ECLI:NL:RBHAA:2002:AE4994
Rechtbank Haarlem
- Kort geding
- A.C. Monster
- Rechtspraak.nl
Verbod op strafrechtelijke dwangmiddelen en ontruiming van gekraakt pand in Zaandam
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Haarlem op 9 juli 2002 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], wonende te Zaandam, en De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door het Ministerie van Justitie. De eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. R.J. Neijenhof en advocaat mr. L. Scheffer, vorderde een verbod op de toepassing van strafrechtelijke dwangmiddelen door de Officier van Justitie, die dreigde met ontruiming van het pand aan de Kopermolenstraat 1 te Zaandam, waar eiser en andere krakers op 27 juni 2002 waren ingetrokken. De Staat, vertegenwoordigd door procureur mr. P. Heidinga en advocaat mr. W. Heemskerk, voerde verweer aan en concludeerde tot afwijzing van de vordering.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de Officier van Justitie bevoegdheid heeft tot ontruiming op basis van de artikelen 138 en 429 sexies van het Wetboek van Strafrecht, mits er een redelijk vermoeden bestaat dat het pand binnen twaalf maanden voor de kraak door rechthebbenden in gebruik is geweest. De Staat stelde dat er na 27 juni 2001 gebruik is gemaakt van het pand, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de Staat onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het pand aan de Kopermolenstraat 1 door rechthebbenden in gebruik is geweest. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen redelijk vermoeden van overtreding van de genoemde artikelen aanwezig was.
Daarom heeft de voorzieningenrechter de vordering van eiser toegewezen en De Staat verboden om strafrechtelijke dwangmiddelen toe te passen of tot feitelijke ontruiming van het pand over te gaan, totdat er een onherroepelijke uitspraak is gedaan over de strafbaarheid van eiser. Tevens is De Staat veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van eiser zijn begroot op € 896,36. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.