ECLI:NL:RBHAA:2002:AE1725

Rechtbank Haarlem

Datum uitspraak
19 april 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
15/095688-01
Instantie
Rechtbank Haarlem
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Verpalen
  • A. van der Pijl-van Andel
  • J. de Graaff
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in doodslagzaak wegens gebrek aan opzet en causaal verband

Op 19 april 2002 heeft de Rechtbank Haarlem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, die werd beschuldigd van doodslag. De zaak werd behandeld in meervoudige kamer en de zitting vond plaats op 5 april 2002. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen bewijs was voor het vereiste opzet dat nodig is voor de kwalificatie van doodslag, ook niet in voorwaardelijke zin. De rechtbank benadrukte dat voor de vaststelling van schuld aan de dood van een ander een causaal verband vereist is tussen de dood en de verweten gedraging. Dit causaal verband moet zo sterk zijn dat het gevolg redelijkerwijs aan de dader kan worden toegerekend.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar in december 2000 had besloten om af te wijken van het bouwbestek, maar dat deze beslissing niet rechtstreeks had geleid tot het ongeval dat de dood van het slachtoffer veroorzaakte. Na het ontslag van de verdachte hebben andere betrokkenen bij de uitvoering van het bouwbestek onbevoegd wijzigingen aangebracht die niet in overeenstemming waren met de instructies van de constructeur. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de verdachte zijn beslissing tot afwijking van het bestek niet had genoteerd in het bouwlogboek, de dood van het slachtoffer niet aan hem kon worden toegerekend.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair telastegelegde feit. De uitspraak werd gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de zitting van 19 april 2002.

Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE STRAFKAMER
tegenspraak
parketnummer: 15/095688-01
uitspraak: 19 april 2002
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 05 april 2002 gewezen in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
1. Telastelegging
Aan de verdachte is telastegelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I (a t/m d) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
Op vordering van de officier van justitie is de telastelegging van het subsidiair telastegelegde feit ter terechtzitting gewijzigd. Een kopie van die vordering is als bijlage I (e) bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
2. Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
3. Bewijsbeslissing
Naar het oordeel van de rechtbank is niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is telastegelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Overweging met betrekking tot de vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte primair en subsidiair is telastegelegd.
Omtrent deze vrijspraak overweegt de rechtbank het volgende:
1e Uit het dossier noch uit de behandeling ter terechtzitting is de rechtbank gebleken van het voor het aannemen van doodslag vereiste opzet, ook niet in voorwaardelijke zin.
2e Bij de vaststelling van schuld aan de dood van een ander wordt een causaal verband vereist tussen die dood en de verweten gedraging. Dat verband moet zo sterk zijn dat het gevolg redelijkerwijze aan de dader kan worden toegerekend.
Aan die eis is hier niet voldaan. Verdachte heeft weliswaar eind december 2000 besloten tot afwijking van het bouwbestek door in de vloer van de derde verdieping niet de voorgeschreven zogenaamde demu-ankers te laten aanbrengen, maar die beslissing heeft niet rechtstreeks geleid tot het ongeval. Na het ontslag van verdachte, eind januari 2001, hebben andere betrokkenen bij de uitvoering van het bouwbestek, met name bij het aanbrengen van de draagconstructie voor galerijplaten aan de gevel, onbevoegdelijk - want zonder overleg met dan wel op instructie van de constructeur - besloten tot een van het bestek totaal afwijkende wijze van bevestigen van die draagconstructie. Die omstandigheid klemt te meer waar, nu op de tweede verdieping onder de regie van verdachte de demu-ankers wel waren aangebracht, deze als gevolg van afwijkingen in de maatvoering niet konden worden gebruikt. Ook hier hebben anderen dan verdachte na diens ontslag besloten tot een van het bestek sterk afwijkende wijze van bevestiging van de draagconstructie voor de galerij aan de gevel.
Hoewel verdachte heeft nagelaten zijn in december 2000 genomen beslissing tot een afwijking van het bestek te vermelden in het bouwlogboek dan wel zijn beslissing anderszins kenbaar te maken is de rechtbank van oordeel dat, gelet op het bovenstaande, de dood van het slachtoffer Peeters in redelijkheid niet aan verdachte kan worden toegerekend.
De rechtbank komt derhalve tot een vrijspraak van het primair en subsidiair telastegelegde feit.
4. Beslissing
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair respectievelijk subsidiair telastegelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Verpalen, voorzitter,
mrs. van der Pijl-van Andel en de Graaff, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier De Jong en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 april 2002.