ECLI:NL:RBHAA:2002:AF6675

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
17 december 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
77078
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid voor vermissing van harddisk drives tijdens luchtvervoer

In deze zaak vorderden de eiseressen, waaronder Malenstein B.V. en Samsung Electronics Benelux B.V., schadevergoeding van de gedaagden, Korean Airlines Co. Ltd. (KAL) en Aero Groundservices B.V. (AG), naar aanleiding van de vermissing van harddisk drives tijdens het luchtvervoer. De rechtbank Haarlem deed uitspraak op 17 december 2002. De eiseressen stelden dat KAL en AG aansprakelijk waren voor de vermissing van 8 pallets met harddisk drives, die op 26 september 2000 bij aflevering ontbraken. De rechtbank oordeelde dat KAL aansprakelijk was op basis van het Verdrag van Warschau, en dat de vermissing het gevolg was van diefstal door ondergeschikten van KAL. De rechtbank verwierp het verweer van KAL dat de aansprakelijkheid beperkt was, omdat de diefstal door ondergeschikten was gepleegd. AG werd eveneens aansprakelijk gesteld, omdat N., een werknemer van AG, betrokken was bij de diefstal. De rechtbank oordeelde dat AG op grond van artikel 6:170 BW aansprakelijk was voor de schade die voortvloeide uit de diefstal. De rechtbank wees de vorderingen van de eiseressen toe, inclusief de kosten van expertise, en veroordeelde KAL en AG hoofdelijk tot betaling van de schadevergoeding aan Malenstein. In de vrijwaringzaak werd de vordering van AG afgewezen, omdat KAL niet hoefde te vrijwaren voor de schade die voortvloeide uit de handelingen van haar ondergeschikten. De rechtbank besloot dat de eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 7 niet ontvankelijk waren in hun vordering, maar dat KAL en AG hoofdelijk aansprakelijk waren voor de schade aan Malenstein.

Uitspraak

Zaaknrs/rolnrs: 77078/HA ZA 01-1149 en 80725/HA ZA 02-151
Vonnisdatum: 17 december 2002
688
VONNIS VAN DE RECHTBANK TE HAARLEM,
ENKELVOUDIGE KAMER,
in de hoofdzaak met rolnummer 77078 van:
1. de besloten vennootschap MALENSTEIN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol Oost,
2. de vennootschap naar het recht harer vestiging TOLOS CO. LTD.,
gevestigd en kantoorhoudende te Seoul, Korea,
3. de vennootschap naar het recht harer vestiging SAMSUNG ELECTRONICS CO. LTD.,
gevestigd en kantoorhoudende te Seoul, Korea,
4. de besloten vennootschap SAMSUNG ELECTRONICS BENELUX B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rijswijk,
5. de naamloze vennootschap FORIS CORPORATE INSURANCE N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amstelveen,
6. de besloten vennootschap ERASMUS VERZEKERINGEN B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Rotterdam,
7. de vennootschap naar het recht harer vestiging SAMSUNG INSURANCE CO. OF EUROPE LTD.,
gevestigd en kantoorhoudende te Londen, Groot Britannië,
eiseressen in de hoofdzaak,
procureur mr. P. Heidinga,
-- tegen --
1. de vennootschap naar het recht harer vestiging KOREAN AIRLINES CO. LTD.,
gevestigd te Seoul, Korea alsmede gevestigd te Luchthaven Schiphol, gemeente
Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak sub 1,
procureur mr. B.C. Romein,
2. de besloten vennootschap AERO GROUNDSERVICES B.V.,
gevestigd te Luchthaven Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde in de hoofdzaak sub 2,
procureur mr. H.K. Garvelink,
alsmede in de vrijwaringzaak met rolnummer 80725 van :
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid AERO GROUNDSERVICES B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
eiseres in vrijwaring,
procureur mr. H.K. Garvelink,
-- tegen --
de rechtspersoon naar het recht van het land harer vestiging KOREAN AIRLI-NES CO. LTD.,
gevestigd te Seoul, Korea,
gedaagde in vrijwaring,
procureur mr. B.C. Romijn.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als volgt:
alle eiseressen in de hoofdzaak gezamenlijk als eiseressen in de hoofdzaak,
eiseres in de hoofdzaak sub 1 als Malenstein,
eiseres in de hoofdzaak sub 2 als Tolos,
eiseres in de hoofdzaak sub 3 als SE Co,
eiseres in de hoofdzaak sub 4 als SE Benelux,
beide gedaagden in de hoofdzaak gezamenlijk als gedaagden in de hoofdzaak,
gedaagde in de hoofdzaak sub 1 tevens eiseres in vrijwaring als KAL, en
gedaagde in de hoofdzaak sub 2 tevens gedaagde in vrijwaring als AG.
1. De loop van de gedingen
1.1 Voor de loop van het geding in de hoofdzaak verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is gevraagd:
- de op 13 augustus 2001 uitgebrachte dagvaarding;
- de conclusie van eis;
- de conclusie van antwoord van de zijde van KAL;
- de conclusie van de zijde van AG met productie;
- de conclusie van repliek met producties;
- de conclusie van dupliek van de zijde van KAL;
- de conclusie van dupliek van de zijde van AG met producties.
1.2 Voor de loop van het geding in de vrijwaringzaak verwijst de rechtbank naar de volgende zich in het griffiedossier bevindende gedingstukken, waarop vonnis is ge-vraagd:
- de op 9 januari 2002 uitgebrachte dagvaarding;
- de conclusie van antwoord in vrijwaring met producties;
- de conclusie van reliek in vrijwaring met producties;
- de conclusie van dupliek in vrijwaring.
2. De vaststaande feiten
2.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend, dan wel niet of onvoldoende betwist en/of op grond van de onweersproken inhoud van overgelegde producties, staat in beide ge-dingen het volgende vast:
a. blijkens een tweetal commercial invoices d.d. 23 september 2000 met referentie 7000162331 resp. 7000162343 heeft SE Co aan SE Benelux verkocht 5660 stuks harddisk drives met code SV2044D resp. 5760 harddisk drives met code SV1021D met de leveringsconditie CFR Amsterdam;
b. Se Co, althans Tolos als haar expediteur, heeft deze harddisk drives, geplaatst op 24 pallets ten vervoer per luchtvaartuig tegen betaling aangeboden aan KAL;
c. de ter zake van dit vervoer door KAL opgemaakte luchtvrachtbrief met nummer 180-8061 5485 d.d. 24 september 2000 vermeldt als luchthaven van vertrek Seoul Korea, als luchthaven van bestemming Amsterdam, als consignee Malenstein, als shipper Tolos en als aantal 24 pallets met een gewicht van 7.591 kg;
d. het vervoer vond plaats met vlucht KE 519/24 met aankomst op Schiphol op 25 september 2000;
e. ter zake van de afhandeling van deze vlucht heeft KAL AG ingeschakeld;
f. de zending harddisk drives is op 25 september 2000 door AG opgeslagen in een loods van AG;
g. bij aflevering door AG aan Malenstein op 26 september 2000 werd vastgesteld dat van de zending 8 pallets ontbraken;
h. de vermissing betrof 2.880 harddisk drives met code SV2044D en 960 harddisk drives met code SV1021D (hierna: de vermiste zaken);
i. de totale waarde van de vermiste zaken op basis van factuurwaarde bedraagt US$ 270.268,80;
j. Malenstein heeft KAL en AG op 26 september 2000 schriftelijk in kennis gesteld van de vermissing en daarvoor aansprakelijk gesteld;
k. bij vonnissen van de rechtbank Haarlem d.d. 4 mei 2001 zijn S. en N. elk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waar-van 6 maanden voorwaardelijk onder meer op basis van bewezenverklaring van:
"hij op 25 september 2000 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen 3.840 harde schijven van het merk Samsung ter waarde van ongeveer 270.268,80 US-dollar, toebe-horende aan Samsung Electronics Benelux B.V., waarbij verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en die weg te nemen partij harde schijven onder hun bereik hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten het onbevoegd gebruik van een Schipholpas;"
l. op het vervoer van de onderhavige zending harddisk drives is van toepassing het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (het Verdrag van Warschau), zoals gewijzigd bij het Haags Protocol 1955 (hierna aan te duiden als VvW/HP).
2.2 In de vrijwaringzaak staat, afgezien van de hierboven sub 2.1 genoemde feiten, het navolgende vast:
m. de hierboven sub e genoemde afhandeling geschiedde op basis van een door KAL en AG gesloten Standard Ground Handling Agreement (hierna: SGHA). Deze overeenkomst bepaalt in art. 8 het volgende:
" In this Article, all references to:
(a) "the Carrier" or "the Handling Company" shall include their emplyees, servants, agents and subcontractors;
(b) (…)
(c) (…)
8.1
Except as stated in Sub-Article 8.5, the Carrier shall not make any claim against the Handling Company and Shall indemnify it (subject as hereinafter provided) against any legal liability for claims or suits, including costs and expenses incidental thereto, in respect of:
(a) (…)
(b) (…)
(c) damage to or delay or loss of baggage, cargo or mail carried by the Carrier, and
(d) damage to or loss of property owned or operated by, or on behalf of, the Carrier and any consequential loss or damage;
arising from an act or omission of the handling Company in the performance of this agreement unless done with intent to cause damage, death, delay, injury or loss or recklessly and with the knowledge that damage, death, delay, injury or loss would probably result."
3. De vordering in de hoofdzaak
3.1 Eiseressen in de hoofdzaak vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de hoofdzaak, des dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd, althans veroordeling van KAL, althans veroordeling van AG aan eiseressen in de hoofdzaak, althans Malenstein, althans Tolos, althans SE Co, al-thans SE Benelux, althans eiseres in de hoofdzaak sub 5, althans eiseres in de hoofd-zaak sub 6, althans eiseres in de hoofdzaak sub 7 te betalen een bedrag ad US$ 270.268,80 (althans de tegenwaarde daarvan in Nederlandse valuta) alsmede een be-drag ad fl. 22.660,-- ter zake van buitengerechtelijke en expertisekosten, te vermeerde-ren met de wettelijke rente vanaf 26 september 2000, althans de datum van het exploit van dagvaarding, kosten rechtens.
3.2 Gelet op hetgeen eiseressen in de hoofdzaak bij repliek sub 4 hebben aangevoerd verstaat de rechtbank die vordering aldus dat voor het geval niet alle eiseressen in de hoofdzaak tezamen vorderingsgerechtigd mochten zijn, de vordering primair is inge-steld door Malenstein alleen.
3.3 Eiseressen in de hoofdzaak spreken KAL aan op grond van de bepalingen van het VvW/HP, meer in het bijzonder op grond van art. 25 VvW/HP.
3.4 Aan hun vordering op AG hebben eiseressen in de hoofdzaak een onrechtmatige daad ten grondslag gelegd.
3.5 De in de processtukken vermelde bedragen in guldens zullen in het dictum worden omgerekend in eurobedragen.
4. De vordering in de vrijwaring
4.1 AG vordert dat gelijktijdig met het in de hoofdzaak te wijzen vonnis KAL zal worden veroordeeld om aan AG te betalen al datgene, waartoe AG als gedaagde in de hoofd-zaak bij dat vonnis ten behoeve van eiseressen in de hoofdzaak mocht worden veroor-deeld en met veroordeling van KAL in de kosten van het geding in de hoofdzaak en in de vrijwaring.
5. Het verweer in de hoofdzaak
Gedaagden in de hoofdzaak hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
6. Het verweer in de vrijwaringzaak
KAL heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
7. Beoordeling van het geschil in de hoofdzaak
Ontvankelijkheid
7.1 Door gedaagden in de hoofdzaak is de ontvankelijkheid van eiseressen in de hoofd-zaak, in het bijzonder eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 7 betwist. Hoewel de rechtbank de vordering van eiseressen in de hoofdzaak gelet op de uiteenlopende grondslag van de vorderingen op KAL en AG en het daartegen aangevoerde verweer voor het overige gescheiden zal behandelen, zal de rechtbank dit verweer voor beide vorderingen in de hoofdzaak gezamenlijk behandelen.
7.2 Blijkens de dagvaarding zou gelden dat eiseressen in de hoofdzaak sub 5 tot en met 7 "als ladingverzekeraars betrokken zijn en na uitkering zullen treden in de rechten van hun verzekerde(n) tegenover derden". Terecht hebben gedaagden in de hoofdzaak aangevoerd dat uit het gebruik van de toekomende tijd ("zullen treden") blijkt dat deze eiseressen in de hoofdzaak ten tijde van dagvaarden nog geen uitkering aan hun ver-zekerde(n) hadden gedaan. Bij gebreke daarvan waren zij op dat moment derhalve niet in de rechten van hun verzekerde(n) getreden. Eiseressen in de hoofdzaak hebben dat verweer bij repliek onbesproken gelaten. Mitsdien hebben eiseressen in de hoofdzaak sub 5 tot en met 7 niet aan hun stelplicht voldaan en kunnen zij niet in hun vordering worden ontvangen.
7.3 Gedaagden in de hoofdzaak hebben het vorderingsrecht van eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 4 betwist - zakelijk weergegeven - op de grondslag dat wanneer de geadresseerde zijn rechten uit hoofde van de luchtvervoerovereenkomst uitoefent, de afzender dat gelijktijdig niet óók kan doen, zulks onder verwijzing naar door hen aan-gehaalde jurisprudentie. Om die reden zou uitsluitend Malenstein ontvankelijk zijn. Daartegen hebben eiseressen in de hoofdzaak bij repliek andere jurisprudentie aange-haald alsmede een beroep gedaan op de verdragshistorie, buitenlandse literatuur en rechtspraak. Nog daargelaten dat van eiseressen in de hoofdzaak mocht worden ver-wacht dat zij laatstgenoemd beroep hadden gespecificeerd, geldt dat de Hoge Raad nadien bij arrest van 19 april 2002 (NJ 2002, 412) cassatieberoep tegen het door ge-daagden in de hoofdzaak ingeroepen arrest van het Hof Amsterdam heeft verworpen. Op grond van dat arrest moet het VvW/HP aldus worden uitgelegd dat de afzender aanspraak kan maken op schadevergoeding zolang hij het recht heeft over de goederen te beschikken, doch dat de afzender zijn vorderingsrecht verliest zodra de geadres-seerde de aflevering van de goederen kan vorderen. Waar in casu vaststaat dat Malen-stein aflevering van de goederen heeft gevorderd, waarmede Tolos als afzender haar vorderingsrechten heeft verloren, kunnen eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 4 evenmin in hun vordering worden ontvangen.
Vordering op KAL
7.4 De rechtbank stelt voorop dat, waar KAL de vermissing van 8 pallets met harddisk drives bij uitlevering op 26 september 2000 niet heeft betwist evenmin als dat zij de vermiste zaken uit hoofde van de luchtvrachtbrief ten vervoer heeft aangenomen, KAL aansprakelijk is voor de schade. Een door KAL ingeroepen beperking van haar aansprakelijkheid ex art. 22 VvW/HP wordt door Malenstein betwist op de grondslag dat de vermiste zaken zijn gestolen door ondergeschikten van KAL in de zin van arti-kel 25 lid 2 VvW/HP, zijnde S. en/of N.. Dat de vermissing het gevolg is ge-weest van diefstal is niet, althans onvoldoende door KAL betwist. Aldus spitst het ge-schil tussen partijen zich toe op de vraag of laatstgenoemde personen hebben te gelden als ondergeschikten in de zin van die verdragsbepaling.
7.5 Zoals door KAL terecht is aangevoerd, komt het ter zake van de beoordeling van het beroep op art. 25 lid 2 VvW/HP niet alleen erop aan of S. en/of N. onder de gegeven omstandigheden hebben te gelden als "ondergeschikte" van de vervoerder, maar ook of gehandeld is "in de uitoefening van zijn dienstbetrekking". Dat ter zake van dat laatste sprake is van een zelfstandige eis blijkt uit het door eiseressen geciteer-de commentaar van Giemulla bij laatstgenoemde verdragsbepaling ("acting in perfor-mance of work which they have been entrusted with by the carrier. The agents are ac-ting within the scope of their employment, where there is a direct connection between the work which they have been entrusted with (in respect of its kind and purpose) and the damaging event.").
7.6 Ten aanzien van S. acht de rechtbank het daarvoor noodzakelijke bewijs niet geleverd. Weliswaar levert het tegen hem gewezen strafvonnis dwingend bewijs ex art. 188 Rv (oud) op, nu onbetwist tussen partijen vaststaat dat S. tegen dat von-nis geen hoger beroep heeft ingesteld, doch uit dat vonnis blijkt slechts de betrokken-heid van S. bij de diefstal, maar op geen enkele wijze van het bestaan van een verband tussen de diefstal en "de uitoefening van de dienstbetrekking" van S.. Ten aanzien van N. acht de rechtbank zowel diens betrokkenheid als een functio-neel verband wel genoegzaam aangetoond. In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat eiseressen in de hoofdzaak bij repliek als productie 3 hebben overgelegd een regi-stratie met de navolgende informatie:
"43 N
Medewerkers I Import
Week 39 Van 24-09 t/m 30-09
Maandag 25-09
1500 25 sep 18 17
2330 25 sep 23 26"
Daaruit blijkt volgens eiseressen in de hoofdzaak dat N. als loodsmedewerker bij AG in dienst was en dat hij op de betreffende avond van 25 september 2000 werk-zaam was in de betreffende loods. Hoewel het bepaaldelijk op de weg van AG had gelegen om daarop inhoudelijk te reageren, heeft laatstgenoemde daarvan afgezien. Meer algemeen stelt de rechtbank vast dat AG bij dupliek in de hoofdzaak niet langer heeft betwist dat N. als werknemer bij haar in dienst was. Tegen die achtergrond acht de rechtbank genoegzaam aangetoond dat N. bij AG werkzaam was. Het strafvonnis tegen N. is op tegenspraak gewezen. Weliswaar staat als onbetwist tus-sen partijen vast dat N. tegen voornoemd strafvonnis hoger beroep heeft ingesteld, zodat dit vonnis geen dwingend bewijs oplevert, doch daarmede is niet iedere bewijs-kracht daaraan komen te ontvallen. In het strafvonnis heeft de rechtbank overwogen:
"waarbij verdachte een onmisbare schakel is geweest, aangezien hij uit hoofde van zijn functie kan aangeven welke partijen goederen waardevolle inhoud bevatten en het wegnemen van zaken intern kon voorbereiden.
De rechtbank rekent verdachte zwaar aan, dat hij hierbij misbruik heeft gemaakt van het vertrou-wen dat een werkgever in zijn personeel moet kunnen stellen."
7.8 Hetgeen AG bij dupliek in de hoofdzaak sub 6 heeft aangevoerd met de kennelijke bedoeling tot uitdrukking te brengen dat aan de hierboven sub 7.6 geciteerde overwe-gingen geen relevante betekenis zou toekomen, berust op een verkeerde lezing van het strafvonnis d.d. 4 mei 2001. Uit het gebruik van het woord "misbruik" leidt de recht-bank af dat [N.] volgens de strafrechter daadwerkelijk heeft aangegeven welke par-tijen een waardevolle lading bevatten.
7.9 Tegen de achtergrond van voornoemd vonnis had het op de weg van AG gelegen om bij dupliek meer aan te voeren dan het in twijfel trekken van de relevantie van verkla-ringen van D en het overleggen van een ontkennende verklaring van N. d.d. 23 januari 2001. Naar de rechtbank moet aannemen hebben die verklarin-gen deel uitgemaakt van de stukken betreffende de strafzaak tegen N. op basis waarvan de strafrechter uitspraak heeft gedaan en heeft de strafrechter in die verkla-ringen gelet op de overige gedingstukken geen aanleiding gezien om N. vrij te spreken ter zake van hetgeen hem ten laste was gelegd betreffende de diefstal op 25 september 2000.
7.10 Waar deze diefstal moet worden aangemerkt als opzet acht de rechtbank genoegzaam aangetoond dat de in de onderhavige procedure gevorderde schade het gevolg is opzet in de zin van art. 25 lid 2 VvW/HP. Dat betekent dat KAL geen beroep toekomt op de beperking van aansprakelijkheid ingevolge art. 22 VvW/HP.
7.11 KAL heeft de bij repliek onderbouwde schadecijfers niet, althans onvoldoende weersproken. Temeer waar in het door AG bij antwoord overgelegde rapport van Ex-pertise Bureau Binnendijk-Bree B.V. d.d. 18 december 2000 de schade op exact het-zelfde bedrag wordt becijferd en KAL bij dupliek expliciet heeft verzocht de door AG reeds ontwikkelde c.q. nog te ontwikkelen verweren te beschouwen als mede namens haar te zijn gevoerd, is KAL jegens Malenstein aansprakelijk tot een bedrag van US$ 270.268,80.
Vordering op AG
7.12 Op grond van dezelfde overwegingen als welke de rechtbank heeft gehanteerd ten aanzien van de beoordeling van de vordering op KAL acht de rechtbank genoegzaam aangetoond dat aan de voor aansprakelijkheid geldende vereisten is voldaan. Immers, blijkens die rechtsoverwegingen is N. betrokken geweest bij de diefstal van de vermiste zaken, was hij ten tijde van de diefstal een ondergeschikte van AG en bestaat voldoende verband tussen de diefstal en de aan N. opgedragen taak.
7.13 Gelet op het voorgaande is AG op grond van art. 6:170 BW aansprakelijk voor de schade als gevolg de diefstal.
7.11 Bij wijze van meer subsidiair verweer heeft AG een beroep gedaan op de beperking van aansprakelijkheid ingevolge art. 25a j° lid 1 art. 22 VvW/HP. Dat verweer faalt. In de aard van de fout van [N.], die naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is komen vast te staan, ligt de bedoeling van het veroorzaken van schade besloten, al-thans dat die daad plaatsvond met de wetenschap dat schade waarschijnlijk het gevolg zou zijn, zoals bedoeld in art. 25a lid 3 VvW/HP. Onder die omstandigheden vindt het bepaalde in het eerste lid van die verdragsbepaling geen toepassing. AG is dan ook onbeperkt aansprakelijk voor de door Malenstein geleden schade.
7.12 Aangezien AG geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van de schade in hoofd-som en die schade naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam is aangetoond, zal de rechtbank de vordering in hoofdsom tegen AG toewijzen.
Overige geschilpunten
7.13 Door geen van de gedaagden in de hoofdzaak is verweer gevoerd tegen de vordering tot hoofdelijke veroordeling. Mitsdien zal die vordering worden toegewezen.
7.14 Ten aanzien van de gevorderde expertisekosten ad fl. 7.660,-- heeft uitsluitend KAL verweer gevoerd. Volgens haar zouden die kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen, aangezien zulks niet door het VvW/HP wordt geregeld en zou de Wet Lucht-vervoer, die in art. 26 wel in een regeling daaromtrent zou voorzien, geen ruimte voor vergoeding laten. Dat verweer faalt. Niet zozeer is van belang of het VvW/HP zulks niet regelt alswel of het VvW/HP vergoeding van expertisekosten uitsluit danwel of een andere grondslag voor de vergoeding van dergelijke kosten bestaat. Het eerste is door KAL niet gesteld noch overigens gebleken. Ter zake van het tweede geldt dat het bepaalde in art. 6:96 lid 2 sub b BW een deugdelijke grondslag oplevert. Het beroep op art. 26 Wet Luchtvervoer stuit af op het feit dat daaraan door KAL ontleende ar-gument berust op een verkeerde lezing van dat artikel. Dat artikel sluit vergoeding van expertisekosten met zoveel woorden geenszins uit. Aangezien de gevorderde experti-sekosten bij repliek genoegzaam zijn onderbouwd, wijst de rechtbank deze kosten je-gens KAL toe. Dat geldt ook ten aanzien van AG, nu door haar tegen die vordering geen verweer is gevoerd.
7.15 De gevorderde buitengerechtelijke kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking. Op grond van de betwisting van die kosten bij de respectieve conclusies van antwoord lag het op de weg van eiseressen in de hoofdzaak om die kosten te specificeren. Door bij repliek te volstaan met op te merken dat uitvoerig zou zijn gecorrespondeerd als-mede dat het onderzoek naar de strafrechtelijke aspecten van de zaak zeer tijdrovend is geweest, zijn eiseressen in de hoofdzaak tekortgeschoten in hun stelplicht.
7.16 Als de in het ongelijk gestelde partijen zullen gedaagden in de hoofdzaak in de proceskosten worden veroordeeld.
8. Beoordeling van het geschil in de vrijwaringzaak
8.1 Nog daargelaten dat de conclusie van repliek in vrijwaring gelet op de daarin sub 17 verwoorde conclusie veeleer lijkt te zijn geschreven als verweer tegen een vrijwaring-vordering van KAL, althans niet strookt met en mitsdien niet begrijpelijk is tegen de achtergrond van de vrijwaringvordering van AG, stuit die vordering af op het bepaal-de in art. 8 SGHA. In hetgeen de rechtbank hierboven in r.o. 7.6 en volgende reeds tot uitdrukking heeft gebracht ligt besloten dat en waarom [N.] betrokken is geweest bij de diefstal van de vermiste zaken, dat hij ten tijde van de diefstal een ondergeschikte van AG was alsmede dat voldoende verband bestaat tussen de diefstal en de aan [N.] opgedragen taak. De door eiseressen in de hoofdzaak gevorderde schade vloeit der-halve voort uit een handelen van "employees, servants, agents and subcontractors" van AG dat opzet of daarmee gelijk te stellen schuld in de zin van art. 8 SGHA ople-vert. In een zodanige situatie bepaalt art. 8 SGHA dat KAL AG niet behoeft te vrijwa-ren. Mitsdien ligt de vrijwaringvordering van AG voor afwijzing gereed.
8.2 Als de in het ongelijk gestelde partij zal AG in de proceskosten worden veroordeeld.
9. Beslissing
De rechtbank:
In de hoofdzaak met rolnummer 77078:
9.1 Verklaart eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 7 niet ontvankelijk in hun vordering.
9.2 Veroordeelt KAL en AG hoofdelijk tot betaling aan Malenstein van het bedrag van US$ 270.268,80 (tweehonderd zeventig duizend tweehonderd achtenzestig en 80/100 US dollar), althans de tegenwaarde daarvan in Euro's alsmede tot betaling van exper-tisekosten ad € 3.475,96, te vermeerden met de wettelijke rente vanaf 26 september 2000.
9.3 Veroordeelt KAL en AG in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Malenstein begroot op € 3.396,54 aan verschotten en € 3.448,72 aan salaris voor de procureur.
9.4 Wijst af het anders of meer gevorderde.
9.5 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
In de vrijwaringzaak met rolnummer 80725:
9.6 Wijst de vordering af.
9.7 Veroordeelt AG in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van KAL begroot op € 3.448,72 aan salaris voor de procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. Chr.A. Baardman, lid van voormelde kamer, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 17 december 2002, in tegenwoordigheid van de griffier.