ECLI:NL:RBGRO:2012:BY5703

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-830392-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor medeplegen van een gewapende overval op een winkel met bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van een gewapende overval op de winkel Zeeman in Oude Pekela op 9 april 2010. De verdachte, geboren in 1987 en thans preventief gedetineerd, heeft samen met een medeverdachte de overval gepleegd, waarbij zij een medewerkster met een mes hebben bedreigd en een bedrag van ongeveer 250 euro hebben gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de overval goed was voorbereid en dat de verdachte en zijn medeverdachte zich vermomd hadden met bivakmutsen. Tijdens de overval heeft de verdachte de medewerkster bij de keel gegrepen en met een mes gedreigd, wat leidde tot een zeer angstige situatie voor het slachtoffer.

De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefsters en de medeverdachte als bewijs gebruikt om de schuld van de verdachte vast te stellen. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier jaar geëist, maar de rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van dertig maanden opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen strafuitsluitingsgronden aanwezig zijn en dat de verdachte volledig strafbaar is. De uitspraak is gedaan in het openbaar en is geregistreerd onder parketnummer 18/830392-12.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/830392-12 (promis)
datum uitspraak: 1 november 2012
bij verstek
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
wonende te [woonplaats]
thans preventief gedetineerd in PI Leeuwarden te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 9 april 2010, te Oude Pekela, in de gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) EURO
250, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1]
en/of de winkel Zeeman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die
Zeeman, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s),
- uitgerust met bivakmuts(en) althans vermomd en/of onherkenbaar gemaakt,
- heeft/hebben geroepen "Waar is het geld, waar is het geld" en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman bij de keel en/of nek
heeft/hebben gegrepen en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes heeft/hebben
getoond en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes tegen de keel
heeft/hebben gehouden en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman bij de arm heeft/hebben
vastgepakt en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes ter hoogte van
diens buik heeft/hebben gehouden en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Is dit het of is er nog meer geld";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte, de bekennende verklaring van medeverdachte [medeverdachte] en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2].
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 22 april 2010, opgenomen op pagina 275 e.v. van dossier nr. PL01PE 2010033128 d.d. 13 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangeefster
[aangeefster 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben manager van de Zeeman, gevestigd te Oude Pekela. Op 9 april 2010 is de Zeeman overvallen door 2 jongens. Volgens de kassabon is er precies 250 euro weggenomen. (p. 275)
Een proces-verbaal d.d. 9 april 2010, opgenomen op pagina 278 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1], zakelijk weergegeven:
Ik zag dat er twee manspersonen voor de deur stonden. Ik zag dat deze manspersonen zwarte bivakmutsen op hadden. Ik hoorde dat ze riepen: “Waar is het geld, waar is het geld.”
Ik zag dat de jongen met het zwarte shirt een mes in zijn rechterhand had. Het was een groot en erg lang mes. Deze jongen pakte mij toen vast bij mijn arm. Ik zag toen dat hij met het mes met de punt vooruit naar mijn keel wees. Ik hoorde dat hij riep: "Godverdomme, godverdomme, waar is het geld, waar is het geld." Ik voelde mij door deze woorden en het feit dat hij met een mes dreigde heel erg bedreigd. (p. 279)
Ze liepen allebei naar de kassa en de jongen met het zwarte shirt had nog steeds het mes in zijn hand. Op gegeven moment liep de jongen met het zwarte shirt terug naar mij. Hij pakte mij toen vast om mijn nek en hij wees weer met het mes richting mijn keel. Hij hield het mes voor mijn keel. Hij trok mij toen mee aan mijn arm. Ik zag dat hij het mes ter hoogte van mijn buik hield en hij liep met me mee naar de kassa. Ik was echt bang dat hij mij neer wilde steken.
Ik zag dat de jongen met het grijze shirt geldbiljetten uit de kassa pakte. Ik denk dat er niet meer dan 150 euro mogelijk in de kassa zat. Ik hoorde dat de jongen met het zwarte shirt toen riep: "Is dit het of is er nog meer geld." Hij hield mij toen nog steeds vast en had het mes nog steeds gericht op mijn buik. (p. 280)
Een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 147 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte], zakelijk weergegeven
[verdachte] en ik hebben de overval op een vrijdag in april 2010 gepleegd. [verdachte] en ik zijn te voet naar de Zeeman in Oude Pekela gelopen. [verdachte] had een vleesmes uit mijn woning meegenomen. Wij zijn naar de achterzijde gelopen van de Zeeman. Wij hebben onze vermommingen opgedaan. Ik had een sjaal voor mijn gezicht langs en een muts op. [verdachte] had een bivakmuts op. Hij had de bivakmuts al vanuit zijn kamer meegenomen. (p. 148)
Wij hebben van te voren afgesproken dat ik naar de kassa zou lopen en het geld zou pakken. [verdachte] zou het personeel met het mes bedreigen. Ik liep voorop en gaf de medewerkster die de deur had geopend een duw. Ik ben naar de kassa gelopen. [verdachte] liep achter mij. Ik ben over de toonbank gaan hangen en deed een greep in de geopende kassa. [verdachte] riep ook nog iets: "Rustig blijven dan gebeurt er niets." of woorden van gelijke strekking. Nadat ik het geld pakte draaide ik mij om. Ik zag dat [verdachte] met zijn arm de vrouwelijke medewerkster om de nek vast had. Ik wist natuurlijk wel dat [verdachte] een mes bij zich had.
Wij zijn samen naar de achterzijde gerend van de winkel om er van door te gaan. Wij hebben de Zeeman door dezelfde achterdeur verlaten als waar we ook binnen waren gekomen. Toen wij de winkel uitrenden hebben wij tijdens het rennen onze vermomming afgedaan. Ik zag in mijn woning dat ik in totaal zo'n honderd tot honderd vijftig euro uit de kassalade had gepakt. Dit geld hebben [verdachte] en ik door tweeën gedeeld.
[naam chauffeur] heeft [verdachte] en mij naar de flat in Winschoten gebracht. Toen wij in de flat waren zijn we naar de kamer van [getuige 2] gegaan. Bij [getuige 2] op de kamer hebben wij kort verteld dat wij een overval gepleegd hadden op de Zeeman in Oude Pekela. (p. 149)
Een proces-verbaal d.d. 26 juni 2012, als los document gevoegd bij voormeld dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Op een dag in 2010, het was in elk geval voor juni 2010, was ik in mijn kamer. Ik zag mijn neef [verdachte] en [medeverdachte] de kamer van [medebewoner] binnengaan. Ik hoorde [verdachte] tegen [medeverdachte] zeggen dat hij een winkel wilde overvallen om aan geld te komen. Later hoorde ik [medeverdachte] in de kamer van [medebewoner] zeggen dat hij de Zeeman in Oude Pekela wilde overvallen. Ik hoorde dat [verdachte] in dit gesprek met hem mee ging en dat zij samen overlegden hoe zij de overval zouden plegen. Van dit overleg kreeg ik mee dat [medeverdachte] zei dat ze het pand via de achterdeur van de winkel moesten betreden.
Ik zag [verdachte] en [medeverdachte] de woning van [medebewoner] verlaten. Na 2 of 3 uur zag ik [verdachte] en [medeverdachte] weer bij de flat komen. Ik zag dat ze uit een auto stapten. Ik herkende de auto als zijnde de auto van taxi [naam chauffeur]. Toen [verdachte] en [medeverdachte] in de hal stonden, hoorde ik dat ze onderling pret hadden. Ik zag dat [medeverdachte] geld in zijn handen had en dat hij hiermee zwaaide. Vervolgens zag ik dat [medeverdachte] het geld deelde met [verdachte]. Ik hoorde hen allebei zeggen dat ze 250 euro hadden. Enkele dagen later sprak ik [verdachte]. Hij vertelde mij toen dat hij bij de overval een medewerkster had bedreigd met een mes. Hij gaf hierbij de grootte van het mes met zijn handen aan. Op dat moment wist ik gelijk dat het niet met een mes van hem zelf was geweest. Ik wist namelijk dat [verdachte] alleen maar kleine messen in zijn kamer had.
Opmerking: Wij, verbalisanten, tonen aan verdachte een drietal fotobladen met daarop 8 foto’s. Het betreft fotomap AH 11.
Ik weet dat [verdachte] ten tijde van de overval een bivakmuts op had en volgens mij is dit mijn bivakmuts. Daarnaast herken ik op de foto’s 3 en 4 de stiksels op de broek. [verdachte] had ten tijde van de overval een broek met soortgelijke stiksels. Ook valt mij op dat de dader op foto 3 zijn hoofd een beetje naar voren heeft. [verdachte] heeft ook zo’n houding met zijn hoofd.
Ongeveer een maand geleden trof ik nog een broek van [verdachte] aan. Het was de broek met de stiksels die ik hiervoor heb beschreven. Enige tijd later vertelde [verdachte] mij dat dit de broek was die hij bij de overval had aangehad.
Opmerking: Verdachte worden stukjes van de opnamen gemaakt tijdens de overval getoond.
Mij valt op dat de overvaller die de medewerkster met het mes bedreigt, zijn sokken bij zijn broek in heeft. Dit heeft [verdachte] ook altijd. Hij heeft vaak te lange broeken aan en hij doet daarom zijn broek in zijn sokken.
Bewezenverklaring
Gelet op bovenstaande bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 9 april 2010, te Oude Pekela, in de gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) euro 250, toebehorende aan de winkel Zeeman, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader,
- uitgerust met bivakmuts en/of onherkenbaar gemaakt,
- heeft/hebben geroepen "Waar is het geld, waar is het geld" en
- die [aangeefster 1] bij de keel of nek heeft/hebben gegrepen en
- die [aangeefster 1] een mes heeft/hebben getoond en
- die [aangeefster 1] bij de arm heeft/hebben vastgepakt en
- die [aangeefster 1] een mes ter hoogte van haar buik heeft/hebben gehouden en
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Is dit het of is er nog meer geld".
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het ten laste gelegde feit te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van vier jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarbij heeft hij met name aangevoerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, een overval op een winkel. Verdachte en zijn mededader zijn gemaskerd en met een groot mes naar binnen gegaan en hebben het mes bij de keel en buik van het slachtoffer gehouden. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan en van de overval niet meer te herstellen schade ondervonden. Verdachte is degene geweest die het geweld heeft toegepast. Hij is in 2005 wegens een soortgelijk feit veroordeeld en artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht is van toepassing. Een eerder opgelegd reclasseringstoezicht is negatief beëindigd, zodat de voorwaardelijke gevangenisstraf slechts dient als stevige stok achter de deur.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, het verdachte betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich, samen met medeverdachte [medeverdachte], schuldig gemaakt aan het plegen van een overval. Deze overval vond plaats in de middag en was dan ook zichtbaar voor aanwezig (winkel)publiek. Verdachte en zijn mededader hebben de overval goed voorbereid en zijn vermomd – met bivakmuts of sjaal voor het gezicht en muts – het winkelbedrijf Zeeman te Oude Pekela binnengedrongen en hebben een medewerkster een zeer groot mes getoond en hebben dit mes ter hoogte van haar buik gehouden. Een overval draagt bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij en zeker bij het slachtoffer is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. In haar slachtofferverklaring heeft zij uiteengezet welke impact de overval heeft gehad. Zij ondervindt – na ruim twee jaren – nog steeds de psychische gevolgen van wat haar is overkomen. Zij is vanwege haar angst verhuisd uit [woonplaats] en zij is door haar psychische problemen haar baan bij de Zeeman kwijtgeraakt.
Als reactie op dergelijke feiten is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur passend.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld wegens gewelds- en vermogensdelicten, laatstelijk in 2011.
Tevens heeft de rechtbank gelet op de straf die is opgelegd aan medeverdachte [medeverdachte].
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank ziet geen toegevoegde waarde in het opleggen van een voorwaardelijke straf.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, J.V. Nolta en
Th.A. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2012.