ECLI:NL:RBHAA:2003:AI0938

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
8 augustus 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
93286-KG ZA 03-324
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • A.J. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van onroerende zaak en betaling van achterstallige huur door Brand Bierbrouwerij B.V.

In deze zaak heeft Brand Bierbrouwerij B.V. een kort geding aangespannen tegen Proeflokaal De Blauwe Druif B.V. en een tweede gedaagde, met als doel de ontruiming van een onroerende zaak gelegen aan de Lange Veerstraat 7 te Haarlem. De voorzieningenrechter heeft op 8 augustus 2003 uitspraak gedaan. Brand vorderde dat gedaagden de onroerende zaak binnen 14 dagen na betekening van het vonnis zouden ontruimen en de sleutels zouden overhandigen. Daarnaast vorderde Brand een bedrag van € 58.000,-- aan achterstallige betalingen voor geleverde dranken. De rechtbank heeft vastgesteld dat Brand eigenaar is van het pand en dat gedaagden zonder recht of titel het pand in gebruik hebben. De rechtbank heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is dat gedaagden als huurders in de plaats zijn gesteld van de voormalige huurder. De voorzieningenrechter heeft de vordering tot ontruiming toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor gedaagden om aan de uitspraak te voldoen. Tevens is gedaagde sub 1 veroordeeld tot betaling van € 51.685,19 aan Brand, vermeerderd met wettelijke rente. Gedaagden zijn in de proceskosten veroordeeld. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Zaaknummer: 93286/KG ZA 03-324
Vonnisdatum: 8 augustus 2003
734
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRAND BIERBROUWERIJ B.V.,
gevestigd te Wijlre,
eiseres,
procureur mr. M. Middeldorp,
advocaat mr. Ch.Y.M. Moons te Amsterdam,
-- tegen --
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROEFLOKAAL DE BLAUWE DRUIF B.V.,
gevestigd te Haarlem,
2. [gedaagde 2],
wonende te Zandvoort,
gedaagden,
procureur mr. J.H.W. Lenior.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als Brand, de BV, respectievelijk [gedaagde 2].
1. Het verloop van het geding
1.1 Ter terechtzitting van 5 augustus 2003 heeft Brand na buiten bezwaar van gedaagden haar eis meermalen te hebben veranderd, gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht. Gedaagden hebben tegen deze vordering verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.2 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 19 augustus 2003 of zoveel eerder als mogelijk.
2. De vaststaande feiten
2.1 In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Brand is eigenaar van de onroerende zaak gelegen aan de Lange Veerstraat 7 te Haarlem (verder ook te noemen: het pand).
b. Bij huurovereenkomst gedateerd september 1999 heeft Brand het pand met ingang van 1 oktober 1999 verhuurd aan [naam voormalig huurder]. In die huurovereenkomst is bepaald dat het pand is "bestemd om te worden gebruikt als café-proeflokaal genaamd "De Blauwe Druif" met voormalige woning, thans in gebruik als opslagruimte/kantoor, (...)".
c. Per 1 februari 2001 heeft [naam voormalig huurder] de door hem in het pand geëxploiteerde onderneming overgedragen aan [gedaagde 2] en is [gedaagde 2] feitelijk gebruik gaan maken van het pand.
d. Op 26 april 2002 is de BV opgericht, die blijkens een door Brand overgelegd uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Amsterdam de onderneming proeflokaal De Blauwe Druif aan de Lange Veerstraat 7 te Haarlem uitoefent.
e. Vanaf 2001 tot heel recent hebben er tussen partijen diverse gesprekken plaatsgevonden en is er tussen hen gecorrespondeerd over een in de plaatsstelling van [gedaagde 2] of de BV als huurder van het pand of het aangaan van een huurovereenkomst voor het pand tussen Brand en [gedaagde 2] of de BV.
f. [werknemer], beheerder onroerende zaken in dienst van Brand, heeft een van [gedaagde 2] afkomstige opstelling met het opschrift "verbouwing lange veerstraat 7" voor wat betreft een aantal in die opstelling genoemde werkzaamheden voor akkoord gemarkeerd en die opstelling aldus op 10 maart 2001 per fax aan [gedaagde 2] doen toekomen.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 Brand vordert, na verandering van eis, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I. gedaagden zal veroordelen om de onroerende zaak gelegen aan de Lange Veerstraat 7 te Haarlem met al het hunne en de hunnen te ontruimen en, onder afgifte van de sleutels, ter algehele en vrije beschikking van Brand te stellen, met machtiging op Brand deze ontruiming des nodig met behulp van de sterke arm te doen bewerkstelligen;
II. de BV zal veroordelen om aan Brand te betalen een bedrag van € 58.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag der volledige voldoening;
III. een en ander onder veroordeling van de gedaagden in de kosten van het geding.
3.2 Brand legt aan het eerste onderdeel van haar vordering primair ten grondslag dat, nu gedaagden niet als huurders in de plaats zijn gesteld van [naam voormalig huurder] en er tussen partijen niet tot overeenstemming kan worden gekomen over een huurovereenkomst voor het pand, gedaagden zonder recht of titel het pand in gebruik hebben en zij deswege tot ontruiming van het pand zijn gehouden.
3.3 Subsidiair - voor zover gedaagden de huurrechten van [naam voormalig huurder] rechtsgeldig hebben overgenomen of anderszins een huurovereenkomst tussen partijen tot stand is gekomen - legt Brand aan het eerste onderdeel van haar vordering ten grondslag dat gedaagden in ernstige mate toerekenbaar tekort zijn gekomen in de nakoming van de huurdersverplichtingen, nu er sprake is van een aanzienlijke huurachterstand en gedaagden in strijd met de verbodsbepalingen in wet en de huurovereenkomst tussen Brand en [naam voormalig huurder] de bovenverdiepingen van het pand eigenmachtig en zonder toestemming van Brand hebben verbouwd en verhuurd aan een derde.
3.4 Daarnaast vordert Brand een bedrag van € 58.000,-- van de BV, omdat deze, ondanks aanmaning, bij Brand gekochte en door haar aan proeflokaal De Blauwe Druif geleverde dranken onbetaald heeft gelaten.
4. Het verweer en de slotsom daarvan
4.1 Gedaagden hebben tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van de vordering met veroordeling van Brand in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Tegen het eerste onderdeel van de vordering van Brand hebben gedaagden zich verweerd met de stelling dat zij in de plaats van [naam voormalig huurder] huurder zijn geworden van het pand. De genoemde fax van 10 maart 2001, het feit dat [gedaagde 2] elke maand een bedrag van € 2.500,-- aan Brand heeft overgemaakt en Brand deze huurpenningen steeds heeft geaccepteerd, alsmede de drankleveranties aan de BV heeft verzorgd, duiden erop dat Brand de situatie heeft geaccepteerd, aldus gedaagden.
5.2 Dit verweer dient te worden verworpen, nu in dit geding onvoldoende is komen vast te staan dat gedaagden of één van hen - gedaagden zelf hebben dat in het midden gelaten - in de plaats van [naam voormalig huurder] huurder(s) is/zijn geworden van het pand of dat tussen Brand enerzijds en de BV en/of [gedaagde 2] anderzijds een (nieuwe) huurovereenkomst tot stand is gekomen. Uit de door Brand in het geding gebrachte correspondentie tussen partijen komt naar voren dat partijen gedurende lange tijd onderhandeld hebben over een in de plaatsstelling of een (nieuwe) huurovereenkomst, maar ook dat zij daarover geen overeenstemming hebben kunnen bereiken. Het enkele feit dat [gedaagde 2] elke maand € 2.500,-- aan Brand heeft overgemaakt en Brand deze bedragen heeft behouden, is onvoldoende om een in de plaatsstelling of de totstandkoming van een (nieuwe) huurovereenkomst aan te nemen. Hierbij is van belang dat de hoogte van de door [gedaagde 2] aan Brand gedane betalingen door hemzelf is vastgesteld en niet overeenstemt met de door [naam voormalig huurder] verschuldigde en betaalde huur. Over de door gedaagden of één van hen te betalen huurprijs - één van de essentialia van een huurovereenkomst - is, naar uit genoemde correspondentie blijkt en ook nog eens ter zitting is gebleken, nooit overeenstemming tussen partijen bereikt. Ook de drankleveranties door Brand aan proeflokaal De Blauwe Druif en het akkoord van Brand ten aanzien van een aantal door gedaagden uitgevoerde of uit te voeren verbouwingswerkzaamheden aan het pand - waarvan blijkt uit de fax van 10 maart 2001 - kunnen niet tot een andere conclusie leiden, nu aannemelijk is dat Brand daarbij, naar zij ter zitting heeft aangevoerd, heeft gehandeld in de veronderstelling dat partijen er bij hun onderhandelingen wel uit zouden komen. Gelet op het vorenstaande is voorshands voldoende aannemelijk geworden dat gedaagden zich zonder recht of titel in het pand bevinden, zodat de voorzieningenrechter het aannemelijk acht dat de bodemrechter, indien zijn oordeel wordt gevraagd, de ontruiming door gedaagden van het pand zal bevelen.
5.3 Na afweging van - voor zover gesteld - de belangen van partijen en gezien het vorenstaande zal de vordering tot ontruiming worden toegewezen, met dien verstande dat het de voorzieningenrechter redelijk voorkomt om gedaagden een termijn van 14 dagen te gunnen alvorens tot ontruiming kan worden overgegaan.
5.4 Voorts vordert Brand van de BV een bedrag van € 58.000,-- voor achterstallige betalingen voor drankleveranties aan proeflokaal De Blauwe Druif ten bedrage van € 76.299,27. Gedaagden hebben ter terechtzitting erkend dat de BV nog een bedrag van € 58.000,-- voor afgenomen drank aan Brand verschuldigd is, maar beroepen zich op verrekening van deze vordering met een door hen gestelde tegenvordering van ( 70.000,-- (€ 31.764,81) terzake van de door hen gemaakte verbouwingskosten. Hierop heeft Brand, onder verwijzing naar de fax van 10 maart 2001 en het door gedaagden in het geding gebrachte overzicht van gemaakte verbouwingskosten, gesteld dat zij bereid is de door gedaagden gemaakte verbouwingskosten aan het pand te vergoeden, voor zover per fax van 10 maart 2001 door Brand toestemming is gegeven voor die verbouwing en hiervoor door gedaagden reële bedragen worden gevraagd. Van de zijde van Brand is voorts aangegeven dat de werkzaamheden waarmee Brand akkoord is gegaan, blijkens voornoemd overzicht, ( 13.916,-- (€ 6.314,81) hebben gekost.
5.5 Nu Brand onvoldoende heeft betwist dat dit geen reële kosten zouden betreffen, is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aannemelijk dat gedaagden (althans de BV) een bedrag van € 6.314,81 met genoemde € 58.000,-- zullen kunnen verrekenen. De overige door gedaagden opgevoerde verbouwingskosten zijn door Brand afdoende betwist, nu niet aannemelijk is geworden dat gedaagden voor het maken van deze kosten aan het pand toestemming van Brand hebben verkregen. De overige kosten komen derhalve niet voor verrekening in aanmerking. Op grond van het vorenstaande dient de BV in ieder geval nog een bedrag van € 51.685,19 (€ 58.000,-- minus € 6.314,81) aan Brand te betalen, waartoe zij dan ook in dit geding zal worden veroordeeld.
5.6 Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de proceskosten.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Veroordeelt gedaagden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de onroerende zaak aan de Lange Veerstraat 7 te Haarlem met al de hunnen en het hunne te ontruimen en, onder afgifte van de sleutels, ter algehele en vrije beschikking van Brand te stellen.
6.2 Machtigt Brand, indien gedaagden niet voldoen aan de veroordeling onder 6.1, de ontruiming ten uitvoer te leggen zonodig met behulp van de sterke arm van justitie en politie.
6.3 Veroordeelt gedaagde sub 1 om aan Brand te betalen een bedrag van € 51.685,19, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening.
6.4 Veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Brand begroot op € 1.518,20 aan verschotten en € 703,-- aan salaris procureur.
6.5 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 8 augustus 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.
_____
5
Zaaknr/rolnr: 93286/KG ZA 03-324