ECLI:NL:RBGRO:2012:BZ5720

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 december 2012
Publicatiedatum
8 april 2013
Zaaknummer
18/670147-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige: vrijspraak voor verdachte op basis van onvoldoende bewijs

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 13 december 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging omvatte drie punten, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een jongen die de leeftijd van twaalf jaar maar nog niet die van zestien jaar had bereikt. De feiten zouden zich hebben afgespeeld in de periode van 23 oktober 2006 tot en met 23 juni 2009 in Harkstede, gemeente Slochteren.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever, die gedetailleerd en consistent waren, als bewijs gebruikt. De officier van justitie stelde dat de aangifte voldoende steun vond in de verklaringen van getuigen en de medeverdachte. Echter, de verdediging voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring, en dat de verklaringen van de aangever niet ondersteund werden door andere bewijsmiddelen.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangever en de medeverdachte zorgvuldig gewogen. Ten aanzien van de eerste en derde tenlastelegging heeft de rechtbank geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze punten. Voor de tweede tenlastelegging, die betrekking had op ontuchtige handelingen, achtte de rechtbank het bewijs wel voldoende en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, maar ook met het feit dat de verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van voldoende bewijs in strafzaken, vooral in zaken die betrekking hebben op seksuele misdrijven tegen minderjarigen. De rechtbank heeft de bescherming van de integriteit van het slachtoffer vooropgesteld, maar ook de rechten van de verdachte in acht genomen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670147-12 (promis)
datum uitspraak: 13 december 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. M.S. Scheffers
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[naam veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 oktober 2006 tot en met 1 maart 2007 te
Harkstede, in de gemeente Slochteren, met [aangever], geboren op 24
juni 1993, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten
echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft
verdachte zich in de aanwezigheid van die [aangever] afgetrokken en/of
heeft verdachte die [aangever] zich laten aftrekken in zijn, verdachtes,
aanwezigheid;
art. 247 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 maart 2007 tot en met 23 juni 2009 te
Harkstede, in de gemeente Slochteren, meermalen, met [aangever],
geboren op 24 juni 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die
van zestien jaren had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever], immers heeft
verdachte
- zijn penis in de mond van die [aangever] geduwd/gebracht en/of
- de penis van die [aangever] in zijn, verdachtes, mond genomen en/of
- zich door die [aangever] laten aftrekken en/of
- die [aangever] afgetrokken;
art. 245 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2008 tot en met 23 juni 2009 te
Harkstede, in de gemeente Slochteren, tezamen en in vereniging met een ander,
met [aangever], geboren op 24 juni 1993, die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige
handeling(en) heeft gepleegd, immers heeft verdachte zijn medeverdachte
afgetrokken in aanwezigheid van die [aangever] en/of was verdachte erbij
terwijl zijn medeverdachte die [aangever] aftrok en/of zich liet aftrekken
door die [aangever];
art. 248 Wetboek van Strafrecht
art. 247 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Met betrekking tot het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat naast de aangifte van [aangever] die gedetailleerde en consistent is, geput kan worden uit de verklaringen van [getuige 1], [getuige 2] en de verklaring van [medeverdachte].
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat [medeverdachte], zowel ter zitting als bij de politie, heeft bekend dat er seksuele handelingen zijn verricht tussen aangever, [medeverdachte] en verdachte. Tevens heeft [medeverdachte] verschillende, in de aangifte beschreven details, bevestigd.
De officier van justitie is van mening dat, gelet op de gedetailleerde en consistente verklaring van aangever, deze in zijn verhaal dient te worden gevolgd en dat de ontuchtige handelingen zijn gepleegd voor de zestiende verjaardag van aangever zoals ten laste is gelegd.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende bewijs is voor een bewezenverklaring. De ten laste gelegde feiten zijn slechts gebaseerd op de verklaringen van aangever en vinden geen steun in overige bewijsmiddelen.
Met betrekking tot het onder 3 ten laste gelegde is de raadsman van mening dat uit het dossier niet blijkt dat aangever ten tijde van de seksuele handelingen de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt.
Gelet op bovenstaande dient verdachte ten aanzien van alle ten laste gelegde feiten vrijgesproken te worden.
Oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde als volgt.
Verdachte heeft de ontuchtige handelingen met aangever ontkend en de rechtbank stelt vast dat het directe bewijs van deze handelingen ten aanzien van de ten laste gelegde periode slechts berust op de verklaring van aangever.
Nu de aangifte ten aanzien van de ten laste gelegde periode naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende steun vindt in overige bewijsmiddelen, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting niet is vast te stellen dat de ontuchtige handelingen zijn gepleegd toen aangever de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt. Aangever heeft verklaard (terugrekenend) dat de seksuele handelingen moeten hebben plaatsgevonden voor 24 juni (zijn verjaardag) in 2009. Uit de verklaring van [medeverdachte] kan worden afgeleid dat de seksuele handelingen eind 2009 of later hebben plaatsgevonden, zodat niet met zekerheid is vast te stellen dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden voordat aangever de leeftijd van zestien jaar had bereikt.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 7 april 2011, opgenomen op pagina 29-41 van dossier nr. PL01PL 2011028581 d.d. 8 maart 2012, inhoudende de verklaring van aangever, zakelijk weergegeven:
Ik ben [aangever] en ik doe aangifte van seksueel misbruik, door [verdachte].
Op 23 oktober 2006 kwam [partner verdachte] voor de eerste keer bij ons. Na drie maanden ging mijn moeder bij [partner verdachte] wonen. [partner verdachte] was getrouwd met [verdachte].
Ik had een betere band met mijn moeder en ik ging bij hun wonen [adres] Harkstede.
De eerste twee jaar lagen [verdachte] en ik in een bed. Ik had mijn nachtkastje aan een kant, hij aan de andere, net een huwelijk.
Ik weet nog dat hij eens zei dat hij mij wel eens zou kunnen gaan pijpen als we op vakantie gingen, als ik dat wilde, ik reageerde daar verlegen op, ik liet het een beetje in het midden. Dit moet in 2007 zijn geweest.
Toen [verdachte] mij vroeg dat hij me wel eens kon gaan pijpen dacht ik: “Oke". We hadden daarvoor wel vaker ons gezamenlijk afgetrokken. Dat kwam meerdere keren voor. [verdachte] wilde gewoon een stap verder gaan.
Na die eerste keer, dat we ons samen aftrokken, ging het gemakkelijk, hij wist precies waar hij mee bezig was. Hij begon altijd, nam het initiatief. Op een gegeven moment trokken we elkaar af. Hij wist precies hoe hij er mee om moest gaan, ik was nogal verlegen.
Hij wist mijn vertrouwen te winnen. Hij speelde in op mijn reactie: het was min of meer opgebouwd, het ging in kleine stapjes.
Het aftrekken gebeurde vooral op het bed in [adres]. Als er verder niemand thuis was. Ook wel in de douche, badkamer, in hotelkamers, als we met zijn tweeën op stap waren. Het aftrekken gebeurde meerdere keren per week.
Bij het pijpen nam hij mijn penis in zijn mond. Hij deed een beetje heen en weer met zijn mond, ja dat is pijpen. Na die eerste keer, kwam het vaker voor, het hoorde er toen bij. Bij het aftrekken gebeurde het pijpen er ook bij. Misschien drie keer aftrekken en dan daarbij twee keer pijpen in de week, ongeveer.
In bed begon hij over mijn benen en mijn armen te strelen en daarna aan mijn penis te voelen.
De onderbroek ging dan uit, daarna gingen we elkaar aftrekken en soms pijpten we elkaar.
De handelingen tussen [verdachte] en mij zijn gestopt in de zomer van 2010.
Ik heb via MSN tegen mijn [getuige 2], verteld dat ik door [verdachte] was misbruikt.
Een proces-verbaal d.d. 15 juli 2011, opgenomen op pagina 44-47 van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 1], zakelijk weergegeven:
Sinds vorig jaar juli woont [aangever] weer bij mij. In februari 2007 is [aangever] met zijn moeder weggegaan naar Harkstede. Daar woont [verdachte] samen met [partner van verdachte]. Ze zijn daar met zijn vieren gaan wonen.
In april 2011 was [aangever] boven en kwam naar beneden om met mij te praten. Ik moest beloven dat ik niet boos zou worden.
[aangever] vertelde mij, dat [verdachte] met zijn handen aan hem had gezeten. [aangever] wilde niet in details treden. Hij schaamde zich ervoor.
[aangever] vertelde dat het soms wel een paar keer in de week gebeurde. Hij vertelde wel, dat het in [verdachte] zijn huis of op vakantie in de camper gebeurde. Ik weet, dat hij via msn met zijn [getuige 2] erover had gehad.
Een proces-verbaal d.d. 11 augustus 2011, opgenomen op pagina 49-51 van voormeld dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
[aangever] vertelde mij over de MSN dat hij misbruikt werd door de man van de vriendin van zijn moeder.
Toen begon hij erover dat hij eerder in Harkstede is gaan wonen, en dat daar zoveel is gebeurd, dat hij geestelijk kapot ging. Hij vertelde, dat hij toen bij zijn moeder woonde en bij haar vrienden en dat die man homo en pedofiel zou zijn.
[aangever] zei: "Ik heb dit echt nog nooit aan iemand verteld”.
[aangever] vertelde me dit op 8 maart 2011.
(Opmerking verbalisanten: Als bijlagen ontvingen wij 5 velletjes msn gesprekken)
Een proces-verbaal d.d. 24 januari 2012, opgenomen op pagina 122-132 van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [medeverdachte], zakelijk weergegeven:
Ik ken [verdachte].
In de sauna vonden seksuele handelingen plaats, masturberen.
Er was een zoon van hem of haar bij toen ik die ene keer ook in de sauna zat bij [verdachte]. Ik ken hem door [verdachte].
We hebben met ons drieën ongeveer 20 minuten in de sauna gezeten. Het was een korte periode.
We waren met ons drieën en hebben er met ons drieën meer gedaan. Van de sauna tot aan het bed zijn we er met ons drieën bij geweest. Orale seks, zoenen en masturberen.
[verdachte] gaf aan dat hij er vaker met [aangever] in zat. Ik vond het vreemd. Maar ik dacht: "waarom niet". Ik vond het vreemd omdat ik de afspraak met [verdachte] had en dat [aangever] er dan bij was.
[aangever] zei niet veel, hij had geen dikke praatjes. Ik had niet het idee dat het zijn eerste keer was. Dit gevoel komt omdat hij ons ook masturbeerde.
De verklaring door verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
In februari 2007 kwamen [aangever] en zijn moeder bij ons wonen.
[aangever] heeft gedurende een periode bij mij op de kamer geslapen. Het klopt dat ik samen met [aangever] en [medeverdachte] bij ons thuis gebruik heb gemaakt van de sauna. We waren alle drie naakt.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van [aangever] over de seksuele handelingen kan worden gekenschetst als gedetailleerd en consistent. De omstandigheid dat [aangever] tijdens de periode dat hij door verdachte seksueel misbruikt werd, niemand heeft verteld over het misbruik, geeft de rechtbank geen aanleiding om aan de betrouwbaarheid van zijn verklaring te twijfelen.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat de verklaring van [aangever] voldoende ondersteund wordt door de overige opgenomen bewijsmiddelen in onderlinge samenhang bezien.
Op grond van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank dan ook bewezen dat verdachte, anders dan hij zelf heeft verklaard, gedurende ruim twee jaren meerdere malen seksuele handelingen met [aangever] heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de periode van 1 maart 2007 tot en met 23 juni 2009 te Harkstede, in de gemeente Slochteren, meermalen, met [aangever], geboren op 24 juni 1993, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het
seksueel binnendringen van het lichaam van die [aangever], immers heeft
verdachte
- zijn penis in de mond van die [aangever] gebracht en
- de penis van die [aangever] in zijn, verdachtes, mond genomen en
- zich door die [aangever] laten aftrekken en
- die [aangever] afgetrokken.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 2 ten laste gelegd meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
Met iemand die de leeftijd van twaalf jaren, maar nog niet die van zestien
jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag - primair gepleit voor vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Mocht de rechtbank het onder 3 ten laste gelegde wel wettig en overtuigend bewezen achten heeft de raadsman subsidiair gepleit, ten aanzien van dit feit, voor de oplegging van een werkstraf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaren vele malen schuldig gemaakt aan seksueel misbruik van een jonge jongen die aan zijn zorg was toevertrouwd.
In de relatie die tussen het slachtoffer en verdachte is ontstaan heeft verdachte, het grote leeftijdsverschil in aanmerking genomen, de grenzen op seksueel gebied ernstig overschreden.
Artikel 245 van Wetboek van Strafrecht heeft als doel om kinderen in de leeftijd van twaalf tot zestien jaar in hun seksuele ontwikkeling te beschermen, zowel ten opzichte van volwassenen als ten opzichte van zichzelf.
Met zijn handelen heeft verdachte op grove wijze misbruik gemaakt van het overwicht dat hij op het slachtoffer had mede gelet op de kwetsbare situatie waarin het slachtoffer zich bevond.
Verdachte heeft door zijn handelen een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedendelicten daardoor psychisch beschadigd kunnen raken en daarvan ook op latere leeftijd nog gevolgen kunnen ondervinden. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor grote onrust in de maatschappij. Bij het handelen als bewezen verklaard heeft verdachte slechts oog gehad voor de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens en heeft hij zich in het geheel niet bekommerd om de schade die hij bij zijn slachtoffer zou kunnen aanrichten.
Het seksueel misbruik heeft een grote impact op het slachtoffer gehad zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting afgelegde slachtofferverklaring.
De rechtbank rekent verdachte het bewezen verklaarde dan ook zwaar aan en acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie gevorderd gelet op het feit dat de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie.
Voorts houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat hij blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d.
7 november 2012 niet eerder voor het plegen van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 245 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt
verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 2 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. G. Eelsing, voorzitter, R.B.M. Keurentjes en
M.B. de Wit, rechters in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2012.