RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670289-12 (promis)
datum uitspraak: 14 december 2012
raadsman: mr. K.B. Spoelstra
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 november 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 april 2012 te Onnen, om ongeveer 2.20 uur te Onnen, gemeente Haren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Dorpsweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam, terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, in elk geval na het nuttigen van een (aanzienlijke) hoeveelheid alcoholhoudende drank, met aanmerkelijke snelheid, althans met een gelet op de omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse, te hoge snelheid heeft gereden en/of het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige
voorzichtigheid heeft bestuurd en/of voortdurend onder controle gehouden en/of
de macht over het stuur heeft verloren en/of (vervolgens) met het door hem,
verdachte, bestuurde motorrijtuig is (aan)gereden en/of (op)gebotst tegen een
boom en/of een aldaar op een oprit staande motorrijtuig, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (inzittende [slachtoffer 1]) werd gedood en/of (inzittende [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel, of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan, (te weten onder andere diverse fracturen en/of hoofdletsel en/of een klaplong, tengevolge waarvan hij enkele weken kunstmatig in slaap werd gehouden en/of in het ziekenhuis heeft verbleven), terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander waardoor een ander werd gedood en/of een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8 derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,52 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, en/of zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte de ter plaatse voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 30 kilometer per uur aanzienlijk overschreden
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 14 april 2012 te Onnen, gemeente Haren, als bestuurder van
een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd,
- terwijl hij verkeerde onder zodanige invloed van alcohol, waarvan hij wist
of redelijkerwijs moest weten, dat het gebruik daarvan de rijvaardigheid kon
verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen in staat moest worden
geacht, en/of
- na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van
verdachtes bloed bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid,
aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0.52 milligram, in elk geval
hoger dan 0,5 milligram, alcohol per milliliter bloed bleek te zijn;
terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en sedert de datum waarop aan en voor de eerste maal een rijbewijs was afgegeven nog geen vijf jaren waren verstreken en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden,
hij op of omstreeks 14 april 2012 om ongeveer 2.20 uur te Onnen, gemeente Haren, als bestuurder van een voertuig (personenauto), daarmee rijdende op de weg, de Dorpsweg,
terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, althans na het nuttigen van een aanzienlijke hoeveelheid alcoholhoudende drank, heeft gereden met een aanmerkelijke snelheid, althans met een gelet op de
omstandigheden en/of de (verkeers)situatie ter plaatse, te hoge snelheid,
althans met een grotere snelheid dan de aldaar maximum toegestane snelheid
van 30 kilometer per uur en/of het door hem bestuurde voertuig niet met de
nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en/of voortdurend onder controle
gehouden en/of de macht over het stuur verloren en/of (vervolgens) met het
door hem, verdachte, bestuurde voertuig is (aan)gereden en/of (op)gebotst
tegen een boom en/of een aldaar op een oprit staande voertuig (personenauto),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie is van mening dat op grond van de stukken de gradatie van de schuld als “roekeloos” moet worden aangemerkt. De officier van justitie stelt hierbij voorop dat verdachte als beginnend bestuurder een bloedalcoholpromillage van minimaal 1,2 mg/ml heeft gehad en dat hij 101 km per uur heeft gereden waar een maximum snelheid van 30 km per uur was toegestaan. Voorts houdt hij er rekening mee dat verdachte de betreffende avond bij vier gelegenheden alcohol heeft gedronken en tenminste na het bezoek aan twee van die gelegenheden, telkens met zijn auto heeft gereden. Daarnaast houdt de officier de justitie rekening met de mentaliteit die verdachte inzake alcohol in het verkeer had ten tijde van het ongeval.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vraag of roekeloosheid danwel een (zeer) aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid van verdachte bewezen kan worden heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring van verdachte zoals ter zitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
In de nacht van 14 april 2012 ben ik als bestuurder van mijn personenauto, [automerk], betrokken geweest bij een verkeersongeval op de Dorpsweg in Onnen.
Een schriftelijk stuk, te weten het stam proces-verbaal d.d. 24 augustus 2012, opgenomen op pagina 6 van dossiernummer PL01KG2012036946 d.d. 31 augustus 2012, inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
De bijrijder die rechtsvoor in het voertuig had gezeten betrof [slachtoffer 2].
Een schriftelijk stuk, te weten een stam proces-verbaal d.d. 24 augustus 2012, opgenomen op pagina 7 van voormeld dossier, inhoudende als relaas van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 14 april 2012 omstreeks 07:45 uur heeft er een herkenningsconfrontatie plaatsgevonden in het mortuarium van het Universitair Medische Centrum Groningen. In het bijzijn van ons, verbalisanten, is het stoffelijk overschot door [moeder van slachtoffer 1] en [vader van slachtoffer 1] herkend als [slachtoffer 1].
Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse, nummer 1404201203005413 d.d. 16 oktober 2012, als los document gevoegd, inhoudende als relaas van verbalisanten, voor zover van belang:
1.4 Conclusie/beantwoording
Wij, verbalisanten zijn van mening dat het ongeval niet te wijten is aan een technisch gebrek, doch moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van voertuig 1 (opmerking rechtbank: dat is verdachte).
De bestuurder reed de bebouwde kom van Onnen binnen met een snelheid die aanzienlijk hoger was dan de ter plaatse toegestane, middels een verkeersbord aangegeven maximum snelheid van 30 kilometer per uur.
Hij kwam vanuit de richting van Zuidveld en reed in de richting van de Felland. Ter hoogte van de Langelandweg maakt de Dorpsweg een flauwe bocht naar rechts. Door de te hoge snelheid van voertuig 1, mogelijk in combinatie met de lichte verhoging in het wegdek, begon voertuig 1 te driften, waarbij het voertuig steeds dwarser op de rijrichting kwam te staan. Vervolgens maakte de bestuurder een forse stuurcorrectie naar links. Hierdoor raakte het voertuig in een dwarsslip en schampte het met de voorzijde een links naast het trottoir geplaatste lantaarnpaal. Vervolgens slipte voertuig 1 in zijwaartse richting met de voorzijde langs de achterzijde van het geparkeerd staande voertuig 2, waarbij beide voertuigen elkaar raakten. Daarna botste voertuig 1 met de rechterzijde tegen een links naast de rijbaan staande boom. Ten gevolge van de botsing met de boom raakte voertuig 1 zwaar gedeformeerd en overleed de passagier die zich oorspronkelijk rechts achter in het voertuig bevond. De bestuurder van voertuig 1, als mede de passagier die zich rechts van hem bevond, raakten ten gevolge van de botsing tegen de boom zwaargewond.
2.2.1 Wegsituatie
De rijbaan heeft een breedte van circa 5,5 meter en is niet verdeeld in rijstroken.
2.2.3 Verkeersmaatregelen ter plaatste
Voor motorvoertuigen bedroeg de ter plaatse toegestane maximum snelheid 30 kilometer per uur.
2.2.5 Bijzonderheid van de plaats
Op de plaats van het ongeval werden door ons bijzonderheden ontdekt welke mogelijk van invloed zouden kunnen zijn geweest op het ontstaan van het ongeval. Het kruisingsvlak Dorpsweg/Lange Landweg was licht verhoogd; kennelijk bedoeld als snelheidsremmende maatregel. Hoe sneller men over deze verhoging rijdt, des te groter is de invloed ervan op de stabiliteit van het voertuig.
2.3.1 Sporen op het wegdek
In de rijrichting die voertuig 1 vlak voor het ongeval gehad moet hebben, zagen wij op het wegdek recente bandsporen, een driftspoor. Wij zagen dat dit driftspoor aanving bij de overgang van bitumen naar de rode klinkers voor het kruisingvlak met de Langelandweg gezien vanuit de rijrichting van voertuig 1. Dit was circa 66 meter na het bord “Bebouwde kom.”
Een schriftelijk stuk, te weten het rapport snelheidsbepaling d.d. 19 november 2012 van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) met nummer 2012.09.03.175:
3.2 Modellering van het ongeval in PC-crash
De botsing met de boom zelf wordt niet gesimuleerd. Wel is op grond van met name de deformatie een ondergrens aan te geven voor de snelheid die de auto nog had vlak voor de botsing met de boom (de restsnelheid). Hiervoor geld een ondergrens van 58 km/u.
6. Conclusie
Op basis van de uitgangspunten als genoemd in dit rapport voor wat betreft het sporenverloop volgt een kans van 99 % dat de snelheid van de [automerk] bij aanvang van de afgetekende sporen hoger was dan 92 km/u en een kans van 99 % dat de snelheid lager was dan 128 km/u. Bij de ondergrenssnelheid van 93 km/u is de omvang van de deformatie van de [automerk] niet verklaard. Dat is pas het geval als bij aanvang van de afgetekende sporen de snelheid tenminste 101 km/u was.
Een schriftelijk stuk, te weten een aanvraag ten behoeve van toxicologisch onderzoek van bloed d.d. 14 april 2012, opgenomen op pagina 49 van dossier nummer PL01KG2012036946 d.d. 31 augustus 2012, zakelijk weergegeven:
Om 7.20 uur op 25 april 2012 is bloed afgenomen van [verdachte]. Het bloed is voorzien van SIN TAAF1280 NL en SIN TAAF1281NL.
Een schriftelijk stuk, te weten het deskundigenrapport alcohol in het verkeer d.d. 7 augustus 2012 van het NFI opgenomen op pagina 50 e.v. van voormeld dossier:
Naam bloedgever: [verdachte]
Op 18 april 2012 werd op het NFI ontvangen een bloedblok voorzien van het SIN TAAF1279NL.
Het buisje bestemd voor analyse was voorzien van TAAF1280NL.
Het buisje bestemd voor contra-expertise was voorzien van TAAF1281NL.
Het resultaat van de analyse bedroeg, na aftrek van de wettelijk voorgeschreven correctie, 0,52 milligram ethanol per milliliter bloed.
Een schriftelijk stuk, te weten het deskundigenrapport herberekening bloedalcoholgehalte d.d. 7 augustus 2012 van het NFI, opgenomen op pagina 51 e.v. van voormeld dossier:
De datum en het tijdstip van melding van de aanrijding is 14 april 2012 om 02.28 uur.
De datum en het tijstip van de bloedafname is 14 april 2012 om 7.10 uur.
Het tijdsverloop tussen de aanrijding en de bloedafname betreft ongeveer 5 uren.
Door het lichaam wordt de opgenomen alcohol omgezet en daarnaast voor een gering deel uitgescheiden. Deze omzetting en uitscheiding vinden plaats met een snelheid, die individueel verschillend is en in verreweg de meeste gevallen gelegen is tussen de grenzen 0,15 en 0,25 mg alcohol per ml bloed per uur.
Op grond van de bovengenoemde gegevens zal het bloedalcoholgehalte in de vermelde tijdsduur (5 uren) afgenomen zijn met 0,75 tot 1,25 mg/ml.
conclusie
Het bloedalcoholgehalte op het tijdstip van de melding van de aanrijding zal tussen 1,2 en 1,7 mg/m1 hebben gelegen.
Een schriftelijk stuk, als los document gevoegd, inhoudende een verslag betreffende het overlijden van [slachtoffer 1] d.d. 14 april 2012, opgesteld door [naam arts] gemeentelijke lijkschouwer, arts, zakelijk weergegeven:
Overleden ten gevolge van schedelletsel en mogelijk daarbij inwendig borstletsel, veroorzaakt door grof inwerkend stomp geweld, passende bij beschreven ongeval.
Een proces-verbaal d.d. 25 april 2012, opgenomen op pagina 181 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van getuige [slachtoffer 2], zakelijk weergegeven:
Ik heb diverse botbreuken, een flinke klap op het hoofd, ingeklapte long en nog veel meer opgelopen ten gevolge van de aanrijding.
Een proces verbaal d.d. 24 augustus 2012 opgenomen op pagina 12 van voormeld dossier, inhoudende de relatering van de verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 9 mei 2012 is door collega een onderhoud geweest met de familie [slachtoffer 2] is het weekend daarvoor uit de kunstmatige slaap gehaald.
Proces verbaal vordering tot overgifte rijbewijs beginnend bestuurder d.d. 20 april 2012, opgenomen op pagina 42 e.v. van voormeld dossier, zakelijk weergegeven:
Rijbewijs op naam staand van [verdachte], geboren op [datum].
Datum afgifte rijbewijs: 21 oktober 2009
De rechtbank overweegt het navolgende.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte na het gebruik van alcohol, met een bloedalcoholgehalte van in ieder geval 1,2 mg/ml met een snelheid van tenminste 101 km per uur de bebouwde kom van Onnen in is gereden, waar een maximum snelheid van 30 km per uur was toegestaan. Hij is daarbij over een verhoogd kruisingsvlak -bedoeld als snelheidsremmende maatregel- gereden. De auto is in een slip geraakt en verdachte heeft de macht over het stuur verloren waarna het voertuig uiteindelijk tegen een links naast de rijbaan staande boom is gebotst. Ten gevolge van de botsing tegen de boom is [slachtoffer 1] die zich rechtsachter in het voertuig bevond, overleden en is [slachtoffer 2], die op de bijrijdersstoel zat, zwaargewond geraakt.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte welbewust onaanvaardbare risico’s heeft genomen. Hij heeft immers, terwijl het donker was, binnen de bebouwde kom, de wettelijke toegestane maximumsnelheid minimaal met maar liefst 71 kilometer per uur overschreden. De rechtbank is van oordeel dat de situatie ter plaatse het rijden met een zodanige snelheid uiterst gevaarlijk maakt. De breedte van de weg was slechts 5,5 meter en de weg was niet verdeeld in rijstroken. Daarbij was het wegdek ook nog plaatselijk verhoogd. Dat zich in die omstandigheden bij genoemde snelheid een ongeval kon voordoen was zeer wel te voorzien.
Bovendien was verdachte zodanig onder invloed van alcohol dat hij als beginnend bestuurder het wettelijk toegestane bloedalcoholpromillage met bijna een factor 6 heeft overschreden.
Dit rechtvaardigt de conclusie dat verdachte het door hem bestuurde voertuig onvoldoende onder controle heeft gehad, zeker vanaf het moment dat de auto door -onder meer- de te hoge snelheid is gaan ‘driften.’
Dat de auto uiteindelijk met aanzienlijke snelheid tegen een boom tot stilstand is gekomen, is dan ook aan verdachtes schuld te wijten.
De rechtbank is van oordeel dat de extreme snelheidsovertreding, gelet op de verkeerssituatie ter plaatse in combinatie met de beschonken toestand waarin verdachte ten tijde van de aanrijding verkeerde de conclusie rechtvaardigt dat verdachtes handelen als roekeloos moet worden gekwalificeerd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 14 april 2012, om ongeveer 2.20 uur te Onnen, gemeente Haren, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), daarmede rijdende over de weg, de Dorpsweg, roekeloos, terwijl hij onder invloed verkeerde van alcoholhoudende drank, met aanmerkelijke snelheid, het door hem bestuurde motorrijtuig niet met de nodige voorzichtigheid heeft bestuurd en voortdurend onder controle gehouden en de macht over het stuur heeft verloren en (vervolgens) met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is aangereden en gebotst tegen een
boom en/of een aldaar op een oprit staande motorrijtuig, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan verdachtes schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (inzittende [slachtoffer 1]) werd gedood en (inzittende [slachtoffer 2]) zwaar lichamelijk letsel werd toegebracht (te weten onder andere diverse fracturen en hoofdletsel en een klaplong, tengevolge waarvan hij enkele weken kunstmatig in slaap werd gehouden en in het ziekenhuis heeft verbleven), terwijl het een ongeval betrof waardoor een ander werd gedood en een ander lichamelijk letsel werd toegebracht en verdachte verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994, aangezien verdachte toen dat motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes bloed bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8 derde lid, aanhef en onder b van de Wegenverkeerswet 1994, 0,52 milligram alcohol per milliliter bloed bleek te zijn, en zulks terwijl het feit mede is veroorzaakt doordat hij, verdachte, een krachtens deze wet vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden, immers heeft hij, verdachte, de ter plaatse voor dat motorrijtuig toegestane maximum snelheid van 30 kilometer per uur aanzienlijk overschreden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl de schuld bestaat uit roekeloosheid en het een ongeval betreft waardoor een ander is gedood en aan een ander (zwaar) lichamelijk letsel is toegebracht terwijl de schuldige verkeerde in de toestand bedoeld in artikel 8 lid 3 van de Wegenverkeerswet 1994 en het feit mede is veroorzaakt doordat hij een krachtens de Wegenverkeerswet 1994 vastgestelde maximumsnelheid in ernstige mate heeft overschreden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden waarvan 18 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daarbij als bijzondere voorwaarden verplicht reclasseringstoezicht en een behandeling bij de Verslavingszorg Noord Nederland.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van de strafeis onder meer rekening gehouden met de aard en ernst van het feit. Verdachte heeft door zijn rijgedrag onvoorstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer en zijn omgeving.
Daarnaast houdt hij rekening met de houding van verdachte. Hij heeft ter zitting spijt betuigd. Voorts houdt de officier er rekening mee dat de slachtoffers uit de sociale omgeving van verdachte komen.
Namens verdachte is betoogd dat de rechtbank bij de oplegging van de straf rekening dient te houden met de jeugdige leeftijd van cliënt. Het gebrek aan verantwoordelijkheidsbesef valt te verklaren mede door deze jeugdige leeftijd en mede door de kennelijk heersende opvatting binnen de groep waarbinnen cliënt vertoefde omtrent alcoholgebruik en deelname aan het verkeer.
De raadsman stelt voor om een voorwaardelijke gevangenisstraf en een lange werkstraf op te leggen. De raadsman ziet aanknopingspunten om, hoewel verdachte meerderjarig is, de nadruk te leggen op het lering trekken uit hetgeen is gebeurd en in mindere mate op het bestraffen daarvan. De raadsman is van mening dat de grondgedachten die gelden in het jeugdstrafrecht gelet op de leeftijd van verdachte ook ten dele mogen gelden voor verdachte. Verdachte is bereid om zich aan alle algemene en bijzondere voorwaarden te houden.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 14 april 2012 schuldig gemaakt aan roekeloos en zeer onverantwoordelijk rijgedrag door na het gebruik van een grote hoeveelheid alcohol achter het stuur te gaan zitten en met een extreme snelheid te gaan rijden als gevolg waarvan een verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Door het ongeval is één van de inzittenden, [slachtoffer 1], op 20-jarige leeftijd om het leven gekomen. De dood van [slachtoffer 1] heeft geleid tot onherstelbaar leed bij diens nabestaanden. De slachtofferverklaring van de moeder van [slachtoffer 1], die zij op de terechtzitting van 30 november 2012 heeft voorgelezen, alsmede de verklaring die de vader aan de rechtbank heeft doen toekomen, geven hiervan blijk. Het gezin van [slachtoffer 1] dreigt emotioneel ontwricht te raken door het overlijden van [slachtoffer 1] en zal voor altijd genoegen moeten nemen met slechts de herinnering aan hem. Daarnaast is door het ongeval aan de andere inzittende, [slachtoffer 2], zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Aangenomen moet worden dat [slachtoffer 2], behalve de lichamelijke gevolgen die hij heeft moeten ondervinden van het ongeval, ook psychisch nog langdurig zal zijn belast door hetgeen hij de bewuste nacht heeft moeten doormaken.
In beginsel acht de rechtbank, gelet op de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de aanrijding, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zonder meer op zijn plaats. In verband met de navolgende omstandigheden komt de rechtbank evenwel tot een keuze voor een andere strafmodaliteit.
De rechtbank constateert dat het in de overwegend jeugdige vriendengroep van verdachte niet ongebruikelijk was om met alcohol op te gaan rijden. Verdachte heeft ter terechtzitting duidelijk gemaakt dat hij inmiddels afstand heeft genomen van dit normenpatroon en hij heeft volledige verantwoordelijkheid genomen voor het ongeval. De rechtbank houdt voorts rekening met de impact die het ongeluk op het nog jonge leven van verdachte heeft. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte diep is getroffen door hetgeen hij heeft aangericht. Uit het reclasseringsrapport van 27 november 2012 blijkt dat verdachte suïcidale gedachten heeft gehad en dat hij psychologische hulp heeft gezocht. Verdachte heeft een blanco strafblad. Gelet op al deze omstandigheden is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat in het specifieke onderhavige geval het opleggen van een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet als de meest passende strafafdoening op zijn plaats is.
De rechtbank zal verdachte een werkstraf voor de maximale duur van 240 uren opleggen alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van 18 maanden met de bijzondere voorwaarden van verplicht toezicht door de reclassering. Verdachte zal in dit kader ook een behandeling bij de Verslavingszorg Noord-Nederland moeten ondergaan. Daarnaast zal de rechtbank verdachte een rijontzegging opleggen voor de duur van 5 jaar.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [vader van slachtoffer 1], wonende te [adres]. De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De gemachtigde van de benadeelde partij heeft ter terechtzitting de vordering nader toegelicht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
Verdachte heeft aangevoerd dat hij bereid is om de gehele vordering te voldoen.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van € 2.149,87 zal worden toegewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen het voornoemde geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14 a,14b, 14c, 14 d, 22 c, 22d, 24 c en 36f, van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden,
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende de proeftijd van 2 jaren één of meer voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
-zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit, en,
-ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt, en
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid,
Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- dat veroordeelde zich binnen vijf dagen volgend nadat het vonnis onherroepelijk is geworden zal melden bij de reclassering van het Leger des Heils aan het Damsterdiep 271, 9713 EE te Groningen. Hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat veroordeelde zich zal laten behandelen bij de forensische polikliniek van de Verslavingszorg Noord Nederland (VNN) waarbij hij zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
Geeft de reclassering van het Leger des Heils opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1], wonende te [adres], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 2.149,87. Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 2.149,87 ten behoeve van de benadeelde partij [vader van slachtoffer 1], wonende te [adres], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 31 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 2.149,87, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.W. Janssen, voorzitter, L.H.A.M. Voncken en J.V. Nolta, rechters, in tegenwoordigheid van T. van den Berg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 december 2012.