ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE HAARLEM
tegenspraak
parketnummer: 15/050383-01
uitspraak: 20 november 2001
volgnummer: 3
VERKORT STRAFVONNIS (art. 138b Sv)
Dit vonnis is naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 november 2001 gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1927 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I bij dit vonnis gevoegd en maakt daarvan deel uit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding van verdachte geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het openbaar ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis die daarvan deel uitmaakt.
Voor zover in de bewezen verklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4. De strafbaarheid van de feiten
Het bewezen verklaarde feit levert op:
· overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood, en
· overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
5. De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
6. De motivering van de hoofdstraffen en de bijkomende straf
Bij de beslissing over de straffen die aan de verdachte dienen te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Bij de bepaling van de strafsoort en strafmaat heeft de rechtbank meer in het bijzonder het volgende overwogen.
Verdachte heeft op een zondagmiddag bij laagstaande zon, waardoor zijn zicht op het weggedeelte voor hem ernstig werd belemmerd, met een snelheid van ongeveer 50 kilometer per uur over geruime afstand gereden op de betrekkelijk smalle Hoofdweg Westzijde in de gemeente Haarlemmermeer. Met uitzondering van het naar beneden doen van de zonneklep in zijn auto tegen de verblinding door de laagstaande zon heeft verdachte geen maatregelen getroffen om zijn zicht te verbeteren. Hij heeft verklaard dat hij voortdurend goed heeft opgelet of de weg voor hem vrij was. Niettemin heeft hij de voor hem over die weg fietsende [slachtoffers] pas op het laatste moment gezien. Zonder vaart te minderen of uit te wijken is hij op die fietsers ingereden. Op grond daarvan moet worden geconcludeerd dat verdachte toen en daar - gelet op het slechte zicht en mede in aanmerking genomen de geringe breedte van de weg, waardoor meer links op de weg rijden ook niet mogelijk was - volstrekt onvoldoende rekening heeft gehouden met de - gelet op het tijdstip en de weersgesteldheid - zeer voorzienbare mogelijkheid dat er op die weg fietsers reden. Verdachte heeft derhalve toen en daar onverantwoord hard gereden.
Bij de toen gevolgde aanrijdingen is [slachtoffer 1], vader van een jong gezin, om het leven gekomen, terwijl de moeder van dat gezin zeer ernstig gewond is geraakt. Het verlies van een man en vader tengevolge van een dergelijk ongeval dat bij adequaat inspelen op het slechte zicht gemakkelijk te voorkomen was geweest, is onherstelbaar en schrijnend. Uit de zich in het dossier bevindende en ter terechtzitting besproken brieven van de nabestaanden blijkt hoe ingrijpend de gevolgen van dit ongeval voor de nabestaanden van [slachtoffer 1] zijn geweest. Ook het zeer ernstige letsel dat [slachtoffer 2] bij deze aanrijding heeft opgelopen, tengevolge waarvan zij niet in staat is geweest afscheid te nemen van haar man op een wijze die zij had gewenst, weegt voor de rechtbank zwaar bij de strafoplegging.
De rechtbank is zich ervan bewust dat geen enkele strafoplegging recht kan doen aan het aan de [slachtoffers] toegebrachte leed.
Bij de strafoplegging zal de rechtbank anderzijds rekening houden met de persoon van verdachte, een 74 jarige man die tot aan dit ongeval blijkens de van hem bekende gegevens uit het algemeen documentatieregister van de justitiële documentatiedienst en zijn eigen verklaring niet bekend stond als een onvoorzichtig weggebruiker en die verder zal moeten leven met het besef dat hij door aanmerkelijk onvoorzichtig verkeersgedrag in een jong gezin onherstelbaar leed heeft teweeg gebracht. De rechtbank is zich ervan bewust dat het leven met een dergelijk besef zwaar valt te dragen.
Gelet op de ernst van de bewezen verklaarde feiten alsmede in aanmerking genomen het onherstelbare leed dat aan de nabestaanden van het overleden slachtoffer is toegebracht, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, met name zijn leeftijd, de afwezigheid van documentatie en de psychische belasting die het moeten leven met de gevolgen van het door hem veroorzaakte ongeval voor verdachte moet betekenen, aanleiding de vrijheidstraf vooralsnog niet ten uitvoer te leggen en wel onder de algemene voorwaarde dat verdachte zich gedurende na te melden proeftijd niet aan strafbare feiten zal schuldig maken en onder de bijzondere voorwaarde dat verdachte een som gelds zal storten ten gunste van een instelling die zich ten doel stelt de belangen van slachtoffers van strafbare feiten te behartigen, welke bijzondere voorwaarde de rechtbank gelet op de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en mede omdat geen onvoorwaardelijke vrijheidsstraf zal worden opgelegd, passend en geboden acht. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot de na te melden - passend geachte - taakstraf, in de vorm van een werkstraf.
Tenslotte acht de rechtbank vanwege de ernst van de door verdachte gemaakte verkeersfout en de gevolgen die deze fout heeft gehad- de bijkomende straf van ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de hierna te noemen duur geboden.
7. Toepasselijke wettelijke voorschriften
Van toepassing zijn de artikelen 9, 10, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 6, 175, 178 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het telastegelegde feit zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert de hierboven in rubriek 4. vermelde strafbare feiten op.
Zij verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte wegens deze feiten tot een gevangenisstraf voor de tijd van VIJF MAANDEN.
Zij beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd. Zij stelt daarbij een proeftijd van twee jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of niet heeft nageleefd de bijzondere voorwaarde, dat hij uiterlijk vier maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis een bedrag groot f 6.000,00 stort op bankrekening nummer 35.60.67.106 ten name van de Vereniging voor Letselschade-Slachtoffers te Amsterdam en ten bewijze daarvan het stortingsbewijs overlegt aan de officier van justitie te Haarlem.
Zij veroordeelt de verdachte tot het verrichten van een taakstraf, bestaande uit een werkstraf, voor de duur van TACHTIG UREN. Indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht te vervangen door een hechtenis voor de duur van VEERTIG DAGEN.
Zij ontzegt de verdachte wegens het bewezen verklaarde de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van VIERENTWINTIG MAANDEN. De ontzegging wordt opgelegd voor het eerste bewezen verklaarde feit.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. Toeter, voorzitter,
mrs. Franke en Hol, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. Nicholson en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 20 november 2001.
Mr. Hol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.