ECLI:NL:RBHAA:2003:AH9590

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
26 mei 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/001190-02
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Van Zaltbommel
  • mrs. Ayal
  • mr. Van Andel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere inbraken in bedrijfspanden met intimiderend gedrag

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 26 mei 2003 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met anderen betrokken was bij een reeks inbraken in bedrijfspanden. De verdachte en zijn mededaders hebben zich schuldig gemaakt aan een grote hoeveelheid (pogingen tot) inbraken, waarbij zij als groep opereerden en zich intimiderend gedroegen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het openbaar ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte is vrijgesproken van een ten laste gelegd feit, maar de rechtbank achtte de overige feiten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 maanden, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De rechtbank heeft ook vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoedingen zijn vastgesteld voor verschillende benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht tot betaling van schadevergoedingen aan de staat in geval van niet-betaling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de samenstelling van de rechtbank en de griffiers zijn vermeld. De zaak is behandeld in tegenwoordigheid van de officier van justitie en de verdediging heeft zich kunnen uitlaten over de tenlastelegging en het bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
VESTIGING SCHIPHOL
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
Parketnummer: 15/001190-02
Uitspraakdatum: 26 mei 2003
Tegenspraak
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 4 maart, 12, 13 en 15 mei 2003 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in P.I. Noord Holland Noord, Unit Zuyder Bos.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de tenlastelegging ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage II bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijs
Vrijspraak
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen hetgeen verdachte onder 9 ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan op de wijze als vermeld in de van dit vonnis deel uitmakende bijlage III.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verbalisanten bij het herkenningsonderzoek de regels van betrouwbaarheid en zorgvuldigheid voldoende in acht hebben genomen. De foto's en videoprints zijn ter toetsing aan het dossier toegevoegd. De videobeelden zijn op verzoek van de verdediging ter terechtzitting vertoond. De verbalisanten hebben voorts ten overstaan van de rechter-commissaris gedetailleerd en stellig uiteengezet hoe de herkenningen tot stand zijn gekomen en op welke wijze zij hebben gewerkt.
Bij de controle van de betrouwbaarheid van de herkenningen door de verbalisanten is de rechtbank niet gebleken dat de overtuiging van de respectieve opsporingsambtenaren hun waarnemingen hebben beïnvloed. Verder zijn geen omstandigheden naar voren gekomen op grond waarvan de rechtbank tot de conclusie komt dat de herkenningen ondeugdelijk zijn geweest en niet bruikbaar zouden zijn voor het bewijs. De processen-verbaal van herkenningen door verbalisanten worden derhalve tot het bewijs gebezigd.
In het licht van vorenstaande ziet de rechtbank overigens ook geen aanleiding om naar aanleiding van het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut d.d. 8 mei 2003 het onderzoek ter terechtzitting te heropenen.
4. Strafbaarheid van de feiten
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming.
ten aanzien van de feiten 2, 3 en 5:
Telkens, poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
ten aanzien van feit 4:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.
ten aanzien van de feiten 6, 7 en 8:
Telkens, diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
5. Strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
6. Motivering van de sancties en van overige beslissingen
Hoofdstraf
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan het plegen van een grote hoeveelheid (pogingen tot) inbraken in bedrijfspanden, waarbij op grove wijze toegang werd verschaft tot de panden en/of tot de weg te nemen goederen. Voorts is door hun handelwijze veel schade toegebracht.
De rechtbank rekent het verdachte in het bijzonder aan dat hij en zijn mededaders bewust ervoor kozen om de inbraken te plegen op zodanige tijdstippen dat nog slechts een minimale bezetting aan werknemers/schoon-makers in het pand zouden zijn en hielden er rekening mee dat zij konden worden 'overlopen'.
Het risico van 'overlopen' hebben verdachte en zijn mededaders ingecalculeerd. Door als groep te opereren hebben zij het risico om overmeesterd te worden tot een minimum ingedamd. Verder gedroegen ze zich als groep intimiderend.
Dergelijke delicten behoren tot een categorie strafbare feiten die een ernstige inbreuk maken op de rechtsorde en die hevige gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving veroorzaken.
Het zijn ergerlijke feiten die niet alleen schade en hinder toebrengen aan de gedupeerden maar ook, gelet op de verzekeringsclaims van de gedupeerden, een financiële belasting vormen voor de hele maatschappij.
De rechtbank heeft meer in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte reeds een aantal malen terzake van vermogensmisdrijven is veroordeeld en hij zich thans wederom heeft schuldig gemaakt aan een reeks gekwalificeerde diefstallen.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat geen andere straf op haar plaats is dan een die vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde partij A] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 3.375,- ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 4 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1.875,- eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen
De benadeelde partij [benadeelde partij B] heeft een vordering tot schadevergoeding van 809,97 ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 5 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot dit bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen
De benadeelde partij [benadeelde partij C] heeft een vordering tot schadevergoeding van 12.007,20 ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 6 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot dit bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen
De benadeelde partij [benadeelde partij D] heeft een vordering tot schadevergoeding van € 6.364,- ingediend tegen verdachte wegens materië-le schade die zij als gevolg van het onder 8 tenlastegelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot dit bedrag eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit dit bewezenverklaarde feit. De vordering zal dan ook tot dit bedrag worden toegewezen.
Daarbij zal de rechtbank bepalen dat, indien een medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Tevens acht de rechtbank termen aanwezig om een schadevergoe-dingsmaatregel aan verdachte op te leggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
24c, 36f, 47, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
8. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het hem onder 9 tenlastegelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 tenlastegelegde feiten heeft begaan zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7 en 8 meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezenverklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 (VIJFTIEN) MAANDEN.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij A] geleden schade tot een bedrag van € 1.875,- en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij A], voornoemd, rekeningnummer, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk in de vordering.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor-deelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij A] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.875,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 30 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij B] geleden schade tot een bedrag van € 809,97 en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij B], voornoemd, rekeningnummer, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor-deelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij B] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 809,97, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 16 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij C] geleden schade tot een bedrag van € 12.007,20 en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag aan [benadeelde partij C], voornoemd, rekeningnummer, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor-deelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij C] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 12.007,20, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 185 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij D] geleden schade tot een bedrag van € 6.364,- en veroor-deelt verdach-te tot betaling van dit bedrag [benadeelde partij D], voornoemd, rekeningnummer, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Bepaalt dat, indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door een medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroor-deelt verdachte in de kosten door de benadeel-de partij gemaakt, tot op heden vastgesteld op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuit-voerlegging alsnog te maken.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [benadeelde partij D] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 6.364,-, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 120 dagen hechtenis.
Bepaalt dat, voor zover dit bedrag of een gedeelte daarvan reeds door of namens een mededader aan de benadeelde partij en/of de staat is betaald, verdachte in zoverre van die verplichting zal zijn ontslagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Gelast de teruggave aan rechthebbende, te weten: [benadeelde partij A], van:
- € 405,- (vierhonderd en vijf euro).
9. Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. Van Zaltbommel, voorzitter,
mrs. Ayal en Van Andel, rechters,
in tegenwoordigheid van De Koning en mr. Van Weelden, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 26 mei 2003.