ECLI:NL:RBHAA:2002:AF1850
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Vordering tot DNA-test in het kader van vaderschap en belangenafweging
In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, heeft eiser, wonende te Heemskerk, een kort geding aangespannen tegen gedaagde, eveneens wonende te Heemskerk, met als doel te verkrijgen dat gedaagde meewerkt aan een DNA-test van hun minderjarige zoon M. Eiser vordert dat de voorzieningenrechter gedaagde veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het vonnis medewerking te verlenen aan deze test, op straffe van een dwangsom van € 500 per dag bij niet-naleving. Eiser stelt dat hij gerede twijfel heeft over zijn biologische vaderschap van M., wat gedaagde ontkent. De voorzieningenrechter heeft op 18 oktober 2002 uitspraak gedaan.
Tijdens de zitting op 8 oktober 2002 heeft eiser zijn vordering toegelicht, terwijl gedaagde verweer heeft gevoerd en een voorwaardelijke vordering in reconventie heeft ingesteld. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en dat op 26 april 2000 hun zoon M. is geboren. Eiser heeft zijn vordering onderbouwd met de stelling dat hij al geruime tijd in het ongewisse verkeert over zijn vaderschap, terwijl gedaagde weigert medewerking te verlenen aan de DNA-test.
De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen gegeven voor zijn twijfels over het vaderschap, terwijl gedaagde heeft ontkend dat er andere mannen betrokken waren bij de conceptie van M. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangenafweging in het voordeel van gedaagde uitvalt, waardoor de gevraagde voorziening wordt geweigerd. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat ieder van partijen de eigen kosten draagt. De voorwaardelijke reconventionele vordering van gedaagde wordt niet ingesteld, omdat de hoofdvordering is afgewezen.