ECLI:NL:RBGRO:2012:BY7766

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
17 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
135362/PR RK 12-336
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter mr. C. van den Noort in de zaak FIDEAAL B.V. tegen [A]

In deze zaak heeft verzoeker op 23 juli 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C. van den Noort, rechter bij de Rechtbank Groningen, in een civiele procedure tussen FIDEAAL B.V. en [A]. Het wrakingsverzoek werd behandeld op 10 augustus 2012 door de meervoudige wrakingskamer, bestaande uit mr. R.B.M. Keurentjes, mr. M. Griffioen en mr. F. de Jong. Verzoeker was niet ter zitting verschenen, noch mr. Van den Noort. Verzoeker stelde dat de rechter partijdig was, omdat hij meer dan vier weken uitstel had verleend aan de wederpartij, wat volgens verzoeker in strijd was met het rolreglement. Mr. Van den Noort betwistte de beschuldigingen en stelde dat de aanhouding van de zaak gerechtvaardigd was, gezien het lopende wrakingsverzoek.

De rechtbank oordeelde dat de rechter op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering kan worden gewraakt, maar dat er uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat verzoeker geen feiten had aangedragen die wezenlijk bewijs zouden leveren voor de gestelde vooringenomenheid van mr. Van den Noort. De rechtbank merkte op dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is om procesrechtelijke beslissingen aan te vechten of als pressiemiddel te gebruiken.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, en de rechtbank bepaalde dat een volgend wrakingsverzoek in deze zaak niet meer in behandeling zou worden genomen, gezien het misbruik van het wrakingsinstrument door verzoeker. De hoofdzaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing werd openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: 135362 / PR RK 12-336
Datum beslissing: 17 augustus 2012
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [A], wonende te [woonplaats], [adres] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv).
1. De procedure
1.1 Bij brief van 23 juli 2012 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. C. van den Noort, rechter bij deze rechtbank, sector kanton, in de zaak van
FIDEAAL B.V. tegen [A] (536909 CV EXPL 12-2100), waarbij verzoeker als partij is betrokken.
1.2 Mr. Van den Noort heeft bij e-mail d.d. 31 juli 2012 aangegeven niet te berusten in
het wrakingsverzoek.
1.3 Het wrakingverzoek is ter zitting d.d. 10 augustus 2012 behandeld door
mr. R.B.M. Keurentjes, mr. M. Griffioen en mr. F. de Jong. Verzoeker heeft bij brief
d.d. 3 augustus 2012 laten weten niet ter zitting te zullen verschijnen. Mr. Van den Noort is eveneens niet verschenen.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft besloten mr. Van den Noort voor de tweede maal te wraken in bovengenoemde zaak. Verzoeker is van mening dat de wederpartij wordt bevoordeeld en hij wordt benadeeld, doordat mr. Van den Noort meer dan vier weken uitstel heeft verleend, te weten tot 2 augustus 2012, hetgeen in strijd is met het rolreglement. Daarnaast is verzoeker het niet eens met de beslissing van de eerste wrakingskamer.
3. Het standpunt van mr. Van den Noort
Mr. Van den Noort heeft aangegeven niet in de wraking te berusten, omdat de rechterlijke onpartijdigheid niet in het geding is. Op 14 juni 2012 is bovengenoemde zaak voor bepaalde tijd aangehouden tot 2 augustus 2012, omdat er een wrakingsverzoek was ingediend.
Mr. Van den Noort heeft gesteld dat het logisch is dat er op de rol van 14 juni 2012 een langere termijn dan vier weken is gehanteerd, omdat er, zolang er nog niet op het wrakingsverzoek was beslist, geen rolbeslissingen meer in de procedure mochten worden genomen. De overige door verzoeker naar voren gebrachte bezwaren ten aanzien van de beslissing van de vorige wrakingskamer acht mr. Van den Noort niet relevant, omdat die niets van doen hebben met de vraag of hij partijdig is ten aanzien van bovengenoemde zaak, hetgeen niet het geval is.
4. Beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6, eerste lid, EVRM geldt als uitgangspunt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend. Aan de hand van deze maatstaf zal de rechtbank het verzoek beoordelen.
4.3 Verzoeker stelt dat er sprake is van vooringenomenheid, omdat meer dan vier weken uitstel is verleend aan de wederpartij, hetgeen in strijd zou zijn met het rolreglement. De rechtbank oordeelt als volgt.
4.4 Aanvankelijk is op 24 mei 2012 de zaak aangehouden voor een periode van drie weken, te weten tot 14 juni 2012. Verzoeker heeft bij brief van 25 mei 2012 het eerste wrakingsverzoek ingediend. Hierdoor is de voortgang in de zaak (tijdelijk) gestagneerd. De rechtbank is van oordeel dat een aanhouding op 14 juni 2012 voor een langere duur dan gebruikelijk door een objectieve reden was ingegeven, aangezien de wrakingskamer nog geen beslissing had genomen op het eerste wrakingsverzoek van verzoeker en onzeker was wanneer deze beslissing zou volgen. De beslissing van de wrakingskamer diende afgewacht te worden, alvorens nadere rolbeslissingen konden worden genomen. Van een verzoek tot aanhouding van de wederpartij van verzoeker is niet gebleken en zonder nadere toelichting
- welke ontbreekt - valt niet in te zien in welk opzicht de tegenpartij door de (langere) aanhouding zou zijn bevoordeeld. Het is bovendien niet in strijd met het rolreglement, aangezien het rolreglement bepaalt dat voor alle in het reglement opgenomen bepalingen geldt dat daarvan kan worden afgeweken, indien zulks naar het oordeel van de rechter in het belang is van een goede procesorde of noodzakelijk is voor een goede instructie van de zaak. De rechtbank merkt overigens nog op dat, anders dan verzoeker stelt, de hoogte van de proceskosten wordt bepaald door het aantal proceshandelingen en niet door de lengte van de procedure, zodat in dat opzicht evenmin sprake kan zijn van een bevoordeling van de wederpartij.
4.5 De strekking van het instrument van wraking is tevens gelegen in het waken tegen inbreuken op de rechterlijke onpartijdigheid en tegen de schijn van rechterlijke partijdigheid. Uit deze strekking vloeit voort dat het wrakingsinstrument niet is bedoeld als (rechts)middel om een procesrechtelijke beslissing aan te vechten noch als pressiemiddel. Voor zover verzoeker kanttekeningen heeft geplaatst bij de beslissing op het eerste wrakingsverzoek c.q. het communiceren over de samenstelling van de eerste wrakingskamer, zal daaraan gelet op die strekking dan ook voorbij worden gegaan.
4.6 De rechtbank is dan ook van oordeel dat door verzoeker geen feiten en omstandigheden aangevoerd zijn waaruit kan worden geconcludeerd dat er sprake is van bovenbedoelde vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter, danwel van een geobjectiveerde vrees van voreningenomenheid.
4.7 Ook voor het overige is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Van den Noort jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.8 Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
5. Ten aanzien van wrakingsverzoeken in de toekomst
De rechtbank overweegt met betrekking tot een eventueel volgend wrakingsverzoek in de zaak FIDEAAL B.V. tegen [A] (536909 CV EXPL 12-2100) het volgende. Het is de rechtbank ambtshalve gebleken dat verzoeker herhaaldelijk verzoeken indient die niet voldoen aan de norm, zoals genoemd in rechtsoverweging 4.2. In dat licht moet het ervoor worden gehouden dat sprake is van misbruik zijdens verzoeker van het middel van wraking. Gelet hierop acht de rechtbank termen aanwezig te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op de voet van artikel 39, vierde lid Rv niet in behandeling zal worden genomen.
6. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de hoofdzaak (536909 CV EXPL 12-2100) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking bevond;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Van den Noort, Fideaal B.V. en de Hoofdofficier van Justitie te Groningen;
- bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek in de zaak met kenmerk
536909 CV EXPL 12-2100 niet meer in behandeling zal worden genomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, mr. M. Griffioen en mr. F. de Jong, in tegenwoordigheid van mr. K. Offerein-Hulshoff en in het openbaar uitgesproken op 17 augustus 2012.?