RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 136367 / JE RK 12-710
beschikking kinderrechter d.d. 17 oktober 2012
inzake het minderjarige kind A.
Het gezag over voornoemde minderjarige berust bij de ouders.
Op 20 september 2012 heeft het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling ingediend, gedateerd 18 september 2012. Daarbij is overgelegd het hulpverleningsplan en een verslag van het verloop van de ondertoezichtstelling.
Op 2 oktober 2012 is een brief van de advocaat van vader ontvangen.
Op 15 oktober 2012 is een brief van de advocaat van moeder ontvangen.
Op 17 oktober 2012 heeft de kinderrechter de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn daarbij: vader bijgestaan door mr. M.A. Knobben, moeder bijgestaan door mr. A.R.H. Baas en mw. G. van Stralen namens bjz.
Bij beschikking d.d. 3 november 2011 is de ondertoezichtstelling ingaande 10 november 2011 verlengd tot 3 november 2012.
Standpunt van bjz
De afgelopen periode van ondertoezichtstelling is [A.] een aantal maanden uit het zicht van bjz geweest. Zowel moeder als [A.] zijn vanaf het moment dat in de zomer van 2011 een machtiging tot uithuisplaatsing voor [A.] wordt verleend tot maart 2012 onvindbaar geweest. Vermoedelijk verbleven zij toen bij oma m.z.. Als bjz op de hoogte is van de verblijfplaats van moeder, pakt moeder de contacten met bjz weer op. Moeder en haar advocaat maken een afspraak met de gezinsvoogd. Op basis van het gesprek dat plaatsvindt, wordt afgesproken dat bjz geen machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk acht als voldaan wordt aan een aantal voorwaarden. Ten eerste dient er zicht te komen op de ontwikkeling en het welbevinden van [A.]. Moeder dient bjz en vader hierover te informeren. Voorts moet duidelijk zichtbaar zijn dat moeder de omgang tussen [A.] en vader positief stimuleert en dit op lange termijn ook volhoudt. [A.] heeft recht op een onbelast beeld van vader. Moeder heeft de plicht [A.] hierin positief te ondersteunen. [A.] wil vader echter niet bezoeken. Mede gelet op de ervaringen van de afgelopen jaren lijkt er sprake te zijn van ouderverstoting. Tot slot dient er zicht te komen op de schoolse ontwikkeling van [A.]. Moeder dient haar voor de zomervakantie aan te melden voor het basisonderwijs. Voor vader moet het mogelijk zijn contact te onderhouden met school over de ontwikkeling van zijn dochter.
Sinds maart 2012 hebben er een aantal begeleide contacten tussen vader en [A.] plaatsgevonden. Naar aanleiding van deze contacten is het twijfelachtig of moeder [A.] op een positieve manier voorbereidt op het contact met vader en of moeder [A.] toestaat contact met vader te hebben. Na de voornoemde bezoeken heeft bjz besloten ONS van Elker in te schakelen om de contacten te begeleiden en ervoor te zorgen dat er onbelast contact tot stand komt tussen [A.] en vader. De hulpverlening heeft echter nog niet kunnen starten, omdat moeder in de zomer hoogzwanger blijkt te zijn. Bjz weet niet of zij inmiddels bevallen is, omdat moeder bjz hierover niet informeert. In de maand september heeft moeder geen contact gezocht met bjz om hen te informeren over de ontwikkeling van [A.].
Tot op heden is er nog onvoldoende zicht op de ontwikkeling van [A.]. Moeder geeft hier onvoldoende inzicht in. Bjz weet niet naar welke school [A.] gaat en hoe dat verloopt. 26 oktober aanstaande is er een afspraak gepland met het traject ONS en het omgangshuis. Elker is van mening dat beide modules nodig zijn. Moeder kan tijdens deze modules laten zien dat ze welwillend is. Voorts zullen er huisbezoeken bij moeder worden afgelegd. De gronden voor de ondertoezichtstelling zijn nog onverminderd aanwezig en er is geen zicht op verbetering van de huidige situatie. De ondertoezichtstelling dient derhalve te worden voortgezet.
Standpunt van vader
Vader ondersteunt het verzoek van bjz. De doelen van de ondertoezichtstelling met betrekking tot de omgang tussen [A.] en vader zijn niet behaald. [A.] staat al tweeënhalf jaar onder toezicht, omdat moeder de omgangsregeling niet nakomt. Bjz werkt naar de mening van vader erg langzaam. Er moet nog gestart worden met het ONS traject. Vader wil dat bjz actie onderneemt om te zorgen dat er met spoed een omgangsregeling tussen hem en [A.] tot stand komt. Vader ontvangt de contactjournaals van bjz niet. Hij wil graag op de hoogte worden gesteld van de ontwikkelingen. Vader heeft als gezaghebbende ouder recht op informatie van moeder en de school over de ontwikkeling van [A.]. [A.] gaat echter naar een voor vader onbekende school. Vader vindt dat moeder hierover met hem dient te overleggen. Zij dient vader rechtstreeks over dergelijke zaken te mailen, want via bjz verloopt de communicatie te traag. Vader wil op structurele basis geïnformeerd worden door moeder. Moeder zegt niet onwelwillend te zijn, maar haar gedrag in het verleden duidt op het tegendeel. Moeder is zelfs vertrokken naar elders vanwege de dreigende uithuisplaatsing van [A.].
De ontwikkeling van [A.] is in gevaar. Als een ouder niet in het leven van een kind wordt betrokken en negatief wordt neergezet door de andere ouder, kan dat verregaande consequenties hebben voor de ontwikkeling. Vader acht een tussentijdse toets gedurende de ondertoezichtstelling noodzakelijk. Er dient gekeken te worden of er verbetering zit in de contacten tussen ouders. Vader is van mening dat de ondertoezichtstelling gehandhaafd dient te worden.
Standpunt van moeder
De rapportage van bjz geeft de indruk dat moeder onwelwillend is. Dat is niet het geval. Moeder heeft veelvuldig mailcontact gehad met de gezinsvoogd. Bjz is op de hoogte gesteld van het wel en wee van [A.]. In augustus 2012 is moeder bevallen. Drie dagen na de bevalling heeft moeder contact opgenomen met de voogd om dit te melden. Toen de voogd op vakantie bleek te zijn, heeft moeder aan haar advocaat doorgegeven dat er contact gezocht moest worden. Moeder weet niet of dat ook gebeurd is. Na de bevalling heeft bjz een huisbezoek bij moeder afgelegd. Ook heeft moeder bjz per mail op de hoogte gesteld van de aanmelding van [A.] bij een school. Sinds 3 september 2012 gaat zij naar deze school. School maakt verslagen over de ontwikkeling van [A.] en deze kunnen drie keer per jaar doorgestuurd worden naar vader en bjz. Moeder heeft een geheim adres in verband met het huiselijk geweld dat in het verleden heeft plaatsgevonden. De school van [A.] heeft haar daarom geadviseerd gegevens over de school niet vrij te geven. Op advies van haar advocaat zal moeder toch de naam van de school aan vader geven.
Moeder is van mening dat de doelen die werden gesteld in het kader van de ondertoezichtstelling deels zijn behaald. De eerste twee doelen hebben betrekking op de omgang. Het hulpverleningstraject zal binnenkort starten en moeder staat hier positief tegenover. Ouders nemen vrijwillig deel aan dit traject. Het derde werkdoel is contact met gezinsvoogd. Dat contact is er. De voortgang van de werkdoelen is bovendien ook vertraagd door de passieve opstelling van bjz. Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling is gebaseerd op zorgen waaraan al wordt gewerkt. De ondertoezichtstelling is niet langer nodig. Moeder verzoekt de kinderrechter het verzoek van bjz af te wijzen of slechts toe te wijzen voor een beperkte duur. In het laatste geval kan bekeken worden hoe de omgang via Elker plaatsvindt en of dit in het vrijwillig kader voortgezet kan worden.
Beoordeling
Op grond van de verkregen informatie zoals in opgemeld verzoek aangegeven en ter zitting aangevuld, is de kinderrechter van oordeel dat in het belang van de minderjarige de termijn van de ondertoezichtstelling dient te worden verlengd, nu de gronden voor de ondertoezichtstelling nog aanwezig zijn.
In het plan van aanpak zijn drie doelen gesteld, gericht op het bevorderen van communicatie tussen ouders en het tot stand brengen van contact tussen vader en [A.]. Daarnaast is een doel gesteld, gericht op een stabiele en voorspelbare opvoedingssituatie. Inmiddels is er actie ondernomen om de omgang tussen vader en [A.] via het ONS traject van Elker op gang te brengen, onderhoudt moeder contacten met de gezinsvoogd en gaat [A.] naar school. Moeder vindt dat hiermee de doelen zijn bereikt en dat er geen gronden meer zijn voor een ondertoezichtstelling of, subsidiair, dat de verlenging voor beperkte duur dient te worden afgegeven.
Het toepassen van de maatregel van ondertoezichtstelling betekent een inmenging in het gezinsleven van ouder(s) en kind. Deze maatregel is slechts gerechtvaardigd indien zij berust op de in de wet aangegeven gronden en dient ter bescherming van het belang van het kind.
Het opleggen van de maatregel van ondertoezichtstelling kan gerechtvaardigd zijn wanneer het ontbreken van een omgangsregeling of juist het bestaan ervan, dan wel de conflicten of problemen bij het tot stand brengen of het uitvoeren van een omgangsregeling zodanige belastende conflicten of problemen opleveren voor het kind dat deze, op zichzelf of in combinatie met andere omstandigheden, een ernstige bedreiging opleveren voor zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar te voorzien is, zullen falen.
Hoewel het in het algemeen voor een goede ontwikkeling van een kind wenselijk is dat het omgang heeft met beide ouders en het ontbreken van die mogelijkheid kan meebrengen dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, wil dit niet zeggen dat steeds wanneer de mogelijkheid tot omgang ontbreekt, daarvan sprake is.
Het ingrijpende karakter van de ondertoezichtstelling brengt mee dat een dergelijke bedreiging eerst dient te worden aangenomen wanneer in de actuele situatie van de minderjarige concrete, niet mis te verstane, aanwijzingen voor die bedreiging aan de dag treden. De enkele kans dat het ontbreken of niet nakomen van een omgangsregeling voor de minderjarige nadelig of schadelijk zal kunnen zijn, onder meer omdat deze daardoor in een loyaliteitsconflict kan komen te verkeren of zoals de gezinsvoogd stelt er sprake zou kunnen zijn/komen van ouderverstoting.
De kinderrechter is met moeder van mening dat de situatie positief is veranderd en zal de ondertoezichtstelling voor de beperkte duur van 6 maanden verlengen. Er is momenteel sprake van een cruciaal moment van startende communicatie tussen ouders en van het starten van omgang tussen vader en [A.] en is de situatie dat moeder openheid van zaken geeft nog erg pril, waardoor de kinderrechter de gronden van de ondertoezichtstelling nog wel aanwezig acht. Hoewel ter zitting niet geheel duidelijk is geworden in welke mate bjz zich heeft ingespannen om zicht te krijgen op de ontwikkeling van [A.], kan de actieve bemoeienis van de bjz op dit moment nog niet worden gemist. De gezinsvoogd dient de komende maanden optimaal te gebruiken om de opvoedingssituatie van [A.] in kaart te brengen. Daarnaast zal de gezinsvoogd zich dienen in te zetten om de communicatie tussen de ouders te verbeteren.
Op ouders rust de plicht in de komende tijd de voorwaarden te scheppen voor een structurele, onbelaste omgang tussen [A.] en vader en daarnaast dienen ouders een positief samenwerkingsverband met de gezinsvoogd aan te gaan. Dit alles in het belang van hun dochter [A.].
verlengt de termijn van de ondertoezichtstelling ten aanzien van de minderjarige [A.] ingaande 3 november 2012 voor de duur van een half, derhalve tot 3 mei 2013, met behoud van opdracht van de ondertoezichtstelling aan het bureau jeugdzorg Groningen (bjz) te Groningen, p/a Postbus 1203;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven te Groningen door mr. K.R. Bosker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van H.A. From, griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 oktober 2012.