3. De vordering in de hoofdzaak
3.1 Eiseressen in de hoofdzaak vorderen, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, hoofdelijke veroordeling van gedaagden in de hoofdzaak, des dat de een betalende, de ander zal zijn bevrijd, althans veroordeling van KAL, althans veroordeling van AG aan eiseressen in de hoofdzaak, althans Malenstein, althans Tolos, althans SE Co, al-thans SE Benelux, althans eiseres in de hoofdzaak sub 5, althans eiseres in de hoofd-zaak sub 6, althans eiseres in de hoofdzaak sub 7 te betalen een bedrag ad US$ 270.268,80 (althans de tegenwaarde daarvan in Nederlandse valuta) alsmede een be-drag ad fl. 22.660,-- ter zake van buitengerechtelijke en expertisekosten, te vermeerde-ren met de wettelijke rente vanaf 26 september 2000, althans de datum van het exploit van dagvaarding, kosten rechtens.
3.2 Gelet op hetgeen eiseressen in de hoofdzaak bij repliek sub 4 hebben aangevoerd verstaat de rechtbank die vordering aldus dat voor het geval niet alle eiseressen in de hoofdzaak tezamen vorderingsgerechtigd mochten zijn, de vordering primair is inge-steld door Malenstein alleen.
3.3 Eiseressen in de hoofdzaak spreken KAL aan op grond van de bepalingen van het VvW/HP, meer in het bijzonder op grond van art. 25 VvW/HP.
3.4 Aan hun vordering op AG hebben eiseressen in de hoofdzaak een onrechtmatige daad ten grondslag gelegd.
3.5 De in de processtukken vermelde bedragen in guldens zullen in het dictum worden omgerekend in eurobedragen.
4. De vordering in de vrijwaring
4.1 AG vordert dat gelijktijdig met het in de hoofdzaak te wijzen vonnis KAL zal worden veroordeeld om aan AG te betalen al datgene, waartoe AG als gedaagde in de hoofd-zaak bij dat vonnis ten behoeve van eiseressen in de hoofdzaak mocht worden veroor-deeld en met veroordeling van KAL in de kosten van het geding in de hoofdzaak en in de vrijwaring.
5. Het verweer in de hoofdzaak
Gedaagden in de hoofdzaak hebben gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
6. Het verweer in de vrijwaringzaak
KAL heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Daarop zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
7. Beoordeling van het geschil in de hoofdzaak
Ontvankelijkheid
7.1 Door gedaagden in de hoofdzaak is de ontvankelijkheid van eiseressen in de hoofd-zaak, in het bijzonder eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 7 betwist. Hoewel de rechtbank de vordering van eiseressen in de hoofdzaak gelet op de uiteenlopende grondslag van de vorderingen op KAL en AG en het daartegen aangevoerde verweer voor het overige gescheiden zal behandelen, zal de rechtbank dit verweer voor beide vorderingen in de hoofdzaak gezamenlijk behandelen.
7.2 Blijkens de dagvaarding zou gelden dat eiseressen in de hoofdzaak sub 5 tot en met 7 "als ladingverzekeraars betrokken zijn en na uitkering zullen treden in de rechten van hun verzekerde(n) tegenover derden". Terecht hebben gedaagden in de hoofdzaak aangevoerd dat uit het gebruik van de toekomende tijd ("zullen treden") blijkt dat deze eiseressen in de hoofdzaak ten tijde van dagvaarden nog geen uitkering aan hun ver-zekerde(n) hadden gedaan. Bij gebreke daarvan waren zij op dat moment derhalve niet in de rechten van hun verzekerde(n) getreden. Eiseressen in de hoofdzaak hebben dat verweer bij repliek onbesproken gelaten. Mitsdien hebben eiseressen in de hoofdzaak sub 5 tot en met 7 niet aan hun stelplicht voldaan en kunnen zij niet in hun vordering worden ontvangen.
7.3 Gedaagden in de hoofdzaak hebben het vorderingsrecht van eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 4 betwist - zakelijk weergegeven - op de grondslag dat wanneer de geadresseerde zijn rechten uit hoofde van de luchtvervoerovereenkomst uitoefent, de afzender dat gelijktijdig niet óók kan doen, zulks onder verwijzing naar door hen aan-gehaalde jurisprudentie. Om die reden zou uitsluitend Malenstein ontvankelijk zijn. Daartegen hebben eiseressen in de hoofdzaak bij repliek andere jurisprudentie aange-haald alsmede een beroep gedaan op de verdragshistorie, buitenlandse literatuur en rechtspraak. Nog daargelaten dat van eiseressen in de hoofdzaak mocht worden ver-wacht dat zij laatstgenoemd beroep hadden gespecificeerd, geldt dat de Hoge Raad nadien bij arrest van 19 april 2002 (NJ 2002, 412) cassatieberoep tegen het door ge-daagden in de hoofdzaak ingeroepen arrest van het Hof Amsterdam heeft verworpen. Op grond van dat arrest moet het VvW/HP aldus worden uitgelegd dat de afzender aanspraak kan maken op schadevergoeding zolang hij het recht heeft over de goederen te beschikken, doch dat de afzender zijn vorderingsrecht verliest zodra de geadres-seerde de aflevering van de goederen kan vorderen. Waar in casu vaststaat dat Malen-stein aflevering van de goederen heeft gevorderd, waarmede Tolos als afzender haar vorderingsrechten heeft verloren, kunnen eiseressen in de hoofdzaak sub 2 tot en met 4 evenmin in hun vordering worden ontvangen.
Vordering op KAL
7.4 De rechtbank stelt voorop dat, waar KAL de vermissing van 8 pallets met harddisk drives bij uitlevering op 26 september 2000 niet heeft betwist evenmin als dat zij de vermiste zaken uit hoofde van de luchtvrachtbrief ten vervoer heeft aangenomen, KAL aansprakelijk is voor de schade. Een door KAL ingeroepen beperking van haar aansprakelijkheid ex art. 22 VvW/HP wordt door Malenstein betwist op de grondslag dat de vermiste zaken zijn gestolen door ondergeschikten van KAL in de zin van arti-kel 25 lid 2 VvW/HP, zijnde S. en/of N.. Dat de vermissing het gevolg is ge-weest van diefstal is niet, althans onvoldoende door KAL betwist. Aldus spitst het ge-schil tussen partijen zich toe op de vraag of laatstgenoemde personen hebben te gelden als ondergeschikten in de zin van die verdragsbepaling.
7.5 Zoals door KAL terecht is aangevoerd, komt het ter zake van de beoordeling van het beroep op art. 25 lid 2 VvW/HP niet alleen erop aan of S. en/of N. onder de gegeven omstandigheden hebben te gelden als "ondergeschikte" van de vervoerder, maar ook of gehandeld is "in de uitoefening van zijn dienstbetrekking". Dat ter zake van dat laatste sprake is van een zelfstandige eis blijkt uit het door eiseressen geciteer-de commentaar van Giemulla bij laatstgenoemde verdragsbepaling ("acting in perfor-mance of work which they have been entrusted with by the carrier. The agents are ac-ting within the scope of their employment, where there is a direct connection between the work which they have been entrusted with (in respect of its kind and purpose) and the damaging event.").
7.6 Ten aanzien van S. acht de rechtbank het daarvoor noodzakelijke bewijs niet geleverd. Weliswaar levert het tegen hem gewezen strafvonnis dwingend bewijs ex art. 188 Rv (oud) op, nu onbetwist tussen partijen vaststaat dat S. tegen dat von-nis geen hoger beroep heeft ingesteld, doch uit dat vonnis blijkt slechts de betrokken-heid van S. bij de diefstal, maar op geen enkele wijze van het bestaan van een verband tussen de diefstal en "de uitoefening van de dienstbetrekking" van S.. Ten aanzien van N. acht de rechtbank zowel diens betrokkenheid als een functio-neel verband wel genoegzaam aangetoond. In de eerste plaats stelt de rechtbank vast dat eiseressen in de hoofdzaak bij repliek als productie 3 hebben overgelegd een regi-stratie met de navolgende informatie: