ECLI:NL:RBHAA:2003:AF6668

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
22 januari 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
54934
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid luchtvervoerder voor verlies van bankbiljetten tijdens internationaal vervoer

In deze zaak vorderden de eisers, M. en Guardforce International HK Limited, schadevergoeding van de gedaagde, Cathay Pacific Airways Limited, wegens het verlies van twee colli bankbiljetten tijdens het vervoer van Hong Kong naar Amsterdam. De rechtbank Haarlem behandelde de zaak op 22 januari 2003. De eisers stelden dat Cathay Pacific aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de diefstal van de colli, die op 16 februari 1998 had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat Cathay Pacific zich als luchtvervoerder had verbonden tot het vervoer van de colli op basis van een luchtvrachtbrief en dat de aansprakelijkheid van de luchtvervoerder was geregeld in het Verdrag van Warschau, zoals gewijzigd bij het Haags Protocol. De rechtbank concludeerde dat GWK, de afzender, als geadresseerde moest worden aangemerkt, en dat de eisers hun rechten op Cathay Pacific rechtsgeldig hadden gecedeerd. De rechtbank oordeelde dat Cathay Pacific aansprakelijk was voor de schade, omdat de diefstal was gepleegd door haar ondergeschikten. De rechtbank veroordeelde Cathay Pacific tot betaling van een schadevergoeding van US$ 483.210,84 aan M. en US$ 350.000 aan Guardforce, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De rechtbank verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het anders of meer gevorderde af.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr: 54934/HA ZA99-448
Vonnisdatum: 22 januari 2003
688
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
MEERVOUDIGE KAMER,
in de zaak van:
1. M.,
wonende te Londen, Engeland,
2. de vennootschap naar het recht van Hong Kong GUARDFORCE INTER-NATIONAL HK LIMITED,
gevestigd te Hong Kong, Volksrepubliek China,
eisende partijen,
advocaten mrs. J. Koetsier en J.J.O. Zandt te Amsterdam,
procureur mr. E.F. Seunke,
-- tegen --
de vennootschap naar het recht van Hong Kong CATHAY PACIFIC AIRWAYS LIMITED,
gevestigd te Hong Kong, Volksrepubliek China,
gedaagde partij,
advocaten mrs. W.H. van Baren en H.C. Bijleveld te Amsterdam,
procureur mr. P. Heidinga.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als volgt:
eisende partijen gezamenlijk als [M. ] c.s.,
eiser sub 1 als [M. ],
eiseres sub 2 als Guardforce,
gedaagde als Cathay Pacific.
1. De loop van het geding
Voor de loop van het geding verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het grif-fiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
- de op 28 oktober 1998 uitgebrachte dagvaarding, gevolgd door het op 6 november 1998 uitgebrachte herstelexploit;
- de conclusie van eis;
- de conclusie van antwoord met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek;
- een akte overlegging producties bij pleidooi aan de zijde [M. ] c.s.;
- pleitnotities van mr. Zandt;
- pleitnota van mr. Bijleveld.
2. De vaststaande feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in dit ge-ding het volgende vast:
a. Cathay Pacific heeft zich als luchtvervoerder tegenover Guardforce als afzender verbonden tot het vervoer van 3 colli bankbiljetten van Hong Kong naar Amster-dam op basis van een door Cathay Pacific uitgegeven luchtvrachtbrief met num-mer 160-63654500 en gedateerd 14 februari 1998 met vermelding als geadresseer-de:
"GWK BANK N V
BRINKS NEDERLAND B V HAARLEMMERLIED
E AMSTERDAM ATTN HWKDIEMEN
NETHERLANDS"
b. voornoemde bankbiljetten zijn gespecificeerd op een commercial invoice van United Overseas Bank Ltd, Hong Kong branche d.d. 13 februari 1998 met vermel-ding van een totale waarde overeenkomend met US$ 1.238.222,-- resp. met HK$ 9.658.132,-- en bestemd voor:
"GWK BANK N.V.
Brink's Nederland B.V.
Haarlemmerliede Amsterdam
Netherland
Attn: GWK Diemen"
alsmede met vermelding van flight details
"CX 271 ETD HKG 2255 15/02/98 ETA Amsterdam 0615 16/02/98
Airway Bill No: 160 6365 4500"
c. de afhandeling van voornoemde lading op de luchthaven van Amsterdam ge-schiedde door personeel van Ogden Aviation, zijnde de afhandelingagent van Cat-hay Pacific (hierna: Ogden);
d. op 16 februari 1998 is 1 collo bankbiljetten aan GWK afgeleverd;
e. aflevering van de overige 2 colli bleek niet mogelijk, aangezien deze waren ont-vreemd;
f. bij aangetekende brief d.d. 8 juni 1998 heeft GWK Cathay Pacific aansprakelijk gesteld voor de schade als gevolg van de diefstal van de 2 colli met bankbiljetten;
g. bij vonnissen van de rechtbank te Haarlem d.d. 7 september 1998 zijn 3 werkne-mers van Ogden, te weten A, W en A (hierna: [de broers R.]), elk ver-oordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaar-delijk, op basis van bewezenverklaring van o.m.:
"hij op of omstreeks 16 februari 1998 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een container heeft weggenomen een waardezending (inhoudende een geldbe-drag ter waarde van (omgerekend) ongeveer fl. 2.300.000,-), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan luchtvaartmaatschappij Cathay Pacific, in elk geval aan een ander of anderen dan aan de verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des mis-drijfs heeft/hebben verschaft door middel van een valse sleutel;"
h. bij akte d.d. 16 oktober 1998 heeft GWK al haar rechten op derden, in het bijzon-der op Cathay Pacific, ter zake van haar schade
"for loss of 2 packages of banknotes arisen during carriage from Hong Kong Airport to Am-sterdam Airport under Air Waybill 160-63654500 of 14 February 1998"
, becijferd op een bedrag van US$ 835.357,-- aan [M. ] en Guardforce gecedeerd
, zulks in een verhouding van 485.357 tot 350.000 (zulks tegen de achtergrond van
een schade-uitkering aan Guardforce door haar verzekeraars van een bedrag van
US$ 485.357,--);
i. op de luchtvervoerovereenkomst zijn van toepassing de bepalingen van het Ver-drag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (het Verdag van Warschau), zoals gewijzigd bij het Haags Protocol 1955 (hierna: VvW/HP).
3. De vordering
3.1 [M. ] c.s. vorderen, na vermindering van hun eis bij conclusie van repliek, dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, Cathay Pacific zal veroordelen tegen kwijting te betalen:
- aan eiser sub 1 de som van US $ 483.210,84,--, althans fl. 990.727,18 verhoogd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 1998 alsmede de som van fl. 2.740,21 verhoogd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding,
- aan eiseres sub 2 de som van US $ 350.000,--, althans fl. 717.605,-- verhoogd met de wettelijke rente vanaf 16 februari 1998 alsmede de som van fl. 1.984,79 ver-hoogd met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding,
- met veroordeling van Cathay Pacific in de kosten van deze procedure.
4. Het verweer
4.1 Cathay Pacific heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 De rechtbank is bevoegd om kennis te nemen van de vorderingen van [M. ] c.s. op grond van art. 28 VvW/HP.
5.2 Partijen zijn het erover eens dat op grond van het arrest van de Hoge Raad van 19 april 2002 (NJ 2002, 412) het vorderingsrecht tot schadevergoeding aan de geadres-seerde toekomt met uitsluiting van de afzender vanaf het moment, waarop de geadres-seerde de aflevering van de goederen kan vorderen. Derhalve dient in de eerste plaats de vraag te worden beantwoord welke partij in de onderhavige zaak heeft te gelden als geadresseerde: GWK, zoals [M. ] c.s. hebben gesteld of, Brinks Nederland, zoals Cathay Pacific als verweer daarop heeft aangevoerd. Zou die vraag in laatstgenoemde zin moeten worden beantwoord, dan ligt de vordering voor afwijzing gereed, aange-zien [M. ] c.s. aan hun vorderingen niet de (aan hen overgedragen) rechten van Brinks Nederland ten grondslag hebben gelegd.
5.3 Bij de beantwoording van voornoemde vraag komt het primair aan op hetgeen op de luchtvrachtbrief is ingevuld in het vakje "Consignee's Name and Address". In dat vakje is, zoals blijkt uit het hierboven in r.o. 2 sub a opgenomen citaat, op de eerste regel niet de naam van Brinks Nederland ingevuld, maar de naam van GWK. Dat doet vermoeden dat GWK als de geadresseerde heeft te gelden. Dat vermoeden wordt ver-sterkt door de erkenning van Cathay Pacific bij conclusie van dupliek dat de factuur van United Overseas Bank, zoals hierboven in r.o. 2 sub b geciteerd, aan GWK is ge-richt en niet aan Brinks Nederland, terwijl de adresseringstekst identiek is aan de in-vulling van de geadresseerde in evengenoemd vakje op de luchtvrachtbrief. Boven-dien heeft Cathay Pacific niet weersproken de stelling van [M. ] c.s. bij conclusie van repliek dat het collo bankbiljetten dat wel kon worden afgeleverd, aan GWK werd afgeleverd. Tegen deze achtergrond moet GWK worden geacht de geadresseerde te zijn.
5.4 [M. ] c.s. hebben aangevoerd dat GWK haar rechten op derden, waaronder Cathay Pacific, bij akte d.d. 16 oktober 1998 heeft gecedeerd aan [M. ] en aan Guardforce. Ten bewijze dat die akte rechtsgeldig werd ondertekend hebben [M. ] c.s. bij plei-dooi een uittreksel van GWK uit het handelsregister overgelegd. Bij pleidooi heeft Cathay Pacific volstaan met zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de betekenis van dat uittreksel voor de rechtsgeldigheidvraag. Waar iede-re aanwijzing omtrent het tegendeel ontbreekt moet voornoemde cessieakte gelet op voornoemd uittreksel worden geacht rechtsgeldig door GWK te zijn ondertekend. Daarmede staat vast dat zowel [M. ] als Guardforce kunnen worden ontvangen in hun vorderingen tegen Cathay Pacific, een en ander naar rato van het aan ieder van hen overgedragen aandeel in de totale schade als gevolg van de diefstal.
5.5 Afgezien van het voorgaande heeft Cathay Pacific ontvankelijkheid van [M. ] c.s. nog om een andere reden betwist: GWK zou hebben verzuimd om Cathay Pacific tij-dig protest te doen van de schade en wel, uitgaande van beschadiging van de ten ver-voer afgegeven goederen, binnen 14 dagen vanaf aanneming van de goederen ex art. 26 lid 2 VvW/HP. Dat verweer faalt. [M. ] c.s. hebben bij repliek aangevoerd dat de vervoervoorwaarden, zoals afgedrukt op de achterzijde van de onderhavige lucht-vrachtbrief, in geval van non-delivery voorzien in een protesttermijn van 120 dagen vanaf de datum van afgifte van de luchtvrachtbrief. Ter onderbouwing daarvan en vanwege het feit dat zij niet meer beschikken over een exemplaar van de (achterzijde van de) litigieuze luchtvrachtbrief hebben zij bij pleidooi een tweetal stukken in het geding gebracht. Die stukken betreffen een originele luchtvrachtbrief van Cathay Pa-cific met dagtekening 28 april 1998 ter zake van een andere door haar vervoerde zen-ding (productie 18) alsmede een afschrift van een eerder, te weten op 22 augustus 1997, door Cathay Pacific uitgegeven luchtvrachtbrief (productie 19). Volgens M. c.s. zijn de codes, zoals op elk van die vervoerdocumenten links onder aan verti-caal afgedrukt, formuliercodes, waarvan de nummering oplopend is. Nu de litigieuze luchtvrachtbrief dezelfde formuliercode vermeldt als de als productie 18 overgelegde luchtvrachtbrief, zou volgens [M. ] c.s. moeten worden aangenomen dat op de achterzijde van de litigieuze luchtvrachtbrief dezelfde vervoervoorwaarden stonden afgedrukt als welke staan afgedrukt op de als productie 18 overgelegde luchtvracht-brief. Gelet op de datering en de layout van de respectieve luchtvrachtbrieven, die alle door Cathay Pacific zijn uitgegeven, is de rechtbank van oordeel dat deze interpretatie van [M. ] c.s. juist is.
5.6 De als productie 18 overgelegde conditions of contract bepalen in art. 12 het navol-gende:
"12.1 The person entitled to take delivery must make a complaint to the Carrier in writing in the ca-
se:
12.1.1 of visible damage to the goods,(…)
12.1.2 of other damage to the goods, (…)
12.1.3 of delay, (…)
12.1.4 of non-delivery of the goods, within 120 days from the date of the issue of the Air Way-bill;"
5.7 Blijkens deze clausule dient de geadresseerde de vervoerder in kennis te stellen van non-delivery van de goederen uiterlijk binnen 120 dagen te rekenen vanaf de dag van uitgifte van de luchtvrachtbrief. Waar voornoemde clausule derhalve enerzijds voor-ziet in een afzonderlijke regeling voor "non-delivery" naast "damage" en "delay" en anderzijds niet in een specifieke regeling ten aanzien van non-delivery ter zake van een deel van de ten vervoer afgegeven goederen, vindt voornoemde 120 dagen pro-testtermijn in casu toepassing, behoudens voor zover voornoemde clausule strijdig met de verdragsbepalingen van het VvW/HP mocht zijn. Dat laatste is evenwel ge-steld noch overigens gebleken. Nu partijen het erover eens zijn dat GWK binnen die termijn protest heeft gedaan, heeft GWK tijdig geprotesteerd.
5.8 Voor het geval zij mocht worden geacht aansprakelijk te zijn, heeft Cathay Pacific de beperking van haar aansprakelijkheid ex art. 22 VvW/HP ingeroepen. Zodanig beroep veronderstelt dat de schade niet het gevolg is van opzet of aan opzet gelijk te stellen schuld van de luchtvervoerder of een van zijn ondergeschikten ex art. 25 VvW/HP. Nadat [M. ] c.s. bij repliek gedeelten hadden overgelegd van processen-verbaal be-treffende de betrokkenheid van [de broers R.] bij de diefstal, heeft Cathay Pacific zich bij dupliek gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank met de aanteke-ning dat de tegen elk van [de broers R.] gewezen strafvonnissen alleen bewijs zou kunnen opleveren wanneer deze deel van het procesdossier uitmaken. Wat daar-van zij, bij pleidooi hebben [M. ] c.s. die vonnissen integraal in het geding ge-bracht. Aangezien van de zijde van Cathay Pacific niet is gesteld noch overigens is gebleken dat van die vonnissen hoger beroep is ingesteld, leveren die vonnissen gelet op de bewezenverklaring, zoals hierboven in r.o. 2 sub g geciteerd, dwingend bewijs als bedoeld in art. 188 Rv op van de betrokkenheid van elk van [de broers R.] bij de diefstal van de 2 colli met bankbiljetten. Daarmede staat tevens vast dat de schade het gevolg is van opzet of aan opzet gelijk te stellen schuld van een door Cat-hay Pacific ingeschakelde ondergeschikte in de zin van art. 25 VvW/HP, handelende in de uitoefening van zijn dienstbetrekking. Derhalve is Cathay Pacific onbeperkt aan-sprakelijk.
5.9 Nadat [M. ] c.s. bij repliek bewijsstukken hadden overgelegd ter zake van de hoogte van de hen gevorderde schade, heeft Cathay Pacific zich bij dupliek gerefe-reerd aan het oordeel van de rechtbank dienaangaande, zulks evenwel onder betwis-ting van de door [M. ] c.s. gehanteerde omrekeningskoers. Gelet op de procedure van verzegeling en vervoer van de litigieuze zending bankbiljetten enerzijds en de door Cathay Pacific niet weersproken brief van GWK d.d. 19 februari 1998, volgens welke de inhoud van het wel afgeleverde collo bankbiljetten exact overeenstemt met de hoeveelheid als vermeld in het bij repliek als productie 4g overgelegde packing certificate alsmede met het DM-geldbedrag waarvan sprake is in de commercial in-voice d.d. 13 februari 1998 anderzijds, staat de hoogte van de gevorderde schade ge-noegzaam vast. Ten aanzien van de omrekenkoers heeft Cathay Pacific bij dupliek er-kend dat [M. ] c.s. hun schade in US dollars hebben geleden. Aangezien [M. ] c.s. - na vermindering van eis - veroordeling vorderen tot betaling van een geldsom in US dollars, althans in Nederlands geld (thans euro's), volgt uit art. 6:124 BW dat omrekening van het US dollar bedrag in euro's dient te geschieden naar de koers van de dag waarop de betaling plaatsvindt.
5.10 Bij dupliek heeft Cathay Pacific opgemerkt dat [de broers R.] betrokken zijn geweest bij twee andere diefstallen van naar Schiphol aangevoerde zendingen bank-biljetten. Ook die schades zouden inzet zijn geworden van gerechtelijke procedures. Bovendien zou een procedure aanhangig zijn gemaakt om tot verdeling te komen van gelden die zijn teruggevonden van de door [de broers R.] ontvreemde bank-biljetten en waarvan door hen afstand is gedaan. Waar van de zijde van Cathay Pacific niet is gesteld noch overigens is gebleken dat [M. ] c.s. reeds enig bedrag hebben ontvangen dat in mindering dient te strekken op de door hen in de onderhavige proce-dure gevorderde schade, kunnen voornoemde procedures voor de beoordeling van de onderhavige vorderingen buiten beschouwing blijven.
5.11 De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Naar de raadsman van [M. ] c.s. bij pleidooi heeft verklaard, bestond in verband met dreigend verval van vorderingsrechten geen tijd om over de schade te correspon-deren en waren [M. ] c.s. genoodzaakt direct tot dagvaarden over te gaan. Tegen die achtergrond hebben de door [M. ] c.s. opgevoerde werkzaamheden van hun raadsman te gelden als werkzaamheden ter instructie van de zaak. De daarmede ge-moeide kosten worden bestreken door art. 57 lid 6 Rv (oud).
5.12 Als de in het ongelijk gestelde partij zal Cathay Pacific worden veroordeeld in de proceskosten.
6. Beslissing
De rechtbank:
6.1 Veroordeelt Cathay Pacific tot betaling aan [M. ] van het bedrag van US$ 483.210,84 (vierhonderd drieëntachtig duizend tweehonderd tien en 84/100 US dollar), althans tot betaling van de tegenwaarde daarvan in euro's per de dag van vol-doening, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
6.2 Veroordeelt Cathay Pacific tot betaling aan Guardforce van het bedrag van US$ 350.000 (driehonderd vijftig duizend US dollar), althans tot betaling van de te-genwaarde daarvan in euro's per de dag van voldoening, te vermeerderen met de wet-telijke rente vanaf de dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening.
6.3 Veroordeelt Cathay Pacific in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van eisers begroot op € 177,07 aan verschotten en € 8.894,08 aan salaris voor de procureur.
6.4 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.5 Wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.C. Monster, voorzitter, en mrs. J. Rood en Chr.A. Baardman, leden van de meervoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken ter te-rechtzitting van 22 januari 2003, in tegenwoordigheid van de griffier.