2. Overwegingen
2.1. Bij faxbericht van 13 november 2002 heeft de fractievoorzitter van de Stadspartij Leefbaar Haarlem aan de burgemeester van Haarlem een persbericht van de Stadspartij doen toekomen, waarin tot uitdrukking is gebracht dat de heer [r[raadslid] zijn raadszetel opgeeft. Het persbericht is ondertekend door de betreffende fractievoorzitter en de heer [raadslid].
2.2. In een emailbericht van 19 november 2002 heeft de raadsgriffier van de gemeente Haarlem aan voormelde fractievoorzitter meegedeeld dat vorenbedoeld persbericht geldt als ontslagbrief.
2.3. Bij brief van 20 november 2002 heeft het Hoofd bureau Burgerzaken van de gemeente Haarlem aan de heer [raadslid] meegedeeld dat vorenbedoeld persbericht niet voldoende is. Verzocht wordt alsnog de mededeling omtrent zijn ontslag te richten aan de voorzitter van de gemeenteraad. De heer [raadslid] heeft nadien aan zowel het Hoofd bureau Burgerzaken als de burgemeester bericht dat hij op de in het persbericht opgenomen verklaring is teruggekomen.
2.4. Het door eisers bij de rechtbank ingestelde beroep is gericht tegen verweerders besluit van 12 februari 2003, waarbij het door eisers op 12 december 2002 bij burgemeester en wethouders ingediende bezwaarschrift niet-ontvankelijk is verklaard.
2.5. Door verweerder is aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat, nu een besluit waartegen bezwaar gemaakt kan worden ontbreekt, het bezwaarschrift van eisers niet ontvankelijk is. Ter zitting is namens verweerder overigens aangegeven dat verweerder zich bij nader inzien onbevoegd acht, gelet op het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder h, Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.6. Eisers hebben, zowel in het beroepschrift, als ter zitting, uitdrukkelijk aangegeven dat er ter zake wel een besluit was, namelijk het emailbericht van 19 november 2002 van de raadsgriffier.
2.7. Ingevolge de hoofdstukken 7 en 8 Awb kan er door een belanghebbende bezwaar worden gemaakt, onderscheidenlijk beroep worden ingesteld, tegen een besluit als bedoeld in artikel 1:3, eerste lid Awb, van een bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1:1 Awb. Uit artikel 1:5, eerste lid, Awb volgt dat bezwaar wordt gemaakt bij het bestuursorgaan dat het besluit heeft genomen.
2.8. Bij het bestreden besluit heeft verweerder met toepassing van de afdelingen 7.1 en 7.2 van de Awb een beslissing op het bezwaarschrift van eisers gegeven.
2.9. De rechtbank zal, ambtshalve, eerst nagaan of verweerder bevoegd was in casu een beslissing te nemen op het bezwaarschrift van eisers. Daarvoor is nodig dat het bezwaarschrift is gericht tegen een besluit van een bestuursorgaan, zoals hiervoor bij 2.7 is aangegeven. De rechtbank stelt vast dat er in dit geval geen sprake is van een dergelijk besluit. Het emailbericht van de raadsgriffier, waartegen het bezwaar kennelijk was gericht, kan niet als zodanig worden gezien, nu het een informatieve mededeling bevat van een functionaris, niet zijnde een bestuursorgaan. Ter zitting is namens verweerder bevestigd dat geen bevoegdheden door gemeentelijke bestuursorganen aan de raadsgriffier zijn gedelegeerd of gemandateerd. Geconcludeerd moet derhalve worden dat, nu het bezwaarschrift niet gericht was tegen een besluit van een bestuursorgaan, verweerder niet bevoegd was met toepassing van artikel 7:1 Awb op het bezwaarschrift van eisers te beslissen. Dat verweerder in dit geval niet bevoegd zou zijn in verband met het bepaalde in artikel 8:4, aanhef en onder h, Awb, volgt de rechtbank niet, omdat er in het onderhavige geval niet sprake was van een besluit in de zin van de Awb, zodat aan de toepassing van voormelde bepaling niet wordt toegekomen.
2.10. Gelet op het vorenstaande heeft verweerder ten onrechte het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaard, nu hij zich onbevoegd had dienen te verklaren. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking en het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard.
2.11. Nu verweerder geen ander besluit kon nemen dan een onbevoegdverklaring en er, naar het oordeel van de rechtbank, ook geen ander gemeentelijk bestuursorgaan valt aan te wijzen dat bevoegd is om op het bezwaarschrift van eisers te beslissen, acht de rechtbank het niet nodig dat verweerder opnieuw een besluit met deze strekking op het bezwaarschrift van eisers neemt. De rechtbank zal bepalen dat verweerder ter zake onbevoegd is en zal, met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, Awb, bepalen dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde besluit.
2.12. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding. Wel zal worden bepaald dat het door eisers betaalde griffierecht door de gemeente Haarlem wordt vergoed.