ECLI:NL:RBHAA:2003:AF6029

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
13 maart 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
192118
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • F.J.P. Veenhof
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst tussen De Valck B.V. en [VERWEERDER]

In deze zaak heeft de Rechtbank Haarlem op 13 maart 2003 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap LANDBOUWBEDRIJF DE VALCK B.V. en haar mededirecteur, aangeduid als [VERWEERDER]. De Valck heeft het verzoek tot ontbinding ingediend op basis van veranderingen in de omstandigheden die volgens hen de voortzetting van de arbeidsovereenkomst onmogelijk maakten. De Valck stelde dat het vertrouwen in [VERWEERDER] was geschaad door zijn weigering om deel te nemen aan werkoverleggen en zijn eigengereide optreden in een pachtprocedure. [VERWEERDER] heeft hiertegen verweer gevoerd en betoogd dat hij als statutair directeur moet worden beschouwd, wat zou betekenen dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn om het verzoek te behandelen. Hij voerde ook aan dat de rechtsverhouding tussen hem en De Valck kenmerken van een landbouwmaatschap vertoonde, en dat er geen sprake was van een gezagsverhouding.

De kantonrechter heeft de argumenten van [VERWEERDER] verworpen en geoordeeld dat er voldoende gewichtige redenen waren om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. De rechter heeft vastgesteld dat de arbeidsrelatie verstoord was door de verschillende inzichten tussen partijen, wat een vruchtbare voortzetting van de samenwerking in de weg stond. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 april 2003, en [VERWEERDER] is een vergoeding van EUR €52.000,00 bruto toegekend, die De Valck aan hem moet betalen. De rechter heeft ook bepaald dat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers en werknemers om duidelijke communicatie en samenwerking te onderhouden, en dat veranderingen in omstandigheden kunnen leiden tot ontbinding van arbeidsovereenkomsten als het vertrouwen tussen partijen is geschaad.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
sector kanton, locatie Haarlem
zaaknummer: 192118
datum uitspraak: 13 maart 2003
Beschikking ontbinding arbeidsovereenkomst
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LANDBOUWBEDRIJF DE VALCK B.V.,
te Aalsmeerderbrug, gemeente Haarlemmermeer,
verzoekster,
hierna: De Valck,
gemachtigde mr. R.C.M. Andriessen,
--tegen--
[VERWEERDER],
te [WOONPLAATS]
verweerder,
hierna: [VERWEERDER],
gemachtigde mr. R.E. Gerritsen.
1. De procedure
1.1 Op 30 december 2002 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van De Valck, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst. [VERWEERDER] heeft een verweerschrift ingediend.
1.2 De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 20 februari 2003. Op deze zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht. De gemachtigden van partijen hebben pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is verhandeld.
1.3 Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
1.4 De inhoud van de stukken dient als hier ingelast te worden beschouwd.
2. De feiten
Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweerspro-ken inhoud van de overgelegde producties, staat tussen partij-en het volgende vast:
a. [VERWEERDER] is geboren in 1961 en thans dus 41 jaar oud. Hij is op 5 december 1980 bij De Valck in dienst getreden. Sedert 1 mei 1990 bekleedt [VERWEERDER] de functie van mededirecteur tegen een salaris van thans EUR €2.078,74 bruto per maand, exclusief emolumenten.
b. Naast zijn salaris ontvangt [VERWEERDER] jaarlijks 50% van het netto bedrijfsresultaat als winstaandeel en bewoont hij om niet een aan De Valck toebehorende dienstwoning.
c. De Valck is een agrarisch bedrijf en een 100% dochter vennootschap van de holding Capita Selecta B.V., waarvan de enige drie aandeelhouders zijn: de va-der van [VERWEERDER], een oom van [VERWEERDER] en een tante van [VERWEERDER].
d. Capita Selecta is bestuurster en enig aandeelhoudster van De Valck en tevens enig aandeelhoudster van de Onroerend Goed Maatschappij De Meer B.V. (hier-na: De Meer B.V.), van welke vennootschap De Valck de door haar geëxploi-teerde grond pacht.
e. De pachtovereenkomst betreft 80 ha grond die in1990 aan de N.V. Luchthaven Schiphol is verkocht en geleverd en vanaf dat moment door De Meer B.V. om niet voortgezet wordt gebruikt.
f. Bij aanstellingsbrief van 30 september 1990 van De Valck aan [VERWEER-DER] zijn de volgende tussen partijen gemaakte afspraken vastgelegd:
"Hierbij bevestigen wij het gesprek waarin wij zijn overeengekomen dat u vanaf 1 mei 1990 als mededirecteur van ons bedrijf bent aangesteld. Aan deze aan-stelling zijn de volgende voorwaarden verbonden:
- De aanstelling geschiedt voor een periode van vijf jaar derhalve eindigt deze per 1 mei 1995. Na deze datum zal de bedrijfsvoering kunnen worden voort-gezet voor eigen rekening en risico. Hiervoor zal uiterlijk 1 mei 1994 een af-zonderlijke overeenkomst worden opgesteld, (...…)."
g. Bij beschikking van 20 maart 2002 heeft de kantonrechter te Haarlem een eerder ontbindingsverzoek van De Valck afgewezen.
3. Het verzoek
3.1 De Valck verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De Valck baseert het verzoek op veranderingen in de omstandigheden.
3.2 Ter toelichting heeft De Valck het volgende -samengevat- gesteld.
Na de afwijzende beschikking van 20 maart 2002 hebben partijen de draad weer opgepakt. Er hebben zich inmiddels gebeurtenissen voorgedaan die hebben geleid tot een verandering in de omstandigheden die van dien aard is dat de arbeidsovereenkomst op korte termijn behoort te eindigen.
[VERWEERDER] heeft schriftelijk laten weten dat hij het afgesproken werkoverleg niet langer op die manier wenste te voeren. Bij brief van 24 oktober 2002 heeft De Valck [VERWEERDER] gewaarschuwd en heeft zij hem erop gewezen dat hij verplicht is aan redelijke opdrachten van De Valck te voldoen. Tevens is aan [VERWEERDER] te kennen gegeven dat De Valck bij het hardnekkig weigeren hiervan genoodzaakt zal zijn tot het nemen van maatregelen.
De weigering van [VERWEERDER] om deel te nemen aan werkbesprekingen is hardnekkig gebleken.
In december 2002 heeft [VERWEERDER] opdracht verstrekt tot het entameren van een pachtprocedure en heeft hij de daarbij betrokken gemachtigde ten laste van De Valck reeds een voorschot betaald. Bij brief van 11 december 2002 heeft De Valck [VER-WEERDER] te kennen gegeven dat deze eigengereide wijze van optreden niet toelaatbaar is. [VERWEERDER] is voorts niet verschenen op een bespreking waarvoor hij was uitgenodigd om uitleg te geven.
Mede gelet op de houding van [VERWEERDER] in het recente verleden heeft De Valck hierop geconcludeerd dat het vertrouwen in het functioneren van [VERWEER-DER] is komen te vervallen.
Hoewel De Valck van mening is dat de opgetreden verandering van omstandigheden geheel te wijten is aan [VERWEERDER], is zij bereid aan [VERWEERDER] een vergoeding toe te kennen gelijk aan de "neutrale" kantonrechterformule gebaseerd op het bruto salaris inclusief vakantiebijslag, derhalve een bedrag van €50.513,38.
4. Het verweer
4.1 [VERWEERDER] concludeert primair tot onbevoegd verklaring, subsidiair tot niet-ontvankelijkheid van De Valck/afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [VERWEERDER] primair de behandeling daarvan aan te houden tot een zodanig tijdstip dat het [VERWEERDER] gegeven zal zijn een berekening over te leggen van de te lijden schade, subsidiair hem een schadeloosstelling toe te kennen terzake van gederfde inkomsten uit arbeid van €632.000,00 bruto onder vermelding van de factoren/componenten die al dan niet tot de grondslag van de berekening van de schadeloosstelling dienen, voorts hem een vergoeding toe te kennen van €22.500,00 inclusief omzetbelasting wegens buitenge-rechtelijke kosten van advies en juridische bijstand, met veroordeling van De Valck in de proceskosten..
4.2 Ter toelichting heeft [VERWEERDER] het volgende -samengevat- aangevoerd.
a. Op 1 mei 1990 is [VERWEERDER] als mede directeur (lees: statutair directeur) van De Valck aangesteld. De inschrijving daarvan in het handelsregister is alle betrokkenen echter ontgaan. Dat wel degelijk werd bedoeld dat [VERWEERDER] statutaire bevoegdheden kreeg, blijkt uit de beschrijving van de bevoegdheden van [VER-WEERDER] in de overeenkomst die tussen partijen bestaat. Een dergelijke beschrijving past uitsluitend bij de benoeming van een statutair directeur en niet bij een gewone procuratiehouder. De inschrijving in het handelsregister is niet constitutief voor de vraag of er daadwerkelijk een statutaire benoeming heeft plaatsgevonden. [VERWEERDER] moet daarom als statutair directeur worden beschouwd zodat het verzoek ten onrechte bij de kantonrechter is ingediend.
b. De rechtsverhouding tussen De Valck en [VERWEERDER] heeft alle kenmerken van een landbouwmaatschap in plaats van een gezagsverhouding. Krachtens de in 1990 tot stand gekomen overeenkomst participeert [VERWEERDER] immers in de winsten en verliezen van de "maatschap" en in het vermogen daarvan. Zodra de rechtsverhouding expireert dient aan [VERWEERDER] het alternatief van verzelfstandiging en het ter beschikking stellen van 80 hectare andere landbouwgrond te worden aangeboden. Materieel ontbreekt een daadwerkelijke gezagsverhouding, zodat het verzoek tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden.
c. Voor zover de overeenkomst wel als een loondienstverhouding moet worden beschouwd is de expiratie daarvan onlosmakelijk verbonden met de voortzettingsrechten van [VERWEERDER] als zelfstandig boer. Deze rechtsmomenten vallen in feite samen, althans dienen de overeengekomen voortzettingsrechten alsdan geacht te zijn ontstaan. Dit betekent dat zich geen ontbindingsgrond meer voordoet.
d. De door De Valck aangevoerde gronden zijn onjuist, niet op feiten gebaseerd en in feite ook valselijk aangevoerd teneinde te voorkomen dat [VERWEERDER] zijn rechten uit hoofde van de participatie en verzelfstandigingsovereenkomst zou gaan uitoefenen.
e. Voor zover de ontbinding zal worden toegewezen dient daarbij in aanmerking te worden genomen dat De Valck heeft gehandeld in strijd met het goed werkgeverschap. Dat dient ertoe te leiden dat factor 4 van de kantonrechterformule bij de vaststelling van de schadevergoeding een rol moet spelen. Met zeer bewuste en oneigenlijke bedoelingen is [VERWEERDER] in een positie gemanoeuvreerd dat hem na 23 jaren trouwe dienst het verwijt zou kunnen worden gemaakt dat hij werkoverleg schuwt. Indien de vooruitzichten op inkomen over de komende twintig jaren uit hoofde van de huidige werkzaamheden teloor gaan en ook de overeenkomst met betrekking tot de landbouwmaatschap niet wordt nagekomen gaan er zeer aanzienlijke financiële belangen voor [VERWEERDER] verloren. [VERWEER-DER] houdt zich uitdrukkelijk het recht voor om afzonderlijke vorderingen in te tellen gericht op de nakoming van de participatie dan wel verzelfstandigingsrechten en/of vergoedingsrechten. [VERWEERDER] verzoekt de kantonrechter daarom zeer precies te omlijnen hetgeen wel danwel niet wordt meegewogen als relevante factoren voor de beoordeling en bepaling van de schadeloosstelling.
5. De beoordeling van het verzoek
5.1 De kantonrechter begrijpt het betoog van [VERWEERDER] dat hij als statutair directeur is aangesteld aldus dat hij stelt dat hij bestuurder is van De Valck. Daarom zal allereerst moeten worden beoordeeld of [VERWEERDER] beschouwd moet worden als bestuurder, in welk geval immers de kantonrechter niet bevoegd is van het verzoek kennis te nemen.
5.2 De hierboven onder 2.f. deels geciteerde aanstellingsbrief van 30 september 1990 bevat de functieaanduiding "mededirecteur ". Nu onvoldoende gebleken is dat aan deze aanstelling een besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders ten grondslag ligt, houdt deze functieaanduiding niet in dat [VERWEERDER] tot bestuurder in de zin der wet werd benoemd. Dat [VERWEERDER] in de functie van mededirecteur bevoegdheden heeft die ook aan een bestuurder zouden (kunnen) toekomen, impliceert nog niet dat [VERWEERDER] dus bestuurder is en doet derhalve aan het vorenstaande niet af. De kantonrechter verwerpt daarom dit betoog van [VERWEERDER] en acht zich bevoegd van het verzoek kennis te nemen.
5.3 Voorts heeft [VERWEERDER] aangevoerd dat de rechtsverhouding tussen partijen alle kenmerken heeft van een landbouwmaatschap in plaats van een gezagsverhouding en dat om die reden materieel een daadwerkelijke gezagsverhouding ontbreekt, zodat het verzoek tot niet-ontvankelijkheid dient te leiden.
5.4 De kantonrechter verwerpt ook dit betoog van [VERWEERDER]. Gebleken is immers dat [VERWEERDER] in 1980 op basis van een arbeidsovereenkomst in dienst is getreden van De Valck, dat hij aanwijzingen moet opvolgen van de bestuurster van De Valck en dat hij maandelijks een salaris krijgt uitbetaald. Het feit dat [VERWEERDER] ook gerechtigd is in de winst van De Valck doet daar niet aan af, omdat een winstdeling, ook niet een winstdeling van de omvang als waarvan hier sprake is, het bestaan van een arbeidsovereenkomst niet uitsluit. Ook het feit dat in de loop der jaren de verhouding tussen partijen mogelijk eveneens kenmerken is gaan vertonen van een andere rechtsverhouding laat het bestaan van de arbeidsrelatie onverlet.
5.5 Voor zover [VERWEERDER] zich op voortzettingsrechten beroept, verwerpt de kantonrechter dat betoog, omdat in het kader van deze procedure niet gebleken is dat de in de aanstellingsbrief van 30 september 1990 genoemde nadere overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Dat betekent dat er nog steeds sprake is van (ook) een arbeidsrechtelijke verhouding tussen partijen.
5.6 De kantonrechter heeft zich er voorts van vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. Daarvan is in dit geval geen sprake.
5.7 Omtrent de vraag of zich gewichtige redenen voordoen die tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst moeten leiden, wordt het volgende overwogen.
Ter zitting is duidelijk geworden dat partijen over een groot aantal zaken, die niet alleen op hun arbeidsrechtelijke relatie betrekking hebben, van inzicht verschillen. Dit verschillende inzicht leidt echter wel tot fricties in die arbeidsrechtelijke relatie en zal een vruchtbare voortzetting van de samenwerking in de weg staan. Onder die omstan-digheden is het niet zinvol de arbeidsrelatie te laten voortduren, warmee natuurlijk niets gezegd is over de andere mogelijk bestaande rechtsverhouding(en) tussen partijen.
5.8 Er zijn dus voldoende gewichtige redenen de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden per 1 april 2003.
5.9 Omtrent de vraag of de omstandigheden van het geval meebrengen dat [VERWEERDER] naar billijkheid een vergoeding behoort te worden toegekend, wordt het volgende overwogen. De omstandigheden die De Valck heeft gesteld zijn onvoldoende gebleken om de conclusie te rechtvaardigen dat [VERWEERDER] dermate verwijtbaar heeft gehandeld dat hem geen enkele vergoeding (meer) toekomt.
Zoals al is overwogen hebben partijen naast een arbeidsrechtelijke relatie mogelijk nog een andere rechtens relevante verhouding. Die diverse verhoudingen grijpen echter in elkaar, waardoor van verwijtbaar handelen aan de zijde van [VERWEERDER] in de arbeidsrechtelijke relatie niet kan worden gesproken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat aan [VERWEERDER] in redelijkheid een vergoeding toekomt.
5.10 De vergoeding wordt gesteld op (afgerond) EUR €52.000,00 bruto. Hierbij is slechts rekening gehouden met de gebruikelijke aspecten van de arbeidsrechtelijke relatie zoals deze tot uitdrukking komen in de factoren A, B en C van de kantonrechtersformule, waarbij factor C op 1 is gesteld. Wat het salaris betreft is naast het onder 2.a. genoemde salaris en 8% vakantiegeld in het kader van deze procedure geen rekening gehouden met de genoemde winstuitkering. Nu niet gezegd kan worden dat aan één van partijen in overwegende mate een verwijt voor de verstoorde arbeidsrelatie gemaakt kan worden, bestaat voorts geen aanleiding factor C naar boven of beneden bij te stellen.
Uitdrukkelijk heeft de kantonrechter voorts geen rekening gehouden met eventuele aanspraken van [VERWEERDER] op rechten voortvloeiend uit een mogelijk bestaande maatschapsverhouding en/of uit participatie- en verzelfstandigingsaanspraken en/of uit pachtrechtelijke aanspraken.
Gelet op het vorenstaande zijn geen termen aanwezig om de beslissing op de verzochte vergoeding aan te houden en [VERWEERDER] in de gelegenheid de stellen een berekening over te leggen van de te lijden schade.
5.11 Voor toekenning van een vergoeding wegens buitengerechtelijke incassokosten bestaat in het kader van deze procedure geen aanleiding, nu niet gebleken is dat partijen daarover afspraken hebben gemaakt.
5.12 Nu De Valck reeds een vergoeding heeft aangeboden overeenkomstig de thans door de kantonrechter toegepaste rekenmethode, is het verzoek aanstonds toewijsbaar en kan de zaak bij eindbeslissing worden afgedaan.
5.13 Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompen-seerd in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
6. De beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de arbeidsovereenkomst per 1 april 2003;
kent aan [VERWEERDER] ten laste van De Valck een vergoeding toe van EUR €52.000,00 bruto, ineens te voldoen, als aanvulling op ingevolge sociale verzekeringswetten te ontvangen uitkeringen dan wel elders te verwerven lager inkomen uit arbeid;
veroordeelt voor zover nodig De Valck tot betaling van die vergoeding aan [VERWEERDER];
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.