waren op huwelijkse voorwaarden gehuwd. Deze voorwaarden voorzien in een uitsluiting van de wettelijke gemeenschap van goederen, met verrekenbeding.
7. De woning met tuin, erf en verder aanbehoren (waaronder de inboedel) staande en gelegen te [PLAATSNAAM] aan [ADRES] is gemeenschappelijk eigendom van partijen. Dat geldt ook voor de auto gekentekend [KENTEKEN], die bij [VERWEERSTER] in alleengebruik is.
8. Partijen hebben (nog altijd) geen overeenstemming kunnen bereiken over de financiële afwikkeling van de echtscheiding, hetgeen ook geldt voor de hiervoor bedoelde woning c.a en auto.
Standpunten van partijen.
Partijen twisten over de oorzaak van het uitblijven van de financiële afwikkeling van hun ontbonden huwelijk. In elk geval is er thans een impasse ontstaan voor wat betreft de woning c.a. en de auto.
[VERZOEKER] kan niet langer aanvaarden dat [VERWEERSTER] het alleengebruik daarvan voor onbepaalde tijd kan voortzetten, waar hij toch op zijn minst gelijke rechten heeft. In dat verband wijst [VERZOEKER] erop dat de aan [VERWEERSTER] op de voet van het bepaalde in artikel 1.165 van het Burgerlijk Wetboek gegunde termijn niet voor verlenging vatbaar is. [VERZOEKER] woont thans in bij zijn bejaarde vader, hetgeen geen ideale situatie is. Hij wil ook wel eens met zijn kinderen in zijn eigen huis verblijven, daar zijn vriendin ontvangen en het nodige onderhoud verrichten. [VERWEERSTER] kan net zoals hij best elders onderdak vinden, bijvoorbeeld bij haar ouders. Voor wat betreft de gezinsauto meent [VERZOEKER] eveneens gelijke rechten te hebben als [VERWEERSTER], met name als hij de kinderen heeft.
[VERWEERSTER] ziet de noodzaak van een regeling zoals verzocht niet in, maar als deze dan toch moet worden getroffen zou die moeten inhouden dat zij met uitsluiting van [VERZOEKER] tot het gebruik van de woning c.a. en de auto gerechtigd is. Zij heeft de kinderen en kan niet zonder de woning. Zolang de financiële afwikkeling van de echtscheiding uitblijft kan zij elders geen woning krijgen (huur of koop). Het om en om bewonen van de woning leidt volgens haar tot een onwerkbare situatie. Voor wat betreft de auto houdt [VERWEERSTER] het erop dat [VERZOEKER] daar als garagehouder helemaal geen behoefte aan heeft.
Oordeel van de kantonrechter.
Voorop gesteld moet worden dat de in artikel 3.168 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek gegeven bevoegdheid een discretionair karakter heeft. Voor wat betreft de auto zal ik daarom afzien van het treffen van een regeling. Ik meen dat [VERZOEKER] daarbij onvoldoende zwaarwegend belang heeft.
Voor wat betreft de woning c.a. ligt dat anders. Niet volgehouden kan immers worden dat [VERZOEKER] maar tot in lengte van dagen, althans totdat de echtscheiding financieel is afgewikkeld, maar genoegen moet nemen met de bestaande situatie, waarin [VERWEERSTER] hun beider woning alléén in gebruik houdt. In beginsel hebben partijen na afloop van de bij echtscheidingsbeschikking aan [VERWEERSTER] gegunde termijn van zes maanden immers evenveel recht om van die woning gebruik te maken. Waar een gezamenlijk gebruik uiteraard niet meer tot de mogelijkheden behoort is er dus alles voor te zeggen om dit gebruik bij toerbeurt aan hen te gunnen.
Uiteraard moet bij het treffen van een dergelijke regeling naar billijkheid rekening worden gehouden met zowel de belangen van partijen, als met het algemeen belang (waaronder het belang van de kinderen). Daaromtrent heeft het volgende te gelden.
Het komt mij vooreerst in het belang van de kinderen voor, dat zij zoveel mogelijk "thuis" kunnen blijven. In de huidige situatie is dat niet het geval, omdat zij voor het bezoeken van hun vader naar hun opa toe moeten. Willen zij bij hun vader blijven slapen dan moeten zij dus uit logeren gaan, hetgeen niet ideaal is. Bij het om toerbeurt bewonen van "hun" woning door vader en moeder doet zich dat probleem niet voor. Zij kunnen in hun eigen bed slapen en worden niet voortdurend gedwongen tot "moeilijk gedoe", met alle loyaliteitsconflicten van dien.
Net zoals [VERZOEKER] nu al meer dan een jaar bij zijn vader inwoont zie ik niet goed in waarom ook [VERWEERSTER] niet, al is het maar af en toe, bij haar ouders kan verblijven. Dat dit niet zou kunnen vanwege de kinderen gaat gelet op het voorgaande niet op, nu deze helemaal niet met haar mee hoeven en gewoon "thuis" kunnen blijven. Als er wat dat betreft al problemen mochten ontstaan dan worden die zeker niet veroorzaakt door de kinderen, die deze echtscheiding niet hebben gewild, daar verder part noch deel aan hebben, maar wel tot speelbal worden gemaakt.
Ook zie ik niet in dat het bij toerbeurt bewonen van de woning zou leiden tot een onaanvaardbare inbreuk op de privacy van [VERWEERSTER]. Partijen zijn nota bene ongeveer 18 jaar lang met elkaar getrouwd geweest! Me dunkt dat [VERWEERSTER] kan volstaan met het behoorlijk opbergen van haar persoonlijke administratie e.d. Dat ligt anders voor wat betreft het kennelijk door [VERZOEKER] opgevatte plan om zijn nieuwe vriendin in de woning te ontvangen en daar zelfs te laten overnachten. Dat komt me niet alleen strijdig voor met het belang van de kinderen, maar levert bovendien een onacceptabele aantasting op van de persoonlijke levenssfeer van [VERWEERSTER], met name als daarbij gebruik gemaakt zou worden van het voormalig echtelijk bed.
Ik heb overwogen om partijen ieder om de beurt een week in de woning te laten, zoals primair door [VERZOEKER] verzocht. Dat vind ik bij nader inzien echter toch geen goed idee omdat ik vooralsnog onvoldoende aannemelijk acht dat [VERZOEKER] ook in staat is om de daarmee (mede gelet op de kinderen) nu eenmaal samenhangende huishoudelijke taken naar behoren te verrichten. Ik vind het dan ook beter het alleengebruik door [VERZOEKER] te beperken tot de weekeinden, zoals subsidiair verzocht. Dit onder de voorwaarden zoals hiervoor bij de beslissing bepaald.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.M.Visser, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2003, in tegen-woor-digheid van de griffier.