ECLI:NL:RBGRO:2012:BY5701

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
1 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18-830393-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor overval en inbraken met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 1 november 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan een overval op de winkel Zeeman in Oude Pekela en aan drie inbraken. De verdachte, geboren in 1986 en thans preventief gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met geweld, waarbij hij en zijn mededader een medewerkster met een mes bedreigden. De overval vond plaats op 9 april 2010, waarbij ongeveer €250,- werd gestolen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededader gemaskerd waren en de medewerkster onder bedreiging van geweld hebben gedwongen om hen het geld te geven. De rechtbank heeft ook gekeken naar de drie inbraken die de verdachte heeft gepleegd in de periode van juni 2012, waarbij hij goederen ter waarde van meer dan €1.000,- heeft gestolen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan gedragsinterventies. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, die als gevolg van de overval schade heeft geleden. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van €4.260,32 toegewezen, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan bepaalde voorwaarden tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/830393-12 (promis)
datum uitspraak: 1 november 2012
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M.R.M. Schaap
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1986,
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 oktober 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 april 2010, te Oude Pekela, in de gemeente Pekela,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) EURO
250, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster 1]
en/of de winkel Zeeman, in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s),
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die
Zeeman, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
en/of zijn mededader(s),
- uitgerust met bivakmuts(en) althans vermomd en/of onherkenbaar gemaakt,
- heeft/hebben geroepen "Waar is het geld, waar is het geld" en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman bij de keel en/of nek
heeft/hebben gegrepen en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes heeft/hebben
getoond en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes tegen de keel
heeft/hebben gehouden en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman bij de arm heeft/hebben
vastgepakt en/of
- die [aangeefster 1] en/of (ander) personeel van die Zeeman een mes ter hoogte van
diens buik heeft/hebben gehouden en/of
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Is dit het of is er nog meer geld";
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 juni tot en met 25 juni 2012, te
Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit de winkel [naam winkel] heeft weggenomen goederen, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangeefster feit 2], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode van 26 juni tot en met 27 juni 2012, te
Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit autobedrijf [naam autobedrijf] heeft weggenomen een portemonnee en/of
(ongeveer) EURO 1187, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [aangever feit 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te
nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
4.
hij in of omstreeks de periode van 27 juni tot en met 28 juni 2012, te
Blijham, in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening
in/uit garagebedrijf [naam garagebedrijf] heeft weggenomen een geldlade en/of
(ongeveer) EURO 300, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [aangever feit 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak,
verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de aangifte, de bekennende verklaring van verdachte en de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] en het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde op basis van de aangiften en de bekennende verklaringen van verdachte en zijn mededaders.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van het bewijs geen opmerkingen gemaakt.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 22 april 2010, opgenomen op pagina 275 e.v. van dossier nr. PL01PE 2010033128 d.d. 13 augustus 2012, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 2];
- een proces-verbaal d.d. 9 april 2010, opgenomen op pagina 278 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster 1].
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 28 juni 2012, opgenomen op pagina 296 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangeefster [aangeefster feit 2];
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 180 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1];
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 191 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 9 juli 2012, opgenomen op pagina 291 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [aangever feit 3];
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 180 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1].
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
- de bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd;
- een proces-verbaal d.d. 28 juni 2012, opgenomen op pagina 287 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van aangever [aangever feit 4];
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 180 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1];
- een proces-verbaal d.d. 5 juli 2012, opgenomen op pagina 191 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2].
Bewezenverklaring
Gelet op bovenvermelde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 9 april 2010, te Oude Pekela, in de gemeente Pekela, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (ongeveer) 250 euro, toebehorende aan de winkel Zeeman, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [aangeefster 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader,
- uitgerust met bivakmuts en/of onherkenbaar gemaakt,
- heeft/hebben geroepen "Waar is het geld, waar is het geld" en
- die [aangeefster 1] bij de keel of nek heeft/hebben gegrepen en
- die [aangeefster 1] een mes heeft/hebben getoond en
- die [aangeefster 1] bij de arm heeft/hebben vastgepakt en
- die [aangeefster 1] een mes ter hoogte van haar buik heeft/hebben gehouden en
- (daarbij) heeft/hebben geroepen "Is dit het of is er nog meer geld".
2.
hij in de periode van 23 juni tot en met 25 juni 2012, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in de winkel [naam winkel] heeft weggenomen goederen, toebehorende aan [aangeefster feit 2], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak en inklimming;
3.
hij in de periode van 26 juni tot en met 27 juni 2012, te Winschoten, in de gemeente Oldambt, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in autobedrijf [naam autobedrijf] heeft weggenomen een portemonnee en
(ongeveer) 1187 euro, toebehorende aan [aangever feit 3], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak;
4.
hij in de periode van 27 juni tot en met 28 juni 2012, te Blijham, in de gemeente Bellingwedde, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in garagebedrijf [naam garagebedrijf] heeft weggenomen een geldlade en (ongeveer) 300 euro, toebehorende aan [aangever feit 4], waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft door middel van braak.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen
personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk
te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
2. diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak en inklimming;
3. diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak;
4. diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de
schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van
braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten en de ad informandum gevoegde feiten te veroordelen tot een gevangenisstraf van dertig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met daaraan verbonden reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden zoals beschreven in het reclasseringsrapport d.d. 11 september 2012.
Daarbij heeft de officier van justitie met name aangevoerd dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een zeer ernstig feit, een overval op een winkel. Verdachte en zijn mededader zijn gemaskerd en met een groot mes naar binnen gegaan en hebben het mes bij de keel en buik van het slachtoffer gehouden. Het slachtoffer heeft doodsangsten uitgestaan en van de overval niet meer te herstellen schade ondervonden.
Daarnaast heeft verdachte door de gepleegde inbraken veel schade veroorzaakt, schade die uiteindelijk door de maatschappij wordt betaald door verhoging van de verzekeringspremies.
De in het reclasseringsrapport omschreven problemen worden door verdachte zelf ook gesignaleerd. Hij is gemotiveerd om aan deze problemen te werken. De officier van justitie heeft voorts rekening gehouden met de justitiële documentatie van verdachte en met de geldende oriëntatiepunten van het openbaar ministerie.
Standpunt verdediging
Namens verdachte is gepleit voor een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van dertig maanden. Verdachte kan dan in het kader van vervroegde invrijheidstelling sneller met de door de reclassering geadviseerde gedragsinterventies beginnen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een overval op een winkel en aan drie inbraken, telkens in vereniging met een ander of anderen.
De overval vond plaats in de middag en was dan ook zichtbaar voor aanwezig (winkel)publiek. Verdachte en zijn mededader hebben de overval goed voorbereid en zijn vermomd – met bivakmuts of sjaal voor het gezicht en muts – en met een groot slagersmes het winkelbedrijf Zeeman te Oude Pekela binnengedrongen. Daarbij hebben zij, onder bedreiging van een medewerkster van de Zeeman met het mes, ongeveer € 250,- buitgemaakt. Overvallen als deze dragen bij aan gevoelens van onveiligheid in de maatschappij. Zeker bij het slachtoffer is een angstige en bedreigende situatie ontstaan. In haar schriftelijke slachtofferverklaring heeft zij uiteengezet welke impact de overval heeft gehad. Zij ondervindt – na ruim twee jaren – nog steeds de psychische gevolgen van wat haar is overkomen. Zij is na de overval vanwege haar angst verhuisd uit [woonplaats] en zij is door haar psychische problemen haar baan bij de Zeeman kwijtgeraakt.
Inbraken veroorzaken veel schade, overlast en ergernis bij de gedupeerden, zoals blijkt uit de toelichting bij de vordering benadeelde partij van [aangeefster feit 2]. Bovendien moeten zij kosten maken ter beveiliging van hun zaak om dit soort feiten te voorkomen. Daarnaast hebben inbraken gevolgen voor de maatschappij, die geconfronteerd wordt met de doorberekening in de prijzen en verzekeringspremies. Verdachte heeft met zijn handelen een inbreuk gemaakt op de eigendommen van bedrijven en heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de materiële en de immateriële gevolgen die zijn daden voor de betrokken personen zouden kunnen hebben.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten (drie pogingen tot inbraak), zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
Als reactie op deze feiten is naar het oordeel van de rechtbank een gevangenisstraf van langere duur passend.
Bij het bepalen van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gelet op de justitiële documentatie van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder met politie en justitie in aanraking is geweest, laatstelijk in 2011.
Tevens heeft de rechtbank gelet op het omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 11 september 2012, waaruit naar voren komt dat verdachte forse psychiatrische problemen heeft. Bij de uitvoering van de delicten spelen impulsiviteit en spanning zoeken een grote rol van betekenis. Verdachte handelt impulsief bij het oplossen van problemen, waarin zelfcontrole ontbreekt. Hij maakt daardoor keuzes die leiden tot crimineel gedrag. Zijn gezin is een beschermende factor. De relatie met zijn vriendin heeft een positieve invloed op hem. Verdachte staat open voor begeleiding en ondersteuning van (forensische) hulpverlening.
De kans op herhaling wordt door de reclassering als hoog gemiddeld geschat. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en deelname aan de gedragsinterventies arbeidsvaardig-heden training en cognitieve vaardigheidstraining met daarbij toezicht van de reclassering.
Op grond van het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat een vrijheidsstraf moet worden opgelegd. De rechtbank zal de straf deels voorwaardelijk opleggen, enerzijds om te bewerkstelligen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan de bijzondere voorwaarden te verbinden, zoals voorgesteld in voornoemd reclasseringsrapport.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster feit 2], wonende te [woonplaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. Zij vordert in totaal € 5.697,32 aan materiële schade en tussen de € 600,- en € 700,- aan gemiste omzet.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de hoogte van de post “papiergeld in kluis” ad € 1.815,- betwist. Gelet op de verklaringen van verdachte en zijn mededaders dient dit bedrag te worden teruggebracht tot
€ 400,-.
Beoordeling
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 2 bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Gelet op de betwisting van de hoogte van de post “papiergeld in kluis” zal deze post voor een bedrag van € 400,- worden toegewezen. De post “2x hengel à € 11,-” van
€ 22,- zal niet worden toegewezen, nu de benadeelde partij heeft aangegeven dat zij deze hengels heeft teruggekregen en dat zij verkoopbaar zijn. Ten slotte is de rechtbank van oordeel dat het bedrag aan gemiste omzet onvoldoende is onderbouwd.
De vordering van [aangeefster feit 2] zal daarom tot een bedrag van € 4.260,32 worden toegewezen. De benadeelde partij zal voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemd geldbedrag ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partij ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Tevens zal de rechtbank de hoofdelijkheidsclausule toepassen, in die zin dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld geldbedrag is gehouden voor zover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van dertig maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot zes maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van een proeftijd van 2 jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van
een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op
de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van
het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde moet zich binnen vijf dagen volgend op zijn detentie melden op werkdagen
tussen 9:30 en 11:00 uur, bij Reclassering Nederland, op het adres Leonard Springerlaan 21
te Groningen; hierna moet hij zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit
nodig acht;
- de veroordeelde moet deelnemen aan de volgende gedragsinterventies, voor zover deze
tijdens detentie nog niet zijn gestart of afgerond:
• cognitieve vaardigheidstraining (CoVa);
• arbeidsvaardigheden training (ArVa).
Geeft Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaar-den en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangeefster feit 2], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.260,32 (zegge: vierduizend tweehonderd zestig euro en tweeëndertig eurocent).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
De veroordeelde is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door veroordeeldes mededaders is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 4.260,32 (zegge: vierduizend tweehonderd zestig euro en tweeëndertig eurocent) ten behoeve van de benadeelde partij [aangeefster feit 2], wonende te [woonplaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 52 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.260,32 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, J.V. Nolta en Th.A. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van A.W. ten Have-Imminga als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 november 2012.