Blijkens de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 20 september 2001 in de zaak Baby-dry (NJ 2002/139) volgt uit de combinatie van bovengenoemde bepalingen dat artikel 3 lid 1 van de Richtlijn tot doel heeft te voorkomen dat als merk tekens of aanduidingen worden ingeschreven, die, wegens hun overeenkomst met de gebruikelijke wijze van aanduiding van de betrokken waren of diensten of van de eigenschappen daarvan, niet de functie kunnen vervullen van identificatie van de onderneming die ze op de markt brengt, en dus het onderscheidend vermogen missen die voor het vervullen van deze functie vereist is. Bij de beoordeling van de geldigheid van een merk gaat het derhalve, anders dan NL Persgroep cs betogen, uitsluitend om de vraag of het betreffende merk in staat is haar herkomst en identificatiefunctie te vervullen. Het belang van concurrenten om de betreffende aanduiding voor eigen waren of diensten te kunnen gebruiken speelt bij die toetsing geen rol.
5.7 Nog daargelaten de vraag of het tijdschrift van Blvd cs behoort tot het genre tijdschriften waarop NL Persgroep cs doelen, acht de voorzieningenrechter, onder meer gezien de betekenis van het woord boulevard volgens Van Dale's Groot Woordenboek der Nederlandse taal, voorshands aannemelijk dat het woord boulevard op zichzelf in de opvatting van het betrokken publiek niet de gebruikelijke aanduiding is van een (bepaald type) tijdschrift. Dit wordt anders als aan het woord boulevard woorden als - krant, - blad, - pers of - journalistiek worden toegevoegd. Deze termen verwijzen naar het lichtere genre onder de kranten en tijdschriften, met name het soort dat zich slechts bezig houdt met sensatieberichten en schandaaltjes. Zonder een dergelijke toevoeging zal het publiek het woord boulevard evenwel opvatten in de betekenis van "lange, brede straat", vergelijkbaar met het woord avenue. Blvd cs hebben ter zitting aangegeven dat de naam Boulevard destijds ook is gekozen met een knipoog naar het tijdschrift Avenue. Het voorgaande betekent naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter dat het merk BLVD, ook indien dit wordt uitgesproken als Boulevard, een geldig merk is.
5.8 Het argument van NL Persgroep cs dat erkenning van de geldigheid van het merk Boulevard tegen het gerechtvaardigde belang van NL Persgroep cs ingaat om het woord Boulevard vrij te kunnen gebruiken voor haar roddelblad, gaat niet op. Ingevolge het hiervoor onder 5.6 geciteerde artikel 6 van de Richtlijn kunnen Blvd cs NL Persgroep cs niet verbieden hun blad aan te duiden met soortaanduidingen als boulevardblad, boulevardkrant en dergelijke, voorzover daarbij sprake is van gebruik volgens eerlijke gebruiken in nijverheid en handel. Gelet op hetgeen hiervoor over de betekenis van het woord boulevard is overwogen, acht de voorzieningenrechter het voor NL Persgroep cs evenwel niet noodzakelijk gebruik te maken van de aanduiding Boulevard als zodanig. Voor zover NL Persgroep cs bedoelen te betogen dat het hen vrij zou moeten staan soortaanduidingen ook in de titel van hun tijdschrift op te nemen, wijst de voorzieningenrechter erop dat de onder artikel 6 Richtlijn verleende vrijstelling niet zover gaat dat de daar bedoelde soortaanduidingen door concurrenten van de merkhouder vrijelijk kunnen worden gebruikt als onderscheidingstekens, zoals een titel van een tijdschrift.
Verwarringsgevaar
5.9 Vervolgens dient te worden beoordeeld of het gebruik van de titel NL Boulevard voor het roddelblad van NL Persgroep cs gevaar voor verwarring met het merk BLVD oplevert. Bij de beoordeling van het eventuele gevaar voor verwarring dienen alle relevante omstandigheden van het geval te worden betrokken, waaronder met name de onderscheidingskracht van het merk en de mate van overeenstemming tussen merk en teken en van de betrokken waren. Het verwarringsgevaar moet globaal worden beoordeeld. Bij vergelijking van merk en teken moet worden gelet op de totaalindruk, waarbij onder meer met de onderscheidende en dominante bestanddelen rekening moet worden gehouden.
5.10 Met inachtneming van deze uitgangspunten is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter verwarringsgevaar voorshands aannemelijk. Daarbij neemt de voorzieningenrechter ten eerste in aanmerking dat het merk BLVD normaal onderscheidend vermogen heeft. Zoals hiervoor reeds aangegeven is het woord boulevard als zodanig niet beschrijvend en heeft het derhalve onderscheidend vermogen. NL Persgroep cs hebben in dit verband gewezen op de inschrijving van verschillende andere Boulevard-merken. Tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door Blvd cs hebben NL Persgroep cs evenwel niet aannemelijk gemaakt dat deze merken daadwerkelijk worden gebruikt en dat deze worden gebruikt voor tijdschriften. De enkele inschrijving van overeenstemmende merken in het merkenregister kan immers aan het onderscheidend vermogen van een merk niet afdoen. Daar komt bij dat het merk BLVD door het gebruik sinds 1993 in een oplage van circa 30.000 exemplaren per maand en door de hiervoor onder 2 sub e. en f. genoemde reclame inspanningen een zekere mate van bekendheid bij het in aanmerking komende publiek geniet. De voorzieningenrechter heeft bij zijn beoordeling voorts betrokken dat een grote mate van auditieve en begripsmatige overeenstemming bestaat tussen merk en teken. Anders dan NL Persgroep cs is de voorzieningenrechter van oordeel dat aan de toevoeging NL weinig waarde toekomt, alleen al gezien het feit dat een dergelijke geografische aanduiding weinig onderscheidend vermogen heeft. Tenslotte is van belang dat ook de betrokken waren in hoge mate soortgelijk zijn. Dat de doelgroep van beide tijdschriften niet identiek is, doet daar niet aan af. Aannemelijk is dat in ieder geval een overlap bestaat van degenen die met beide tijdschriften in aanraking komen, waaronder niet alleen lezers, maar ook journalisten, fotografen en adverteerders.
5.11 NL Persgroep cs hebben betoogt dat gezien het verschillende uiterlijk van de tijdschriften directe verwarring uitgesloten is. De voorzieningenrechter kan aan NL Persgroep cs toegeven dat degene die reeds bekend is met Blvd. in de winkel niet bij vergissing het blad NL Boulevard zal kopen. Dit neemt evenwel niet weg dat de reële mogelijkheid bestaat van diverse andere vormen van directe verwarring, bijvoorbeeld wanneer over het tijdschrift "Boulevard" wordt gesproken zonder dat een fysiek exemplaar (van een van beide tijdschriften) aanwezig is, of wanneer iemand die de bladen nog niet kent in de winkel vraagt om het blad "Boulevard". Blvd cs hebben aangegeven dat zich in de praktijk daadwerkelijk gevallen van directe verwarring hebben voorgedaan. Zo heeft een freelance journalist zich bij Blvd. gemeld, terwijl hij het oog had op de uitgever van NL Boulevard.
Conclusie
5.12 Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het gebruik van de titel NL Boulevard voor het tijdschrift van NL Persgroep cs inbreuk maakt op de rechten van Blvd cs op het merk BLVD. De gevraagde primaire voorzieningen onder 1. en 2. kunnen derhalve in beginsel worden toegewezen. Aan de onder 1. gevraagde voorziening zal evenwel een redelijke termijn worden verbonden. Ter voorkoming van executiegeschillen zal de voorzieningenrechter de gevraagde voorzieningen onder 2. beperkter toewijzen. Een hoofdelijke veroordeling tot het staken van een bepaalde handeling is niet mogelijk. Met een hoofdelijke veroordeling tot betaling van de dwangsom wordt evenwel het beoogde resultaat bereikt. De dwangsom zal overigens worden gematigd en gemaximeerd als na te melden.
5.13 Nu Blvd cs het gevorderde voorschot op geen enkele manier hebben onderbouwd en tegenover de gemotiveerde betwisting daarvan door NL Persgroep cs niet aannemelijk is geworden dat Blvd cs bij deze vordering het vereiste spoedeisend belang hebben, zal deze vordering worden afgewezen.
5.14 De ingevolge artikel 260 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ("Rv") voorgeschreven termijn zal de voorzieningenrechter stellen op 6 maanden.
5.15 Als de in het ongelijk te stellen partij zullen NL Persgroep cs worden veroordeeld in de proceskosten.