ECLI:NL:RBGRO:2012:BZ0528

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
20 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
539867 - CV EXPL 12-3093
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van nabetaling van APL-dagen door expat aan werkgever

In deze zaak vorderde eiser, [A], een nabetaling van APL-dagen van zijn werkgever, Wagenborg Kazakhstan B.V. De zaak betreft een geschil over de betaling van 70% van 24 verlofdagen voor de jaren 2005 tot en met 2008, die Wagenborg in een brief van 5 maart 2010 aan haar expats had aangekondigd. Eiser stelde dat deze betaling een nabetaling betrof, terwijl Wagenborg betoogde dat het ging om een compensatie voor toekomstige arbeidsvoorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat Wagenborg niet had aangetoond dat de betaling niet als nabetaling kon worden gekwalificeerd. De rechter stelde vast dat [A] gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden had verricht als zijn collega's die wel een vergoeding voor de APL-dagen hadden ontvangen. De rechter oordeelde dat het ontzeggen van de aanspraak op vergoeding van de APL-dagen onaanvaardbaar was en wees de vordering van [A] toe, inclusief wettelijke rente. Wagenborg werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector kanton
Locatie Groningen
Zaak\rolnummer: 539867 \ CV EXPL 12-3093
Vonnis d.d. 20 december 2012
inzake
[naam],
wonende te [plaatsnaam],
eiser, hierna [A] te noemen,
gemachtigde mr. M.J. den Hollander-Fischer, advocaat bij Nautilus International (Rotterdam),
tegen
de besloten vennootschap Wagenborg Kazakhstan B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te [plaatsnaam],
gedaagde, hierna Wagenborg te noemen,
gemachtigde mr. T.S. Nicolai, advocaat te Groningen.
DE VERDERE PROCESGANG
In het tussenvonnis van 20 september 2012 is Wagenborg in de gelegenheid gesteld bij akte een nadere toelichting te geven. Wagenborg heeft zich bij akte uitgelaten onder overlegging van een productie.
[A] (in het tussenvonnis abusievelijk genoemd: [A]) heeft zich vervolgens bij akte uitgelaten.
Vonnis is nader bepaald op heden.
1 De verdere beoordeling
1.1 In het tussenvonnis van 20 september 2012 is Wagenborg in de gelegenheid gesteld nader toe te lichten of en op welke wijze, zij over de periode 2005 tot en met 2008 aan haar expats die in die periode in Kazachstan hebben gewerkt en op 5 maart 2010 nog bij haar in dienst waren, de "hiervoor cursief weergegeven betaling" heeft gedaan. Het handelt hier om de betaling vermeld in de brief van 5 maart 2010 van Wagenborg aan de expats die op dat moment (nog) bij haar in dienst waren:
“Payment of 70% of 24 leave days for the years 2005-2008 as a bonus. This payment will be made based on your salary for 2009.”
1.2 Wagenborg heeft bij akte onder overlegging van een overzicht van betalingen aan 13 werknemers, betoogd dat het hier niet betreft een nabetaling over de periode 2005 tot en met 2008 van bedragen die Wagenborg rechtens nog verschuldigd was aan haar expats. Het is een compensatie voor de toekomst waarbij dezelfde berekening is toegepast als voor de Russen en Kazakken. Als berekeningsgrondslag is uitgegaan van de jaren 2005 tot en met 2008. De betreffende betaling heeft plaatsgehad met het oog op de versoberde arbeidsvoorwaarden in de toekomst en wel vanaf 2010.
Het is geen compensatie voor de achterliggende jaren 2005 tot en met 2008 omdat de Nederlandse expats in tegenstelling tot de Russen en de Kazakken geen nadeel hadden geleden. De benaming bonus is achteraf gezien ongelukkig.
1.3 [A] stelt dat wel sprake is van een nabetaling. Tegenover het vervallen van de expattoeslag staat dat structureel betaling van 24 APL dagen is ingevoerd. Die wijziging leidt vanaf 2010 tot een inkomensteruggang van slechts € 175,00 per jaar. Al daarmee is niet waarschijnlijk dat de verstrekte bonussen tot rond de € 10.000,00 bedoeld zijn ter compensatie van een toekomstige inkomensverlies.
Uit het overgelegde overzicht van de gedane betalingen valt eveneens op te maken dat het gaat om een nabetaling over een voorafgaande periode. Zo hebben medewerkers met een dienstverband dat niet de gehele periode 2005 tot en met 2008 besloeg, een lager bedrag uitgekeerd gekregen.
1.4 Overwogen wordt als volgt.
[A] heeft niet gesteld dat Wagenborg door hem voormelde betaling niet te doen, een onderscheid heeft gehanteerd dat door de wet of een rechtstreeks werkende verdragsbepaling is verboden. [A] heeft wel gesteld dat de achtergrond van de betaling is gelegen in het opheffen van discriminatie maar hij heeft zich er op beroepen dat Wagenborg in strijd heeft gehandeld met haar verplichtingen als goed werkgever om hem in gelijke omstandigheden met dezelfde werkzaamheden in dezelfde periode als collega's, die bonus niet te geven.
Ook overigens is, mede gelet op het verweer van Wagenborg, niet gesteld of gebleken dat Wagenborg door [A] geen betaling voor de in het geding zijnde APL dagen te doen, een door wet of rechtstreeks werkende verdragsbepaling verboden onderscheid heeft gehanteerd.
1.5 Op grond van het arrest van de Hoge Raad van 30 januari 2004 (Parallel Entry, JAR 2004/68) dient dan de vraag of sprake is van een ongeoorloofd onderscheid te worden beantwoord aan de hand van de eisen van goed werkgeverschap op de voet van art. 7:611 BW. In dat arrest is onder meer overwogen dat bij de vaststelling van wat de eisen van goed werkgeverschap inhouden, het beginsel dat gelijke arbeid in gelijke omstandigheden op gelijke wijze moet worden beloond, tenzij een objectieve rechtvaardigingsgrond een ongelijke beloning toelaat, in aanmerking moet worden genomen. Aan dat beginsel kan een zwaar gewicht worden toegekend doch het is niet doorslaggevend. Het dient naast andere omstandigheden van het geval te worden betrokken in de afweging of de werkgever in de gegeven omstandigheden heeft gehandeld in strijd met de eisen van goed werkgeverschap. Ook indien werknemers gelijke arbeid in gelijke omstandigheden verrichten, zonder dat voor een verschil in beloning een objectieve rechtvaardigingsgrond valt aan te wijzen, leidt dat nog niet zonder meer tot de slotsom dat zij een gelijke beloning behoren te krijgen. Bij de beoordeling van de vraag of een overeengekomen ongelijkheid in beloning op grond van dit beginsel als ongeoorloofd moet worden beschouwd en derhalve ongedaan gemaakt moet worden, is, aldus de Hoge Raad, een terughoudende en gelijke toetsing op haar plaats als bij de toepassing van art 6:248 lid 2 BW.
1.6 Uit de toelichting van Wagenborg blijkt dat zij in ieder geval vanaf 2010 beoogt de arbeidsvoorwaarden van haar Nederlandse expats te doen aansluiten op die van haar Russische en Kazakse werknemers in Kazachstan. Laatstgenoemde werknemers hebben tegenover Wagenborg op grond van de Kazachstanse wet aanspraak gemaakt op 24 APL-dagen per jaar. Uit de brief van 5 maart 2010 valt op te maken dat Wagenborg om verder onderscheid tussen werknemers van verschillende nationaliteiten binnen haar bedrijf in dat opzicht te voorkomen, ingaande 1 januari 2010 de vergoeding van € 15,00 netto per gewerkte dag in Kazachstan voor haar Nederlandse expats heeft laten vervallen. Zij verstrekt daartegenover 24 dagen betaalde vakantie (de APL dagen).
In de brief van 3 maart 2010 is daarnaast echter tevens als aanspraak vermeld: “Payment of 70% of 24 leave days for the years 2005-2008 as a bonus. This payment will be made based on your salary for 2009.”
1.7 Uit die formulering valt al niet af te leiden dat die betaling bedoeld is als compensatie voor het vervallen van de vergoeding voor de "Kazak days" vanaf 1 januari 2010. Tevens blijkt uit die formulering genoegzaam dat de hoogte van die aanspraak kennelijk mede afhangt van de vraag of een werknemer die betreffende periode slechts een gedeelte dan wel gedurende de gehele periode in dienst was. Een dergelijke benadering laat zich niet aanmerken als een compensatie voor de toekomst maar houdt in het alsnog vergoeden van opgebouwde dagen in het verleden.
Niet aannemelijk is dan ook dat die betaling bedoeld is ter compensatie van het verlies van de Kazakdays. Er is evenmin aanleiding voor nadere bewijslevering.
1.8 De betreffende aanspraak uit de brief van 3 maart 2010 heeft dan ook het karakter van een betaling voor APL dagen over de jaren 2005 tot en met 2008.
Dit als onderdeel van een aantal maatregelen die de bedoeling hadden om de ongelijkheid in de betaling van de salarissen van de Russische en Kazakse werknemers enerzijds en die van de Nederlandse expats anderzijds te doen verdwijnen.
1.9 Wagenborg heeft niet betwist dat [A] in de periode 2005 tot en met 2008 gelijke arbeid onder gelijke omstandigheden heeft verricht als de werknemers/Nederlandse expats die wel betaling voor die APL dagen over die periode hebben ontvangen. Dat zij betalingen heeft gedaan voor die dagen blijkt ook uit het door haar bij akte overgelegde overzicht.
1.10 Wagenborg heeft voor dit onderscheid geen andere toelichting gegeven dan de door haar gestelde compensatie voor de wijziging van de arbeidsvoorwaarden per 1 januari 2010. Zoals gezegd kan dat argument niet worden onderschreven. Vastgesteld wordt dat Wagenborg overigens geen ander in rechte te respecteren belang naar voren heeft gebracht voor dit onderscheid.
Mede gelet op het evidente belang van [A] dat hij een gelijke vergoeding kreeg voor die zelfde dagen als zijn collega’s in een gelijke positie, is het ontzeggen van de aanspraak op vergoeding van een percentage van de APLdagen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid dan onaanvaardbaar.
1.11 Wagenborg heeft niet de hoogte van de door [A] gevorderde vergoeding betwist.
Dat bedrag, € 6.599,22 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der dagvaarding tot de dag dat dat bedrag is betaald, wordt dan ook toegewezen.
Proceskosten
Wagenborg wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld.
BESLISSING
De kantonrechter:
- veroordeelt Wagenborg om tegen bewijs van betaling aan [A] te voldoen een bedrag van € 6.599,22 netto te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag ter dagvaarding tot de dag dat dat bedrag volledig is betaald;
-veroordeelt Wagenborg in de kosten van de procedure, aan de zijde van [A] tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 207,00 aan griffierecht, € 90,64 aan explootkosten en
€ 500,00 voor salaris van de gemachtigde;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
-ontzegt het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van den Bosch, kantonrechter, en op 20 december 2012 uitgesproken ter openbare terechtzitting in aanwezigheid van de griffier.
typ: BvdB
coll: