ECLI:NL:RBGRO:2012:BY6378

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
12 december 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
138013/PR RK 12-542
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen politierechter wegens vermeende vooringenomenheid

Op 12 december 2012 heeft de rechtbank Groningen het wrakingsverzoek van [A] behandeld. [A] verzocht om wraking van mr. P.H.M. Smeets, de politierechter die de strafzaak tegen hem behandelde. Tijdens de zitting heeft de raadsman van [A], mr. R.J.E. van Haarst, het verzoek toegelicht. Mr. Smeets heeft zijn standpunt mondeling toegelicht en aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek. De officier van justitie is ook gehoord. Na beraad in raadkamer heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.

Mr. Smeets heeft aangevoerd dat hij niet vooringenomen is. [A] verklaarde niet aanwezig te zijn geweest bij de mishandeling van [B], omdat hij bij een vriend was. Mr. Smeets heeft echter twee getuigenverklaringen voorgehouden die stelden dat [A] wel aanwezig was. [A] volhardde in zijn verklaring en stelde dat er onjuistheden waren in de verklaringen over het aantal betrokken personen. Mr. Smeets merkte op dat [A] niet kon weten wat er gebeurd was, omdat hij op dat moment in de woning van [C] verbleef.

De rechtbank oordeelde dat de door [A] gestelde schijn van vooringenomenheid niet kon worden aangenomen. De uitlating van mr. Smeets, ‘Dat zegt u’, werd niet als een aanwijzing voor vooringenomenheid gezien. De rechtbank benadrukte dat het enkele voorhouden van tegenstrijdige verklaringen niet kan worden geïnterpreteerd als vooringenomenheid. De rechtbank concludeerde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van mr. Smeets in twijfel trokken. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen, en het proces werd voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
Meervoudige wrakingskamer
Zaaknummer / rekestnummer: 138013 / PR RK 12-542
Datum beslissing: 12 december 2012
Beslissing op het mondelinge verzoek van [A], wonende te [woonplaats], [adres], verder te noemen [A], tot wraking ingevolge artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering.
1. Het procesverloop
1.1 Mr. R.J.E. van Haarst heeft namens [A] op de zitting van 12 december 2012 een verzoek tot wraking ingediend van mr. P.H.M. Smeets als politierechter die de strafzaak onder parketnummer 18/650278-12 tegen [A] behandelt.
1.2 Op 12 december 2012 is het verzoek van [A] tot wraking ter zitting behandeld van de wrakingskamer. Ter zitting heeft de raadsman van [A], mr. Van Haarst, het verzoek toegelicht. Mr. Smeets heeft aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek en zijn standpunt mondeling toegelicht. Voorts is de officier van justitie gehoord.
Na beraad in raadkamer heeft de rechtbank mondeling uitspraak gedaan.
2. Het standpunt van [A]
[A] heeft gesteld dat mr. Smeets er gezien zijn vraagstelling en uitlatingen blijk van heeft gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde zaak te zijn. Ten tijde van de ondervraging van [A] heeft mr. Smeets hem verklaringen uit het dossier voorgehouden waarin ondermeer staat vermeld dat er 8 personen bij de mishandeling van [B] aanwezig zijn geweest. [A] heeft daarop verklaard dat die verklaringen niet juist zijn. Vervolgens heeft mr. Smeets [A] gewezen op het feit dat hij niet kan weten of er 8 personen bij de mishandeling van [B] aanwezig zijn geweest nu hij heeft verklaard ten tijde van de mishandeling aanwezig te zijn geweest in de woning van [C]. Op de verklaring van [A] dat de getuigenverklaringen op dat punt onjuist zijn, heeft mr. Smeets geantwoord: ‘Dat zegt u’. Mr. Smeets insinueerde daarmee op voorhand dat de verklaringen van [A] gelogen waren.
3. Het standpunt van mr. Smeets
Mr. Smeets heeft aangevoerd niet vooringenomen te zijn. [A] heeft desgevraagd verklaard niet aanwezig te zijn geweest bij de mishandeling van [B] omdat hij bij een vriend in huis was. Mr. Smeets heeft [A] daarop twee getuigenverklaringen voorgehouden waarin staat vermeld dat [A] wel aanwezig was bij de mishandeling. [A] hield echter vol niet aanwezig te zijn geweest. Tevens zouden er 8 personen betrokken zijn geweest bij de mishandeling hetgeen volgens [A] onjuist was. Mr. Smeets hield [A] voor dat hij dat niet kan weten omdat hij, naar eigen zeggen, op dat moment in de woning van [C] verbleef. Mr. Smeets heeft uitgelegd dat die verklaringen van [A] niet met elkaar stroken. In deze context heeft mr. Smeets gezegd: ‘Dat zegt u’.
4. De beoordeling
4.1 Ingevolge artikel 512 Sv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter in de zin van artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en artikel 14 lid 1 van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten voorop te staan dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is niet doorslaggevend.
4.3 De door [A] gestelde schijn van vooringenomenheid is gebaseerd op uitlating ‘Dat zegt u’ van mr. Smeets waaruit naar de mening van [A] voortvloeit dat hij op voorhand insinueerde dat de verklaringen van [A] gelogen waren. De rechtbank kan [A] daarin niet volgen. Het enkele voorhouden van verklaringen van een verdachte die niet stroken met de wetten van de logica kan niet worden gezien als vooringenomenheid van de rechter. Mr. Smeets constateerde in het kader van de waarheidsvinding ter terechtzitting dat de door [A] geuite verklaringen onderling tegenstrijdig zijn. De rechtbank begrijpt dat mr. Smeets met de uitlating ‘Dat zegt u’ heeft gedoeld op de verklaringen van [A] dat hetgeen de getuigen hebben verklaard onjuist zou zijn. Een dergelijke uitlating brengt naar het oordeel van de rechtbank niet met zich dat daaruit kan worden afgeleid dat mr. Smeets op voorhand van mening is dat hetgeen aan [A] wordt verweten ook juist zou zijn.
4.4 Gelet op het vorenstaande is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Smeets jegens verzoeker een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.5 Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
1. wijst het verzoek tot wraking af;
2. bepaalt dat het proces, bekend onder parketnummer 18/650278-12, wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot wraking;
3. beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Smeets en de officier van justitie.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R.B.M. Keurentjes, voorzitter, W.J.A.M. [A]ers en
Th.A. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van E.E. Haan als griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 december 2012.?
eh