ECLI:NL:RBHAA:2002:AE3260

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
28 mei 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
82573
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot rectificatie van beledigende uitlatingen in verkiezingsdebat

In deze zaak, die voor de Rechtbank Haarlem werd behandeld, vorderden de vereniging CDA-Haarlem en wethouder [wethouder] een rectificatie van beledigende uitlatingen die in het Haarlems Dagblad waren gepubliceerd. De uitlatingen betroffen een beoordeling van de wethouder door media- en presentatietrainer [de trainer] tijdens een lijsttrekkersdebat in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen van 2002. De vordering was gebaseerd op de stelling dat de publicatie van deze uitlatingen onrechtmatig was en schade had veroorzaakt aan de reputatie van zowel het CDA als de wethouder.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gewraakte uitlatingen als een mening van [de trainer] waren gepresenteerd en dat deze mening correct was weergegeven. De rechter oordeelde dat het Haarlems Dagblad op grond van artikel 10 van het EVRM het recht had om deze mening te publiceren, mits de herkomst duidelijk was. De rechter concludeerde dat er geen klemmende redenen waren om de publicatie te verbieden en dat de vordering van het CDA en de wethouder niet kon worden toegewezen.

De voorzieningenrechter weigerde de gevraagde voorziening en veroordeelde het CDA en de wethouder in de kosten van het geding. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de uitspraak onmiddellijk effect had, ondanks mogelijke hoger beroep procedures.

Uitspraak

Zaaknummer: 82573/KG ZA 02-200
Vonnisdatum: 28 mei 2002
303/CW
RECHTBANK TE HAARLEM,
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van:
1. de vereniging met rechtspersoonlijkheid CDA-HAARLEM, en
2. [wethouder],
gevestigd, respectievelijk wonende te Haarlem,
eisende partij,
procureur mr. K. Beishuizen,
-- tegen --
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DAGBLADUITGEVERIJ DAMIATE B.V.,
gevestigd te Haarlem,
gedaagde partij,
procureur mr. H.K. Garvelink,
advocaat mr. I.C. Roelands te Amsterdam.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als het CDA en [wethouder] respectievelijk Damiate.
1. Het verloop van het geding
1.1 Het CDA en [wethouder] hebben bij op 10 april 2002 betekende dagvaarding Hollands Dagblad Combinatie/Haarlems Dagblad B.V. opgeroepen om ter terechtzitting van de voorzieningenrechter van 13 mei 2002 te verschijnen.
1.2 De procureur van het CDA en [wethouder] heeft nadien bij op 8 mei 2002 ter griffie ingekomen brief de voorzieningenrechter verzocht de dagvaarding aldus te lezen dat de daarin vervatte vordering gericht is tegen Damiate.
1.3 Ter terechtzitting van 13 mei 2002 is Damiate vrijwillig verschenen. Vervolgens hebben het CDA en [wethouder] - met inachtneming van het voorgaande - overeenkomstig de dagvaarding gesteld en gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleitnotities. Damiate heeft tegen deze vordering verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities.
1.4 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 28 mei 2002.
2. De vaststaande feiten
In dit geding wordt van het volgende uitgegaan:
a. Damiate is uitgeefster van het Haarlems Dagblad.
b. [wethouder] is in het kader van de gemeenteraadsverkiezingen 2002 opgetreden als lijsttrekker van de Haarlemse kandidatenlijst van het CDA.
c. In verband met deze verkiezingen, die op 16 maart 2002 werden gehouden, heeft het Haarlems Dagblad op 4 maart 2002 een lijsttrekkersdebat georganiseerd waarbij acht lijsttrekkers, waaronder [wethouder], in aanwezigheid van publiek met elkaar in discussie zijn gegaan.
d. Aan dit lijsttrekkersdebat heeft het Haarlems Dagblad in haar editie van 5 maart 2002 een uit meerdere artikelen opgebouwde pagina gewijd.
e. Op deze pagina is onder de kop 'Het volk zit ver weg. Niemand zegt: mijn achterban wil dat een artikel gepubliceerd met onder meer de volgende passages:
Op verzoek van deze krant beoordeelde media- en presentatietrainer [de trainer] de gedragingen van acht Haarlemse lijsttrekkers. [de trainer] bestiert al bijna een kwart eeuw een eigen bureau in Bloemendaal waar hij toppers uit het bedrijfsleven, de politiek en de televisiewereld onderricht geeft in de edele kunst van het presenteren van jezelf. Hij is slecht te spreken over het communicatieve vermogen van de nieuwe lichting Haarlemse politieke aanvoerders. "Het volk zit ver weg. Ik zie niemand die zegt: dat en dat heb ik daar opgestoken in die wijk. Niemand die zegt: mijn achterban wil dat en ik ben de spreekbuis van dat verlangen. Ze raken al in de problemen als ze moeten aangeven wat hun absolute prioriteiten zijn. Ze kijken dan vrijwel allemaal naar de anderen: is mijn verlangen wel in overeenstemming te brengen met wat hij of zij wil? Ze vergeten dat dit een verkiezingsavond en geen collegevorming is en dat ze zich dus moéten onderscheiden."
(…)
J. [wethouder]/CDA
"Mag graag een beetje stoer doen, maar is ook nerveus. Geheel overtuigd van zijn eigen per-soon, maar maakt geen enkel statement. [wethouder] voor God. Dat zwarte shirt maakt een priester van 'm, terwijl hij denkt vlot te zijn. Je proeft niet echt dat hij er voor ons is. Vindt het al ge-weldig dat hij zo ver is gekomen. Die vijf kinderen van hem hebben geen leven. Hier zit een vader die een groot gelijk in zijn gezicht heeft geschreven. Zulke kids gaan aan de drugs. Of worden stiekemerds. Jur speelt Den Haag Vandaag."
Het artikel is geïllustreerd met karikaturen van de acht lijsttrekkers die door [de trainer] zijn besproken.
f. Het CDA en [wethouder] hebben bij brief van hun procureur d.d. 7 maart 2002 van (de redactie van) het Haarlems Dagblad een inhoudelijke rectificatie van het artikel verlangd.
g. Het Haarlems Dagblad heeft bij brief d.d. 11 maart 2002 geantwoord dat zij geen aanleiding voor de verlangde rectificatie ziet, maar dat zij [wethouder] wel in de gelegenheid wil stellen zijn kritiek op het artikel door middel van een ingezonden brief tot uitdrukking te brengen. [wethouder] is niet op dit aanbod ingegaan.
h. Op basis van de op 16 maart 2002 gehouden verkiezingen is het aantal zetels van het CDA in de Haarlemse gemeenteraad gegroeid van vijf naar zes.
i. [wethouder] is op 10 april 2002 geïnstalleerd als wethouder van de gemeente Haarlem.
3. De vordering en de grondslag daarvan
3.1 Het CDA en [wethouder] vorderen, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,00 zal veroordelen om binnen een week na dit vonnis in het Haarlems Dagblad een redactionele rectificatie te plaatsen als in het lichaam van de dagvaarding omschreven, althans een zodanige rectificatie als de voorzieningenrechter geëigend zal achten, alsmede onder veroordeling van Damiate in de gedingkosten.
3.2 Het CDA en [wethouder] leggen aan hun vordering ten grondslag dat de in het artikel opgenomen - onjuiste - uitlatingen '[wethouder] voor God' en 'Die vijf kinderen van hem hebben geen leven. Hier zit een vader die een groot gelijk in zijn gezicht heeft geschreven. Zulke kids gaan aan de drugs. Of worden stiekemerds' dermate beledigend en smadelijk zijn dat de publicatie daarvan door Damiate als onrechtmatig handelen jegens zowel [wethouder] als het CDA moet worden aangemerkt. De ten gevolge van publicatie van het artikel ontstane schade is voor het CDA erin gelegen dat potentiële kiezers hierdoor er van kunnen hebben afgezien op haar kandidaten te stemmen, terwijl [wethouder] zich door het artikel in zijn reputatie voelt aangetast en hij bovendien heeft moeten ervaren dat zijn kinderen met de inhoud van het artikel zijn gepest, aldus het CDA en [wethouder].
4. Het verweer en de slotsom daarvan
Damiate heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van het CDA en [wethouder] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voorzover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan.
5. De gronden van de beslissing
5.1 Nog daargelaten of het CDA, gezien de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen, geacht kan worden voldoende belang bij de onderhavige vordering te hebben, wordt de in dit geding aan de orde gestelde vraag of Damiate aansprakelijk is voor de publicatie van de hiervoor onder 3.2 bedoelde uitlatingen op voorhand ontkennend beantwoord. Daartoe is het volgende redengevend.
5.2 De gewraakte uitlatingen zijn in het Haarlems Dagblad gepresenteerd als de mening van [de trainer] over het optreden van [wethouder] tijdens een verkiezingsdebat. De uitlatingen zijn immers opgenomen in een tussen aanhalingstekens geplaatste passage, terwijl uit de inleiding van het artikel blijkt dat dit citaat afkomstig is van [de trainer], die werkzaam is als zelfstandig media- en presentatietrainer. Het enkele gegeven dat [de trainer] het optreden van [wethouder] op verzoek van de redactie van het Haarlems Dagblad heeft beoordeeld brengt, anders dan het CDA en [wethouder] hebben betoogd, nog niet mee dat de redactie daarmee de mening van [de trainer] tot de hare heeft gemaakt. In het artikel wordt derhalve voldoende duidelijk kenbaar alleen de mening van [de trainer] weergegeven en niet die van het Haarlems Dagblad, of één van haar journalisten. Om die reden kan in het midden blijven de omstreden vraag of het artikel al dan niet als een column moet worden aangemerkt.
5.3 Nu voorts niet in geschil is dat evenbedoelde mening van [de trainer] juist is weergegeven staat het Damiate op grond van het in artikel 10 van het Europese Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) neergelegde beginsel vrij te publiceren dat [de trainer] die mening heeft en in dat verband de door hem gekozen bewoordingen te citeren. Klemmende redenen op grond waarvan in dit concrete geval dit beginsel - dat immers de grondslag vormt van één van de essentiële fundamenten van de democratische rechtsstaat en de bescherming die in dit kader aan de pers dient te worden geboden, waaronder begrepen het doorgeven van informatie en meningen van anderen mits de herkomst daarvan voldoende duidelijk is kenbaar gemaakt - uitzondering moet lijden zijn niet of onvoldoende door het CDA en [wethouder] aangevoerd. Het enkele feit dat de weergegeven mening van [de trainer] feitelijk onjuist is en voorts op verzoek van het Haarlems Dagblad is gegeven kan niet als een zodanige klemmende reden worden aangemerkt. Hierbij speelt voorts een rol dat het Haarlems Dagblad [wethouder] in de gelegenheid heeft gesteld zijn kritiek op de gewraakte uitlatingen door middel van een ingezonden brief in dezelfde krant tot uitdrukking te brengen.
5.4 Ten overvloede wordt nog overwogen dat de vraag of [de trainer] voor het doen van de gewraakte uitlatingen aansprakelijk kan worden gesteld hier niet ter beoordeling voorligt nu hij door het CDA en [wethouder] niet in het onderhavige kort geding is betrokken.
1.5 Slotsom is dat voorshands niet kan worden geoordeeld dat Damiate door het publiceren van de gewraakte uitlatingen onrechtmatig jegens het CDA en [wethouder] heeft gehandeld. De gevraagde voorziening zal daarom worden geweigerd. Aan de bespreking en beoordeling van de overige verweren wordt derhalve niet meer toegekomen. Het CDA en [wethouder] zullen als de in het ongelijk te stellen partij worden veroordeeld in de kosten van het geding.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter:
6.1 Weigert de gevraagde voorziening.
6.2 Veroordeelt het CDA en [wethouder] in de kosten van dit geding, tot op de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van Damiate begroot op € 193,-- aan verschotten en € 703,36 aan salaris voor de procureur.
6.3 Verklaart dit vonnis voor wat betreft het onder 6.2 bepaalde uitvoerbaar bij voorraad.