5. De gronden van de beslissing
5.1 Als meest verstrekkende verweer heeft Suit Supply aangevoerd dat [eiser] geen of onvoldoende (spoedeisend) belang heeft bij zijn vordering.
5.2 Dit verweer wordt terecht voorgedragen. Daartoe wordt het volgende overwogen.
5.3 De vordering strekt tot het geven van een algemeen verbod tot het plegen van merkinbreuk door het staken en gestaakt houden van enige verwijzing naar het merk Oger in het economisch verkeer, een en ander voor zover dit niet valt onder de wette-lijk toegestane gevallen van vergelijkbare reclame. Een vordering van een dergelijk vergaande en algemene strekking komt in beginsel niet voor toewijzing in aanmer-king. Daarvoor kan slechts in uitzonderingsgevallen plaats zijn, bijvoorbeeld wanneer sprake is van het herhaaldelijk maken van inbreuk. Dat Suit Supply zich eerder jegens [eiser] aan merkinbreuken schuldig heeft gemaakt is niet gesteld of gebleken. Niet op voorhand kunnen immers met voldoende mate van zekerheid de grenzen van (on)toelaatbare merkvermelding worden getrokken. Een bij wijze van voorlopige voorziening te geven gebod voor de toekomst met een dergelijk ruime strekking onder verbeurte van een dwangsom kan tot onaanvaardbare executiegeschillen aanleiding geven en is reeds op die grond niet toewijsbaar is.
5.4 In dit verband is voorts van belang dat Suit Supply bij monde van haar directeur, F.M. de Jong, desgevraagd onvoorwaardelijk en zonder voorbehoud heeft verklaard zich in de toekomst te zullen onthouden van een verdere verspreiding van de gewraakte car-toon. Ook in zoverre mist [eiser] derhalve voldoende belang bij zijn vordering, zodat ook een minder vergaande voorziening dan gevorderd - een verbod van het gebruik maken van de gewraakte cartoon - evenmin voor toewijzing in aanmerking komt.
5.5 Bij gebreke van voldoende belang behoort de door [eiser] gevraagde voorziening derhalve te worden geweigerd en kunnen de overige door Suit Supply aangevoerde verweren onbesproken blijven.
5.6 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van dit geding worden veroordeeld.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorziening.
1.2 Veroordeelt [eiser] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Suit Supply begroot op € 286,16 aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.