BESCHIKKING OP EEN BEROEP TEGEN EEN AANWIJZING KRACHTENS
ARTIKEL 1:263 ABW
Zaaknummer: [zaaknummer]
Datum beschikking: [datum]
BESCHIKKING VAN DE KINDERRECHTER BETREFFENDE DE MINDERJARIGE:
naam: [naam minderjarige],
roepnaam: [naam minderjarige]
geboren: [geboortedatum] te [geboorteplaats]
moeder: [naam moeder]
wonende te [woonplaats]
vader : [naam vader]
wonende te [woonplaats]
gezag : moeder
verblijfplaats: bij moeder
Voor het verloop van de procedure verwijst de rechtbank naar de volgende stukken, waarvan de inhoud als hier ingevoegd is te beschouwen:
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van [naam minderjarige];
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van Bureau Jeugdzorg Amsterdam van [datum], waarin een schriftelijke aanwijzing is gegeven;
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van Bureau Jeugdzorg Amsterdam van [datum] aan het Fora;
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief met bijlagen van Bureau Jeugdzorg Amsterdam, waarbij het arrest van het Gerechtshof Amsterdam van [datum], het hulpverleningsplan van [datum] en enkele brieven van de moeder aan de gezinsvoogd zijn gehecht;
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brief van Bureau Jeugdzorg Amsterdam van [datum] aan [naam minderjarige] en haar moeder gericht betreffende aanvullende informatie ten behoeve van het Fora-onderzoek;
- de op [datum] ter griffie van deze rechtbank ontvangen brieven van moeder aan de gezinsvoogd, waaronder het bezwaar van [datum] tegen de schriftelijke aanwijzing met als bijlagen gespreksverslagen met de gezinsvoogd;
- het proces-verbaal van de behandeling ter terechtzitting d.d. [datum].
PROCESVERLOOP EN DE VASTSTAANDE FEITEN
Bij beschikking d.d. [datum] van het Gerechtshof Amsterdam is voornoemde minderjarige onder toezicht gesteld, welke ondertoezichtstelling thans nog voortduurt tot [datum]. Het Hof heeft op grond van een aantal nader genoemde feiten en omstandigheden geoordeeld dat er thans sprake is van een voor [naam minderjarige] en haar geestelijke en zedelijke ontwikkeling acute, ernstige risicovolle situatie. Er is volgens het Hof een concreet en ernstig risico van herhaling van seksueel misbruik door stiefvader doordat stiefvader - in strijd met een hem door de reclassering gegeven aanwijzing- weer contact heeft met [naam minderjarige] en, als partner van de moeder, met [naam minderjarige] in gezinsverband woont, terwijl hij de voor hem geindiceerde therapie niet heeft afgemaakt. Voorts is er sprake van een ernstige situatie doordat de moeder - en ook [naam minderjarige]- de aan deze situatie voor [naam minderjarige] verbonden gevaren niet, althans onvoldoende, onderkennen terwijl zij, evenals de stiefvader, hulpverlening afwijzen. Blijkens het arrest heeft de Raad voor de Kinderbescherming in zijn rapport van [datum] geconcludeerd dat de ondertoezichtstelling tot doel heeft om door een deskundigenonderzoek meer inzicht te krijgen op de ontwikkeling van [naam minderjarige] en de invloed van de relatie tussen [naam minderjarige] en de moeder op die ontwikkeling, om de veiligheid van [naam minderjarige] te waarborgen, alsmede om te onderzoeken of het in het belang van [naam minderjarige] is om thuis te blijven wonen, en om toezicht te houden op de ontwikkeling en veiligheid van [naam minderjarige].
In het hulpverleningsplan van [datum] is onder meer door de gezinsvoogd als doel geformuleerd dat [naam minderjarige] een onderzoek heeft gehad, zodat er duidelijkheid over haar ontwikkeling is en zo nodig er een passend hulpaanbod gerealiseerd wordt. Dit hulpverleningsplan is op [datum] met [naam minderjarige] en de moeder besproken.
Op [datum] is een schriftelijke aanwijzing verzonden aan de minderjarige ingevolge artikel 1: 258 BW, inhoudende dat zij verplicht is mee te werken aan het door de gezinsvoogd aangevraagde onderzoek door het FORA gericht op de persoonlijkheidsontwikkeling. Daarbij is gesteld dat indien [naam minderjarige] niet aan het onderzoek door het FORA meewerkt, als sanctie gesteld wordt dat er een gesloten behandeling aangevraagd zal worden.
Bij brief van [datum], ontvangen op [datum], heeft [naam minderjarige] de kinderrechter verzocht de aanwijzing vervallen te verklaren. De moeder heeft bij brief van [datum] evenzeer bezwaar gemaakt tegen de aanwijzing.
[naam minderjarige] schrijft in haar brief van [datum] dat de gezinsvoogd zonder toestemming van haar of haar moeder een onderzoeksaanvraag bij het FORA heeft ingediend. Zij is het daar niet mee eens. Sinds dat haar stiefvader weer bij haar en haar moeder woont, dat wil zeggen vanaf [datum], gaat alles heel goed met haar. Zij leven als normaal gezin samen. Zij heeft het verleden verwerkt door er veel met vrienden over te praten en zij heeft absoluut geen behoefte om met vreemden te spreken over wat er gebeurd is. Zij heeft een hele goede band met haar moeder. Zij wil nu met rust gelaten worden door al die instanties die, hoewel zij al veertien jaar is en dus geen kind meer is, weigeren haar standpunt au serieux te nemen en weigeren te geloven dat zij nu goed functioneert. Verder wil zij zeker niet dat, indien er toch een onderzoek zou komen, het FORA weet wat er met haar is gebeurd, omdat de onderzoekers dan van tevoren hun mening al gevormd hebben en het onderzoek niet langer onafhankelijk is. De schriftelijke aanwijzing dient van haar opgeheven te worden en zij wil dat ook de ondertoezichtstelling beëindigd wordt, omdat, zo schrijft zij, zij niet gediend is van de manier waarop de gezinsvoogd haar behandelt. Zij heeft dit standpunt ter zitting herhaald.
De moeder heeft in haar brief van [datum] en ter zitting aangegeven dat er haars inziens geen noodzaak is voor het opleggen van een schriftelijke aanwijzing. In dit verband heeft zij gesteld dat zij er steeds weer mee wordt geconfronteerd dat de gezinsvoogd andere dingen schrijft dan hij heeft gezegd, reden waarom zij de gesprekken met de gezinsvoogd ook opneemt op de band, met zijn medeweten. Zo stelt de gezinsvoogd in de aanwijzing dat de afspraken met de gezinsvoogd niet worden nagekomen. Dit wordt echter mede veroorzaakt, zoals de gezinsvoogd ook weet, door een vertraging van de postbezorging met enkele weken vanwege de postblokkade, welke op hun naam zit in verband met een schuldsanering. De post gaat daardoor via de bewindvoerder. De gezinsvoogd heeft verder ook nooit gebruikt gemaakt van haar suggestie de post rechtstreeks naar [naam minderjarige] te sturen, op wier naam geen postblokkade zit. Verder heeft zij in een gesprek met de gezinsvoogd op [datum] afgesproken dat [naam minderjarige] alleen meewerkt aan het onderzoek indien het FORA vooraf niet op de hoogte is van het seksueel misbruik van [naam minderjarige] door stiefvader, omdat er anders geen objectief en onafhankelijk onderzoek meer kan plaatsvinden. Ook is afgesproken dat er geen psychologisch onderzoek voor haar en haar man komt. Desondanks heeft zij moeten constateren dat er tegen de afspraak in, zonder overleg, reeds een onderzoek is aangevraagd bij het FORA en dat ook zij en haar man daarbij worden betrokken. De stukken over het seksueel misbruik en het raadsrapport, waarmee zij het totaal niet eens is, blijken nu toch ook verzonden te zijn aan het FORA. Er zijn, zoals zij reeds aan de gezinsvoogd had gemeld, volgens haar ook onderzoeksbureaus die onderzoeken verrichten zonder stukken, waarbij zij de naam van bureau 'Spel' in Purmerend heeft genoemd. Verder heeft zij ook bedenkingen tegen het FORA, omdat er meerdere klachten tegen onderzoekers gegrond zijn verklaard bij een klachtencommissie. Meer in zijn algemeenheid heeft zij gesteld dat het goed gaat met [naam minderjarige], zij gelukkig is, het goed doet op school en meespeelt als figurant in een film. Een noodzaak voor een onderzoek, laat staan een chanterende dreiging met een uithuisplaatsing bij niet meewerken, is dan ook niet aanwezig. Ter zitting heeft zij haar standpunt in zoverre genuanceerd dat zij op zich niet tegen een onderzoek is, maar wel op de wijze en de voorwaarden waaronder dit onderzoek wordt verricht.
Ter beoordeling staat de vraag of er redenen zijn de schriftelijke aanwijzing van de gezinsvoogd, inhoudende dat [naam minderjarige] aan een onderzoek meewerkt door het FORA, vervallen te verklaren.
De kinderrechter overweegt in dit verband allereerst dat, gelet op het bepaalde in artikel 1:258 BW de gezinsvoogdij-instelling ter uitvoering van haar taak in het kader van de ondertoezichtstelling een schriftelijke aanwijzing kan geven betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter kan ingevolge artikel 1:259BW de aanwijzing vervallen verklaren. Bij de beoordeling van de noodzaak een schriftelijke aanwijzing te geven komt aan de gezinsvoogdij-instelling een zekere beleidsvrijheid toe. Dit betekent dat de kinderrechter, gegeven de taak van de gezinsvoogd, beziet of de gezinsvoogd voldoende gronden heeft om de schriftelijke aanwijzing op te leggen. Daarbij is met name ook van belang of de aanwijzing in overeenstemming met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals aangegeven in de Algemene wet bestuursrecht, is gegeven.
Van de zijde van [naam minderjarige] en haar moeder is allereerst aangevoerd, in essentie samengevat, dat zij het geven van een schriftelijke aanwijzing niet gepast vinden, omdat er onvoldoende overleg heeft plaatsgevonden met hen en voor zover dit overleg wel heeft plaatsgevonden, de gezinsvoogd onvoldoende rekening houdt met hetgeen bij het gesprek afgesproken is. De kinderrechter overweegt hieromtrent dat, blijkens de motivering van de aanwijzing, als aangegeven in de schriftelijke aanwijzing, vanaf de datum van ondertoezichtstelling op [datum] door de gezinsvoogd veelvuldig contact is opgenomen met [naam minderjarige] en haar moeder over het te initieren psychologisch onderzoek teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de ontwikkeling van [naam minderjarige]. Daarbij is in het gesprek van 3 april 2002 door de gezinsvoogd aangegeven dat de onderzoeksvragen geformuleerd zullen worden door een interne gedragswetenschapper, welke vragen bij brief van [datum] naar moeder en [naam minderjarige] zijn toegestuurd.
In reactie daarop hebben moeder en [naam minderjarige] aangegeven niet akkoord te gaan met de onderzoeksvragen en de conceptbrief aan het FORA. Vanwege de bezwaren heeft de gezinsvoogd op [datum] een gesprek gehad met moeder en [naam minderjarige], waarna de gezinsvoogd de bezwaren besproken heeft met de gedragswetenschapper. Daarop zijn moeder en [naam minderjarige] bij brief van [datum] uitgenodigd om een gesprek te hebben met de gedragswetenschapper op [datum]. Bij brief ingekomen bij de gezinsvoogd op [datum] lieten moeder en dochter weten niet in de gelegenheid te zijn om op de uitnodiging in te gaan. Bij brief van [datum] zijn moeder en dochter andermaal uitgenodigd voor een gesprek op [datum], welke gesprek op [datum] telefonisch is afgezegd en verschoven is naar [datum]. Op [datum] heeft stiefvader laten weten verhinderd te zijn in verband met autopech. In een brief van [datum] is er wederom een uitnodiging verzonden door de gezinsvoogd op [datum]. Op [datum] is andermaal een schriftelijke afzegging binnengekomen bij de gezinsvoogd dat een gesprek niet kan doorgaan in verband met reeds bestaande afspraken. Bij brief van [datum] is er nogmaals een uitnodiging verzonden voor een gesprek op [datum]. Op [datum] heeft moeder telefonisch laten weten dat de uitnodiging voor het gesprek niet tijdig is ontvangen, omdat de post via de bewindvoerder loopt.
Uit het voorgaande blijkt naar het oordeel van de kinderrechter genoegzaam, dat de gezinsvoogd zeer veelvuldig getracht heeft in contact te treden met betrokkenen, maar dat herhaaldelijk op de dag zelf door betrokkenen om diverse redenen de afspraak is afgezegd. Eerst bij de uitnodiging voor het gesprek op [datum] speelde kennelijk het probleem van de postblokkade. Voorts blijkt uit de transcripties van de gesprekken tussen de gezinsvoogd en betrokkenen, zoals neergelegd in de overgelegde gespreksaantekeningen, dat de gezinsvoogd zeer uitvoerig en uitputtend de redenen van het doen van onderzoek besproken heeft en ook zeer uitgebreid ingegaan is op alle mogelijke bezwaren welke door betrokkenen zijn aangevoerd. Niet gezegd kan dan ook worden dat zonder voldoende overleg(mogelijkheden) de aanwijzing tot stand is gekomen.
Met betrekking tot de grief dat de gezinsvoogd steeds in afwijking van het besprokene handelt, overweegt de kinderrechter dat, blijkens het verslag van de gespreksaantekeningen, de gezinsvoogd kennelijk steeds heeft getracht zoveel mogelijk rekening te houden met de wensen van betrokkenen, maar dat in de praktijk niet altijd mogelijk is gebleken. Zo heeft de gezinsvoogd in eerste instantie overeenkomstig de wens van betrokkenen niet het raadsrapport en het hulpverleningsplan bij de aanvraag van het FORA-onderzoek gevoegd. Het FORA heeft echter vervolgens in zijn brief van [datum] aangegeven dat zij zonder de stukken van de Raad voor de Kinderbescherming en het hulpverleningsplan geen onderzoek kan doen, reden waarom de gezinsvoogd zich alsnog genoodzaakt zag deze stukken aan het FORA te doen toekomen. De gezinsvoogd heeft dit aan betrokkenen medegedeeld. De kinderrechter is van oordeel dat, gegeven de wens van het onderzoeksbureau, de gezinsvoogd niet anders kon handelen dan hij heeft gehandeld door alsnog de verlangde stukken te doen toekomen aan het FORA.
Met betrekking tot de grief dat, hoewel moeder en stiefvader geen onderwerp van onderzoek willen zijn, zij desondanks toch bij het onderzoek betrokken zullen worden, overweegt de kinderrechter dat naar ter zitting ook is besproken, onderwerp van onderzoek is de ontwikkeling van [naam minderjarige]. Om een goed beeld hiervan te hebben is uit de aard der zaak de opvoedingssituatie thuis van belang, zodat de relatie welke [naam minderjarige] heeft met haar moeder en stiefvader, essentieel onderdeel uitmaakt van het onderzoek.
Met betrekking tot de kritiek op het FORA , waarbij als alternatief het SPEL in Purmerend is genoemd, overweegt de kinderrechter dat de gezinsvoogd uiteindelijk bepaalt aan welk onderzoeksinstituut hij de voorkeur geeft. Daarbij merkt de kinderrechter op dat het FORA bekend staat als een instituut, welke onafhankelijk en op deskundige wijze, onderzoek verricht.
Voor zover [naam minderjarige] en moeder menen dat de onafhankelijkheid van het FORA wordt aangetast door het meezenden van de stukken over het seksueel misbruik, merkt de kinderrechter op dat haars inziens niet valt in te zien hoe onderzoek gedaan kan worden zonder op de hoogte te zijn van de essentiele feiten, welke aan de ondertoezichtstelling ten grondslag liggen. Zoals reeds ter zitting aan de orde is gekomen acht de kinderrechter het voor het volledige beeld wel noodzakelijk dat de gezinsvoogd het FORA alle beschikbare informatie ter hand stelt, met name ook de stukken die voor een goede ontwikkeling van [naam minderjarige] pleiten, zoals schoolrapporten en zoals betrokkenen wensten, de uitspraak van de kinderrechter in Haarlem, die in eerste instantie het verzoek om ondertoezichtstelling heeft afgewezen. De gezinsvoogd heeft ter zitting toegezegd deze stukken alsnog aan het FORA toe te zenden.
Het laatste punt wat door [naam minderjarige] en haar moeder naar voren is gebracht betreft de noodzaak van het onderzoek. De moeder en [naam minderjarige] stellen dat [naam minderjarige] niet getraumatiseerd is door het seksuele misbruik door de stiefvader, zij heeft het verleden verwerkt door in gesprekken met vrienden het gebeuren te bespreken en dat het verder prima gaat met haar blijkens de schoolresultaten. Zij vinden een onderzoek naar de persoonlijkheidsontwikkeling van [naam minderjarige] dan ook niet nodig, hoewel moeder anderzijds ook weer aangeeft, dat zij op zich geen bezwaar heeft tegen een onderzoek als zodanig. De gezinsvoogd daarentegen vindt het genoemde onderzoek wel noodzakelijk om op die manier te kunnen bezien in hoeverre en welke passende hulpverlening geboden kan worden.
De kinderrechter overweegt dat, gelet op de gronden van de ondertoezichtstelling, zoals aangegeven in de uitspraak van het Hof, de gezinsvoogd die invulling aan zijn taak dient te geven in het kader van de ondertoezichtstelling, feitelijk weinig andere mogelijkheden heeft nu hulpverlening volledig van de hand wordt gewezen, dan via een deskundigenonderzoek te achterhalen hoe het nu werkelijk met [naam minderjarige] gaat. Daarbij is niet ondenkbaar dat onderzoek zal uitwijzen dat [naam minderjarige] geen trauma heeft overgehouden aan het seksuele misbruik door haar stiefvader. Ook overweegt de kinderrechter dat zelfs indien dit wel vastgesteld wordt, dit niet noodzakelijkerwijs betekent dat [naam minderjarige] direct buiten het gezinsverband geplaatst zou moeten worden, iets waarvoor met name [naam minderjarige] lijkt te vrezen. Bij het onderzoek naar [naam minderjarige] zal in ieder geval ook de zienswijze van [naam minderjarige], moeder, c.q. stiefvader betrokken worden dat het nu wel goed met haar gaat, zodat het voor betrokkenen ook een mogelijkheid biedt het tegendeel te bewijzen.
Het vorenstaande betekent dat de schriftelijke aanwijzing de toets der kritiek van de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan doorstaan en ook overigens niet in strijd is met enige rechtsregel.
Ter voorlichting van partijen merkt de kinderrechter nog op dat de gezinsvoogd wettelijk gerechtigd is een sanctie te stellen op het niet voldoen aan de schriftelijke aanwijzing, zoals de sanctie van een gesloten plaatsing teneinde medewerking aan het onderzoek te garanderen. De gezinsvoogd heeft hierbij een zekere beleidsvrijheid, welke echter eerst via een aparte procedure, dat wil zeggen bij een aparte aanvraag tot gesloten uithuisplaatsing aan de kinderrechter voorgelegd zal kunnen worden.
Omdat de ondertoezichtstelling in deze procedure niet aan de orde is en doorloopt naar reeds onherroepelijk is vastgesteld door het Gerechtshof tot [datum], is de kinderrechter, zoals door [naam minderjarige] is verzocht, niet bevoegd de ondertoezichtstelling te beëindigen.
Wijst het verzoek de aanwijzing van de gezinsvoogdij-instelling vervallen te verklaren af.
Verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven en uitgesproken ter openbare terechtzitting van [datum] door
mr. F.G. Hijink als kinderrechter, in tegenwoordigheid van de griffier en verzonden op [datum].