Uit het onderzoek ter terechtzitting, met name uit het door de opsporingsambtenaren opgemaakte proces-verbaal d.d. 24 mei 2003, mutatienummer PL278B/03-044753, stelt de rechtbank onder meer vast:
a. Het is de Koninklijke Marechaussee bekend dat op Schiphol grote aantallen koeriers met verdovende middelen aankomen en dat niet alle koeriers die met zogenaamde risicovluchten aankomen, bij douanecontrole, worden aangehouden.
b. Het is de Koninklijke Marechaussee bekend dat regelmatig aangifte wordt gedaan van diefstal met geweld of bedreiging met geweld van bagage van aankomende passagiers van die risicovluchten.
c. Op 23 mei 2003 werd op Schiphol aankomsthal 3 de bagage afgehandeld van een vlucht uit St. Maarten en Curaçao. De passagiers van die vlucht die hun bagage hadden opgehaald liepen vanuit de bagagehal het afhalersgedeelde van Schiphol Plaza Terminal 3 Aankomst in.
d. Ten tijde van de afhandeling van voornoemde vlucht zagen opsporingsambtenaren ter hoogte van aankomsthal 3, in de onmiddellijke omgeving van de aldaar uit de bagagehal komende passagiers, twee mannen lopen, die later bleken te zijn genaamd [A] en [B]. Deze mannen waren geen aankomende passagiers. Men zag dat deze mannen contact met elkaar hadden in woord en gebaar.
e. Tegen de achtergrond van de hierboven onder a. en b. omschreven wetenschap wilden de opsporingsambtenaren [A] en [B] controleren op wapenbezit, maar hebben die controle in verband met veiligheidsrisico's op het drukbezochte Schiphol Plaza uitgesteld.
f. Vervolgens zagen opsporingsambtenaren dat ter hoogte van The Body Shop op Schiphol Plaza een vrouw, die later [verdachte] bleek te zijn, stond en dat [A] en [B] contact met die vrouw maakten. Die vrouw was kennelijk kort daarvoor als passagier aangekomen op Schiphol met de hierboven onder c. genoemde vlucht;
g. Opsporingsambtenaren zagen dat [A], [B] en de vrouw gezamenlijk naar de richting van parkeergarage P1 liepen en op weg daar naartoe in woord en gebaar contact met elkaar onderhielden.
h. Toen het drietal de parkeergarage had betreden, hebben opsporingsambtenaren de twee mannen onderworpen aan een controle op grond van art. 52, vierde lid, Wet wapens en munitie. In het kader van die controle is bij [B] niets ter zake dienend aangetroffen. Bij [A] werd een bedrag van 2145 euro aangetroffen.
i. Tijdens de controle verklaarde [B] dat hij samen met [A] naar Schiphol was gekomen om de vriendin van [A] op te halen. [A] verklaarde daarentegen dat hij met [B] naar Schiphol was gekomen om de vriendin van [B] op te halen.
j. Daarop hebben de opsporingsambtenaren [verdachte] aangesproken, die verklaarde dat zij vanuit Curaçao was aangekomen en dat ze [A] en [B] niet kende. Voorst verklaarde [verdachte] dat zij met de taxi wilde vertrekken, dit terwijl zij zich in de parkeergarage en niet bij de taxistandplaats bevond, en vertoonde zij zenuwachtig gedrag (het wegdraaien van haar hoofd, zuchten en het draaien op haar voeten) tijdens het gesprek dat de verbalisanten met haar hadden.
k. Op grond van de verklaringen van [A], [B] en [verdachte] en het gedrag van [verdachte] is zij door de verbalisanten aangemerkt als verdachte terzake de Opiumwet en is op grond van die wet een onderzoek ingesteld in haar reisbagage, waarbij de in de tenlastelegging bedoelde cocaïne is aangetroffen. Vervolgens is [verdachte] aangehouden en is haar de cautie gegeven.