5. De gronden van de beslissing
5.1 Allereerst stelt de voorzieningenrechter ter voldoening aan het bepaalde in artikel 37 BMW zijn bevoegdheid vast met betrekking tot de gestelde merkinbreuk op grond van het feit dat de gestelde inbreuk mede wordt gepleegd in het arrondissement Haarlem.
Ten aanzien van [gedaagde sub 2]
5.2 Ter zitting heeft [gedaagde sub 2] erkend dat het hem sinds de beëindiging van zijn deelnemerschap niet langer is toegestaan gebruik te maken van de beeldmerken, slogan's en andere huisstijlelementen van het Echte Bakkersgilde, waaronder verpakkingsmateriaal. Bij brief van 31 oktober 2001 heeft [gedaagde sub 2] het Echte Bakkersgilde laten weten steeds voornemens te zijn geweest het gebruik van het embleem en de verpakking van het Echte Bakkersgilde zo spoedig mogelijk te staken. [gedaagde sub 2] erkent voorts dat hij niettemin sindsdien gebruik is blijven maken van bedoelde herkenningstekens. Zo erkent [gedaagde sub 2] dat door hem in het maart/april nummer van 2002 van het periodiek orgaan van tennisclub Overdan te Assendelft een adver-tentie is geplaatst die de beeldmerken van het Echte Bakkersgilde en de slogan "Echt….je proeft 't " bevat. [gedaagde sub 2] voert evenwel aan dat hij degene die de onderhavige publicatie heeft verzorgd tevoren heeft verzocht de beeldmerken weg te laten. [gedaagde sub 2] gebruikt ook nu nog verpakkingsmateriaal van het Echte Bakkersgilde. Als reden voert [gedaagde sub 2] daarvoor aan dat het Echte Bakkersgilde dit materiaal niet van hem wil (terug)kopen en hij het niet zomaar wil weggooien. [gedaagde sub 2] vindt het redelijk dat hem een termijn wordt gegund om het resterende verpakkingsmateriaal, te weten ca. 2 dozen papieren zakjes, 4 á 5 dozen cellofaan verpakkingen en 250 tulbanddozen, op te gebruiken. Op dit moment zijn volgens [gedaagde sub 2] alle beeldmerken verwijderd van zijn gevel, van zijn bedrijfsauto en uit de winkel.
5.3 Gezien de hiervoor beschreven erkenning door [gedaagde sub 2] en het feit dat [gedaagde sub 2] weigert het Echte Bakkersgilde schriftelijk onvoorwaardelijk en ondubbelzinnig toe te zeggen zich te zullen onthouden van verdere inbreuk en weigert terzake een boetebeding te accepteren ligt de verbodsvordering terzake het gebruik van de (beeld)merken van het Echte Bakkersgilde voor toewijzing gereed. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde sub 2] inmiddels reeds een meer dan redelijke termijn heeft gekregen het oude verpakkingsmateriaal op te gebruiken. Op het Echte Bakkersgilde rust geen verplichting het resterende materiaal (terug) te kopen. Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat het niet uitvoeren van instructies van [gedaagde sub 2] door derden (als met betrekking tot eerder bedoelde publicatie) een omstandigheid is die niet aan het Echte Bakkersgilde kan worden tegengeworpen, maar voor rekening van [gedaagde sub 2] komt. Nu [gedaagde sub 2] blijkens hetgeen is overwogen in 5.1 moedwillig inbreuk heeft gepleegd kan ook de vordering tot afgifte van het inbreukmakende materiaal worden toegewezen.
5.4 Rest de beoordeling van het verweer van [gedaagde sub 2] dat het gebruik van de aanduiding "Echte Bakker" en de slogan "Echt…proef 't" zou zijn toegestaan.
Aanduiding Echte Bakker
5.5 [gedaagde sub 2] betoogt dat hij de aanduiding "Echte Bakker" mag gebruiken omdat hij een echte bakker is en dat altijd al geweest is. Ter onderbouwing van zijn stelling wijst [gedaagde sub 2] ten eerste op de tekst van het deelnemerscontract dat het Echte Bakkersgilde hanteert, welk contract hij overigens betwist getekend te hebben. Voorts voert [gedaagde sub 2] aan dat diverse andere niet bij het Echte Bakkersgilde aangesloten bakkers de aanduiding Echte Bakker straffeloos gebruiken.
5.6 Voor zover [gedaagde sub 2] met het vorenstaande bedoelt dat het woordmerk DE ECHTE BAKKER van het Echte Bakkersgilde geen geldig merk is omdat het woord Echte Bakker louter beschrijvend is, gaat dit niet op. Onweersproken heeft het Echte Bakkersgilde gesteld dat dit merk door langdurig en intensief gebruik grote bekendheid heeft gekregen bij het relevante publiek. Het Echte Bakkersgilde heeft ter onderbouwing van deze stelling onder meer gewezen op het feit dat het merk reeds 30 jaar wordt gebruikt, dat het inmiddels in 500 winkels verspreid over heel Nederland wordt gebruikt en dat veelvuldig reclame is gemaakt voor het merk. Tevens heeft het Echte Bakkersgilde verwezen naar een rapport van het marktonderzoeksinstituut NIPO van februari 2001 naar de mate van bekendheid van de beide woord/beeldmerken van het Echte Bakkersgilde. Gezien deze bekendheid is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat, daargelaten de vraag of het merk DE ECHTE BAKKER van oorsprong wel of geen onderscheidend vermogen heeft, het dit door inburgering in ieder geval heeft gekregen, waardoor het thans een geldig merk is.
5.7 Voor zover het verweer van [gedaagde sub 2] zo moet worden opgevat dat het Echte Bakkersgilde hem het gebruik van de aanduiding Echte Bakker niet kan verbieden, omdat hij deze op beschrijvende wijze zou gebruiken in de zin van het zgn. Polyglot-arrest (BenGH 16 juni 1995, NJ 1995, 745), gaat ook dat niet op. Wat er overigens al zij van deze stelling, gezien onder meer het feit dat beide woorden met een hoofdletter beginnen, komt het de voorzieningenrechter voor dat [gedaagde sub 2] de aanduiding niet louter beschrijvend gebruikt, maar op zodanige wijze dat het de indruk geeft te worden gebruikt ter onderscheiding van de door [gedaagde sub 2] verhandelde waren. Blijkens het Polyglot-arrest kan de merkhouder dergelijk gebruik van een op zichzelf beschrijvend teken in beginsel tegengaan.
5.8 Voorshands is derhalve aannemelijk dat [gedaagde sub 2] het merk DE ECHTE BAKKER van het Echte Bakkersgilde, althans een daarvan slechts gering afwijkend teken (Echte Bakker), gebruikt voor de waren waarvoor dit is ingeschreven. Dit levert merkinbreuk op in de zin van artikel 13 A, lid 1 sub a van de Eenvormige Beneluxwet op de Merken. Ook de vordering tot een verbod van het gebruik van dit teken is derhalve naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter gegrond. Hetzelfde geldt voor de vordering tot afgifte van het materiaal voorzien van dit teken. De enkele stelling van [gedaagde sub 2] dat hij na het inwinnen van advies terzake heeft begrepen dat het gebruik van de aanduiding Echte Bakker zou zijn toegestaan, is zonder nadere concretisering onvoldoende om goede trouw van [gedaagde sub 2] aan te nemen.
Slogan "Echt…proef 't"
5.9 De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat gebruik van de slogan "Echt…proef 't" zoals [gedaagde sub 2] dat doet inbreuk maakt op de auteursrechten van het Echte Bakkersgilde op deze slogan en de wijze waarop die is vormgegeven. Gezien het feit dat [gedaagde sub 2] de door hem gebruikte slogan heeft gecreëerd door eenvoudigweg enkele letters weg te krassen uit de slogan waarop het Echte Bakkersgilde auteursrecht heeft, is sprake van een verveelvoudiging in de zin van de Auteurswet. Een verbod tot verder gebruik van deze slogan kan derhalve worden toegewezen, evenals het gebod tot afgifte van het betreffende materiaal.
5.10 Dat [gedaagde sub 2] op andere wijze dan door het gebruik van genoemde slogan en het gebruik van (de logo's van) het staande bakkertje en het wijzende bakkertje inbreuk maakt op de auteursrechten van het Echte Bakkersgilde is door laatstgenoemde niet onderbouwd en kan voorts niet zonder meer blijken. Om die reden kan in dit geding ten aanzien van mogelijke verdere inbreuken op de auteursrechten van het Echte Bakkersgilde dan ook geen bevel tot een staken daarvan worden gegeven.
5.11 Al het vorenstaande leidt tot de slotsom dat - met de hiervoor onder 5.10 genoemde beperking - de vorderingen ten aanzien van [gedaagde sub 2] zullen worden toegewezen, met dien verstande dat de gevorderde dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. [gedaagde sub 2] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
Ten aanzien van [gedaagde sub 3]
5.12 In reactie op de sommatie van de raadsvrouwe van het Echte Bakkersgilde van 19 maart 2002 heeft [gedaagde sub 3] bij brief van 22 maart 2002 het Echte Bakkersgilde laten weten dat, zakelijk weergegeven, zijn winkel de komende 10 dagen gestript zou worden en dat alles van "DE ECHTE BAKKER" dan uit zijn winkel verdwenen zou zijn. Ter zitting heeft [gedaagde sub 3] foto's getoond waaruit blijkt dat aan de buitenzijde van de winkel geen merken of andere herkenningstekens van het Echte Bakkersgilde meer voorkomen. Voorts heeft het Echte Bakkersgilde tegenover de gemotiveerde betwisting door [gedaagde sub 3] dat hij nog gebruik maakt van bedoelde herkenningstekens onvoldoende gesteld, noch is van het tegendeel gebleken. Vast staat evenwel dat [gedaagde sub 3] het gebruik van bedoelde herkenningstekens pas ruimschoots na het opzeggen van het deelnemerschap aan het Echte Bakkersgilde heeft gestaakt en dat [gedaagde sub 3] geen schriftelijke ondubbelzinnige onvoorwaardelijke toezegging heeft gedaan tot het staken van verdere inbreuk, laat staan dat hij ter zake een boetebeding heeft geaccepteerd. Gezien deze omstandigheden heeft het Echte Bakkersgilde een gerechtvaardigd belang bij een verbod in kort geding. Nu [gedaagde sub 3] gemotiveerd heeft gesteld dat hij niet beschikt over inbreukmakend materiaal en van het tegendeel op geen enkele wijze is gebleken, zal de voorzieningenrechter het gebod tot afgifte ten aanzien van [gedaagde sub 3] afwijzen.
5.13 Hoewel [gedaagde sub 3] blijkens het vorenstaande grotendeels in het ongelijk zal worden gesteld, ziet de voorzieningenrechter toch aanleiding de proceskosten ten aanzien van [gedaagde sub 3] te compenseren. Gezien de bereidheid die uit de brief van [gedaagde sub 3] van 22 maart 2002 spreekt, het feit dat hij ook daadwerkelijk binnen de gestelde termijn gevolg heeft gegeven aan de gedane toezeggingen, hetgeen het Echte Bakkersgilde eenvoudig had kunnen vaststellen, en het feit dat het hier een particulier betreft die niet wordt bijgestaan door een advocaat, sluit de voorzieningenrechter niet uit dat het Echte Bakkersgilde met een andere reactie dan de brief van 25 maart 2002 van haar raadsvrouwe afdoende zekerheid had kunnen krijgen dat [gedaagde sub 3] zich in de toekomst van verdere inbreuk zou onthouden. Dat zij ervoor heeft gekozen [gedaagde sub 3] direct in kort geding te betrekken, dient naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter onder deze omstandigheden niet voor rekening van [gedaagde sub 3] te komen.
5.14 De voorzieningenrechter ziet ook aanleiding de ten aanzien van [gedaagde sub 3] gevorderde dwangsommen te matigen en te maximeren als nagemeld. Gezien het feit dat [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] genoegzaam hebben aangetoond geen zakelijke relatie (meer) te onderhouden, is voor een hoofdelijke veroordeling voor betaling van dwangsommen geen grond.
5.15 De termijn op grond van artikel 260 lid 1 Rv zal worden bepaald op drie maanden nadat deze uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter: