RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/997500-09 (promis)
datum uitspraak: 22 oktober 2012
van de rechtbank Groningen, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte/BV],
gevestigd te [plaats] (Duitsland), [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 10 januari 2011, 17 september 2012 en 8 oktober 2012.
Aan verdachte is, na wijziging tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van juni 2008 t/m november 2008
in de gemeente Stadskanaal en/of Midden-Drenthe,
althans in Nederland en/of in Polen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35,
van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
aangezien de overbrenging van Nederland naar Polen van afvalstoffen,
te weten papier/kunststof-afval
(PP2 met een korrelgrootte van meer dan 40 mm
en/of een verbrandingswaarde van minder dan 15 MJ/kg),
- geschiedde zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten,
overeenkomstig die EG-verordening,
en/of
- geschiedde met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of
fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten;
subsidiair ter zake dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van juni 2008 t/m november 2008
in de gemeente Stadskanaal en/of Midden-Drenthe,
althans in Nederland en/of in Polen
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
(een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35,
van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen,
aangezien de overbrenging van Nederland naar Polen van afvalstoffen,
te weten papier/kunststof-afval
(PP2 met een korrelgrootte van meer dan 40 mm
en/of een verbrandingswaarde van minder dan 15 MJ/kg),
- geschiedde zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten,
overeenkomstig die EG-verordening,
en/of
- geschiedde met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of
fraude verkregen toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.60 lid 2 Wet milieubeheer
2.
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van juni 2008 t/m februari 2010
in de gemeente Stadskanaal en/of Midden-Drenthe, althans in Nederland
en/of in Malczyce, althans in Polen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk
heeft gehandeld in strijd met artikel 49, eerste lid, van de EG-Verordening
overbrenging van afvalstoffen, aangezien verdachte en/of verdachtes
mededader(s) als producent en/of kennisgever, dan wel als overige bij een
afvalstoffenoverbrenging van Nederland naar Polen en/of de nuttige toepassing
of verwijdering daarvan betrokken onderneming, niet de nodige maatregelen
heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de door hen/haar vervoerde
afvalstoffen (papier/kunststof) van Nederland naar Polen gedurende de
overbrenging, de nuttige toepassing en/of de verwijdering zonder gevaar voor
de gezondheid van de mens en op ecologisch verantwoorde wijze beheerd worden;
subsidiair ter zake dat:
verdachte op een of meer tijdstippen in of omstreeks
de periode van juni 2008 t/m februari 2010
in de gemeente Stadskanaal en/of Midden-Drenthe, althans in Nederland
en/of in Malczyce, althans in Polen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
heeft gehandeld in strijd met artikel 49, eerste lid, van de EG-Verordening
overbrenging van afvalstoffen, aangezien verdachte en/of verdachtes
mededader(s) als producent en/of kennisgever, dan wel als overige bij een
afvalstoffenoverbrenging van Nederland naar Polen en/of de nuttige toepassing
of verwijdering daarvan betrokken onderneming, niet de nodige maatregelen
heeft getroffen om ervoor te zorgen dat de door hen/haar vervoerde
afvalstoffen (papier/kunststof) van Nederland naar Polen gedurende de
overbrenging, de nuttige toepassing en/of de verwijdering zonder gevaar voor
de gezondheid van de mens en op ecologisch verantwoorde wijze beheerd worden;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.60 lid 3 Wet milieubeheer
3.
verdachte op een of meer tijdstippen
in of omstreeks de periode van april 2005 t/m april 2006
in de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk (een) handeling(en) heeft verricht als bedoeld in artikel 26,
eerste lid van de "EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen (259/93)",
aangezien de overbrenging van afvalstoffen
-afkomstig van "[BV 1]" en/of "[BV 2]"-
van Nederland naar Duitsland geschiedde zonder kennisgeving aan en/of
(schriftelijke) toestemming van alle/de betrokken bevoegde autoriteiten
overeenkomstig genoemde verordening;
artikel 1a Wet op de economische delicten
art 10.60 lid 1 Wet milieubeheer
Geldigheid van de dagvaarding
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat uit de tenlastelegging duidelijk naar voren komt dat verdachte de zorgplicht ten aanzien van het milieu heeft overtreden. De combinatie van de tenlastelegging en de verklaringen in het dossier moeten voor verdachte duidelijk genoeg maken dat het verwijt betreft de manier waarop met de afvalstoffen is omgegaan na het laden van die afvalstoffen bij [medeverdachte/BV] (hierna: [medeverdachte/BV]). Derhalve gaat het dus om het beheer van de afvalstoffen in Polen. Op grond hiervan had verdachte wel degelijk kunnen weten waar hij zich tegen moest verdedigen.
De rechtbank zal de dagvaarding nietig verklaren ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde, aangezien de dagvaarding te weinig specifiek is omschreven in relatie tot de verweten zorgplicht als bedoeld in artikel 10.60, derde lid, van de Wet milieubeheer. Het onder 2 ten laste gelegde behelst nauwelijks meer dan de toepasselijk geachte delictsomschrijving en kan derhalve niet dienen als grondslag voor het onderzoek ter terechtzitting. De kennelijk overtreden zorgplicht ten aanzien van het milieu had in de tenlastelegging nader omschreven moeten worden. Deze omschrijving had bijvoorbeeld kunnen inhouden dat werd aangegeven welke maatregelen in dit specifieke geval van de verdachte rechtspersoon werden verwacht. Pas dan kon de verdachte rechtspersoon weten waar zij zich tegen moest verdedigen. De dagvaarding wordt ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde dan ook nietig verklaard.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen op grond van de in het requisitoir aangehaalde verklaringen, processen-verbaal en documenten.
[verdachte/BV] (hierna: [VERDACHTE/BV]) had wetenschap van het feit dat de PP2, afkomstig van [medeverdachte/BV], niet kon voldoen aan de eisen die op grond van de kennisgeving, en de door de Poolse autoriteiten gestelde aanvullende eisen, daaraan waren gesteld. Verdachte is voor de gedane verboden gedraging strafrechtelijk aan te spreken, aangezien haar feitelijk leidinggevenden en overige medewerkers wetenschap hadden van de strafbare gedragingen, maar zij maatregelen ter voorkoming achterwege hebben gelaten.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 januari 2009, opgenomen op pagina 39 e.v. (ordner 1) van dossier nr. 20080524 d.d. 5 mei 2010, inhoudende de verklaring van verbalisant [verbalisant], zakelijk weergegeven:
Op 20 november 2008 werd mij meegedeeld dat de Poolse milieuautoriteiten op
17 november 2008 een terughaalverzoek hadden gedaan teneinde een grote hoeveelheid Nederlands huisvuil, afkomstig van [medeverdachte/BV] te [plaats] terug te zenden naar Nederland. Er was een hoeveelheid van 3800 ton afval overgebracht onder beschikking NL201867. In oktober 2008 waren 3 transporten met afvalstoffen gecontroleerd die onder genoemde beschikking van Nederland naar Polen waren overgebracht. Tijdens die controle bleek dat de samenstelling niet overeenkwam met de opgegeven samenstelling waarvoor de beschikking was afgegeven. De Poolse autoriteiten stellen zich op het standpunt dat het afgevoerde afval huishoudelijk afval betreft dat is samengeperst en niet toepasbaar is voor de cementindustrie.
Een schriftelijk stuk d.d. 8 november 2007, opgenomen als bijlage 1 op pagina 4036 (ordner 7) van voornoemd dossier, inhoudende een kennisgevingsdocument voor grensoverschrijdende afvaloverbrenging, nummer NL201867, zakelijk weergegeven:
De beschikking is opgemaakt door [VERDACHTE/BV], [adres], voor de overbrenging van 20.000 ton brandbaar afval in de periode van 3 december 2007 tot en met 2 december 2008. Het afval is afkomstig van [medeverdachte/BV], [adres] en de ontvanger is Przedsiebiorstwo Oczyszcczania, Wodiziemi sp.zo.o, Ul. Portawa 1, Malczyce in Polen. De kennisgeving wordt gedaan voor de overbrenging van brandstof uit afval met de R-code R3 en als Euralcode 19.12.10.
Een schriftelijk, ongedateerd stuk, opgenomen als bijlage 15 op pagina 4145 e.v. (ordner 7) van voornoemd dossier, inhoudende een sorteerschema producent, zakelijk weergegeven:
Procesbeschrijving Papier Kunstof balen.
In de Geïntegreerde afvalverbrandingsinstallatie van de firma [medeverdachte/BV] te [plaats] wordt niet-gevaarlijk afval en gesorteerde deelstromen van huishoudens en (industriële) bedrijven verwerkt. Deze aangeleverde stoffen worden door zeven, windzifting, verkleining en ontijzering in verschillende fracties geschieden. Door middel van windzifting wordt de papier / kunststoffractie afgezogen welke vervolgens in balen wordt geperst.
Een proces-verbaal verhoor getuige, opgenomen op pagina 3752 (ordner 5) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [leidinggevende verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Ik ben bestuursvoorzitter van de Nederlandse vennootschap [verdachte/BV] Mijn vennootschap sloot een overeenkomst met het bedrijf Powiz voor de levering van alternatieve brandstof met de code 19.12.10. Als resultaat van de aanvraag heeft de Hoofdinspecteur (GIOS) te Warschau op 02-06-2008 de beschikking nr. DKR-442/NL201867-99-9-08/sf afgegeven, houdende toestemming aan mijn bedrijf om [onleesbaar] ton afval bestaande uit alternatieve brandstof uit Nederland naar Polen te verzenden. Wij hebben deze beschikking niet laten vertalen omdat een van de werknemers Pools spreekt. Wij ontvingen de bevestiging van de Hoofdinspectie van Milieubeheer, dus we gingen er vanuit dat dit geheel in overeenstemming was met onze aanvraag.
Een proces-verbaal vierde verhoor verdachte d.d. 22 december 2009, opgenomen op pagina 2384 (ordner 2) e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [leidinggevende 2 verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
[getuige] werkt in dienstbetrekking bij [verdachte/BV] in Stadskanaal. Omdat zij Pools spreekt onderhield zij de contacten met de Poolse autoriteiten. Voor haar orders belde ze altijd met [leidinggevende verdachte/BV]. Later werkte ze ook vanuit zijn kantoor in Leer.
Een proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 november 2009, opgenomen op pagina 3815 e.v. (ordner 6) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik ben op 15 mei 2007 in dienst getreden bij [verdachte/BV] voor de projectbegeleiding van afvalverwerking voor een project in Polen. [leidinggevende 2 verdachte/BV] en [leidinggevende verdachte/BV] waren de bazen. [leidinggevende 2 verdachte/BV] en [leidinggevende verdachte/BV] beslisten en tekenden de contracten. Ik stemde met zowel [leidinggevende 2 verdachte/BV] als met [leidinggevende verdachte/BV] de belangrijke zaken af wat er wel of niet geregeld moest worden bij [medeverdachte/BV]. Kleine dingen deed ik zelf.
Ik weet dat er brieven zijn verzonden van Powiz naar [VERDACHTE/BV] over de kwaliteit van het materiaal en dat de levering moest stoppen. [leidinggevende verdachte/BV] en [leidinggevende 2 verdachte/BV] waren van mening dat het juiste materiaal werd geleverd. Daarnaast hadden zij een contract getekend met [medeverdachte/BV] en ze moesten afnemen.
De beslissing van de Poolse overheid was in het Pools. Onze Poolse advocaat heeft dit laten vertalen in het Duits en ons toegezonden. [leidinggevende 2 verdachte/BV] en [leidinggevende verdachte/BV] waren blij met de uitslag. [naam], de advocaat heeft ons wel geattendeerd om de inhoud van de toestemming te lezen.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 25 januari 2010, opgenomen op pagina 2055 e.v. (ordner 2) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [voormalig directeur medeverdachte/BV], zakelijk weergegeven:
[medeverdachte/BV] heeft secundaire brandstof aan [VERDACHTE/BV] geleverd en [VERDACHTE/BV] heeft deze brandstof geëxporteerd naar Polen, waarschijnlijk naar Powiz. Van juni tot en met november 2008 hebben transporten plaatsgevonden van [medeverdachte/BV] naar Polen. Wij leveren PP2 en geen ander materiaal. Ik heb achteraf kennis gekregen van het terughaalverzoek dat in december 2008 door de Poolse overheid is gedaan. [VERDACHTE/BV] is de verantwoordelijke en die moest dat oplossen.
Een proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 25 januari 2010, opgenomen op pagina 2062 e.v. (ordner 2) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [commercieel directeur medeverdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Ik ben commercieel directeur en verantwoordelijk voor de acquisitie, het logistiek verdelen van het afval binnen ons bedrijf en de afzet van producten en residuen. Ik onderteken alle stukken m.b.t. de EVOA en de pre-contracten.
De kennisgevingen en het contract in het kader van de EVOA gaan naar SenterNovem. Op een gegeven moment komt dan instemming van SenterNovem. Wij hadden geen enkele indicatie, tot begin december 2008, dat de Poolse overheid iets in de EVOA-vergunning veranderd had. We hadden bericht gekregen van [VERDACHTE/BV] dat de Poolse overheid had ingestemd met de overbrenging, wat overigens ook blijkt uit het feit dat voor het transport de benodigde transportvergunningen en ~begeleidingsformulieren zijn afgegeven.
De Euralcode wordt bepaald in overleg met de bevoegde autoriteiten op basis van de samenstelling van het materiaal. Die samenstelling blijkt uit de door ons bij de aanvraag gevoegde analyses. Ik deel uw mening niet dat [medeverdachte/BV] op de hoogte was of had kunnen zijn van het feit dat afvalstoffen afkomstig uit mechanische scheiding van huishoudelijk afval niet naar Polen overgebracht mochten worden. Wij zijn er niet van in kennis gesteld dat het materiaal maximaal 30 mm mocht zijn. Naar mijn mening had de kennisgever, in dit geval [VERDACHTE/BV] Recycling, ons op de hoogte moeten stellen van de aanvullende eisen.
Nadat ik de documenten heb gezien met de aanvullende eisen die door de Poolse autoriteiten zijn gesteld kan ik niet anders zeggen, dan dat ons materiaal niet naar Polen overgebracht mocht worden. Het voldeed niet aan de eisen. Het materiaal mocht niet groter zijn dan 30 mm en ook voldeed het niet aan de juiste calorische waarde.
Ik verklaar dat op het moment dat wij de exportvergunning van [VERDACHTE/BV] Recycling mede ondertekenden, als producent van het materiaal, het aan de ons bekende eisen van de Poolse overheid voldeed. lk had ook geen enkele reden om aan te nemen dat de Poolse autoriteiten hun eisen zouden veranderen.
Een proces-verbaal derde verhoor verdachte d.d. 26 januari 2010, opgenomen op pagina 2085 e.v. (ordner 2) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [commercieel directeur medeverdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Wanneer de aanvullende eisen van de Poolse autoriteiten ons bekend waren geweest, hadden wij de overbrenging onmiddellijk gestaakt en het contract met [VERDACHTE/BV] ontbonden.
Het feit dat [VERDACHTE/BV] zelf de kennisgeving heeft gedaan maakt deel uit van het overleg/onderhandelingen met [VERDACHTE/BV] Recycling. Ik weet niet waarom [VERDACHTE/BV] deze eis stelde.
Een proces-verbaal vierde verhoor verdachte d.d. 21 december 2009, opgenomen op pagina 2106 e.v. (ordner 2) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [werknemer medeverdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Het afval dat bij Powiz in Polen ligt is ons materiaal. Ik ben namens [medeverdachte/BV] zelf gaan kijken en we hebben vastgesteld dat het ons materiaal betrof. Het materiaal voldeed aan de afspraken die waren vastgelegd in het contract met [verdachte/BV].
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Een schriftelijk stuk d.d. 4 maart 2005, opgenomen op pagina 5148 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de kennisgeving onder nummer NL 111302, zakelijk weergegeven:
Deze kennisgeving is bestemd om 40.000 ton van een mengsel van voornamelijk kunststof (Gemengd Huishoudelijk Afval — GHA) met de Euralcode 19.12.12, afkomstig van de VAGRON te Groningen, voor tijdelijke opslag naar Papenburg te Duitsland over te brengen. Daar worden de afvalstoffen in balen geperst en in folie gewikkeld en in afwachting van verder vervoer aldaar opgeslagen.
Een schriftelijk stuk d.d. 9 maart 2005, opgenomen op pagina 5278 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de kennisgeving onder nummer NL 123417, zakelijk weergegeven:
Deze kennisgeving is bestemd om 40.000 ton waste paper / plastic fraction met de Euralcode 19.12.10, afkomstig van de VAGRON te Groningen, voor tijdelijke opslag naar Papenburg te Duitsland over te brengen. Daar worden de afvalstoffen in balen geperst en in folie gewikkeld en in afwachting van verder vervoer aldaar opgeslagen.
Een proces-verbaal d.d. 11 mei 2010, opgenomen op pagina 3009 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van [verbalisant], zakelijk weergegeven:
Op 4 maart 2005 heeft IVM Support te Woerden, na te zijn gemachtigd door [verdachte/BV] te Stadskanaal het kennisgevingsdocument met kenmerk NL111302 met bijlagen naar SenterNovem gezonden. Hieruit bleek dat [VERDACHTE/BV] het voornemen had om afvalstoffen, geproduceerd door de Vagron te Groningen grensoverschrijdend over te brengen naar [VERDACHTE/BV] Recycling te Papenburg (Duitsland). Het gaat om 40.000 ton afval in 2.250 transporten te vervoeren in de periode van 11 april 2005 tot 10 april 2006.
Door zowel SenterNovem als de Duitse bevoegde autoriteit NGS te Hannover wordt positief op de kennisgeving beschikt.
Na onderzoek is gebleken dat met 268 transporten in totaal 6.331 ton afvalstoffen is overgebracht naar Duitsland. Verder is gebleken dat 263 transporten daarvan via Papenburg, rechtstreeks zijn doorgegaan naar verwerkers, zonder dat de afvalstoffen in Papenburg volgens de kennisgeving in balen zijn geperst en in folie zijn gewikkeld.
Een proces-verbaal derde verhoor verdachte d.d. 21 december 2009, opgenomen op pagina 2369 (ordner 2) e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [leidinggevende 2 verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Ik heb samen met de heer [leidinggevende verdachte/BV] ‘[verdachte/BV]’ opgericht. Ik verzorgde de contacten in Nederland en [leidinggevende verdachte/BV] zorgde voor de afzet van materiaal in Duitsland. [VERDACHTE/BV] werd betaald voor de ontvangst van afval. ND ontving balen papier plastic fractie van de Vagron Groningen en dat ging naar Duitsland. Waar de balen naartoe gingen in Duitsland weet ik niet. Dat staat in de EVOA vergunning.
Een proces-verbaal derde verhoor verdachte d.d. 22 december 2009, opgenomen op pagina 2379 (ordner 2) e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [leidinggevende 2 verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Kennisgeving NL 112417 is bedoeld voor het overbrengen van afval van de Vagron naar Papenburg. In dit geval is onder deze kennisgeving meermalen afval van Bowie te Son via Stadskanaal naar Duitsland overgebracht. Dat mag dus niet.
Met betrekking tot transport 111302, volgnummer 53 is de omschrijving foutief op de weegbon vermeld. Dit is niet ‘bouw- en sloopafval’ geweest, maar een residu uit sortering van bouw- en sloopafval en dit valt onder de restfractie 19.12.12. Ik zie dat het materiaal is doorgebracht naar Rietzel, terwijl wel getekend is voor ontvangst en verwijdering/nuttige toepassing in Papenburg. Ook dit is niet juist, want de nuttige toepassing vond plaats in Rietzel.
Ik zie dat ook onder de kennisgeving 111302, onder de volgnummers 233, 248, 292 en 320 transporten met afval van de Vagron Groningen naar Papenburg zijn gebracht, die daar niet werden gelost, maar na het wisselen van de papieren meteen werd door gereden naar andere plaatsen. Deze eindbestemmingen staan inderdaad niet vermeld in de desbetreffende kennisgeving.
Een proces-verbaal verhoor getuige, opgenomen op pagina 3752 (ordner 5) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [leidinggevende verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
Ik ben bestuursvoorzitter van de Nederlandse vennootschap [verdachte/BV]
Een proces-verbaal verhoor verdachte, opgenomen op pagina 2682 e.v. (ordner 3) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [medewerker verdachte/BV], zakelijk weergegeven:
In opdracht van [leidinggevende 2 verdachte/BV] en [leidinggevende verdachte/BV] heb ik als volgt gehandeld. Het is vaak gebeurd. Ik weet niet precies hoe vaak, dat de vrachtauto’s het terrein in Papenburg opreden, bij mij de formulieren wisselden en direct weer doorreden. Er is in Papenburg nooit enige bewerking aan de balen gebeurd.
Een proces-verbaal verhoor getuige, opgenomen op pagina 3365 e.v. (ordner 5) van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik ben senior project adviseur bij SenterNovem. Wanneer de afvalstoffen onder kennisgevingen NL111302 en NL112417 worden overgebracht naar Papenburg, maar niet worden opgeslagen en direct wordt doorgereden naar de eindverwerker is dit in de strijd met de kennisgeving. Die gaat er vanuit dat de afvalstof naar de opgegeven inrichting gaat voor verwerking. Wanneer het transport de inrichting in Papenburg aandoet mag hij direct weer verder. Dan mag in Papenburg voorwerking in vakje 25 worden getekend.
Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken.
[verdachte/BV] heeft kennisgeving gedaan van de overbrenging van afvalstoffen die afkomstig waren van [medeverdachte/BV]. Op de kennisgeving, genummerd NL 201867, staat dat het over afval met code 19.12.10 gaat.1 Uit de bijlage bij Verordening 1013/2006/EG2 blijkt dat deze afvalstof door [VERDACHTE/BV] is ingedeeld als brandbaar afval (RDF) afkomstig van een mechanische installatie voor afval. Met het daarbij gevoegde sorteerschema3 van het afval had het voor de Poolse autoriteiten bij de ontvangst van de aanvraag al genoegzaam duidelijk moeten zijn dat het hier om huishoudelijk afval ging. De Poolse autoriteiten hadden de overbrenging op grond van de ingediende kennisgeving moeten weigeren, nu uit het dossier is gebleken dat ze geen afval wilden ontvangen dat afkomstig was van huishoudens. Aangezien de Poolse autoriteiten in juni 2008 uiteindelijk wel een kennisgeving hebben afgegeven, maar met aanvullende voorwaarden, kan gesteld worden dat de verdachte rechtspersoon, waarvan verdachte als feitelijk leidinggevende kan worden aangemerkt, afval heeft doen transporteren naar Polen dat niet voldeed aan de toestemming. Namens [medeverdachte/BV], thans [rechtsopvolger medeverdachte/BV], is verklaard dat zij nooit aan de gestelde aanvullende eisen hadden kunnen voldoen met hun PP2. Juridisch laat zich dat vertalen als het overbrengen van afval dat niet aan de toestemming voldeed en derhalve is gedaan zonder kennisgeving. Er was sprake van een dusdanige bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte rechtspersoon en [VERDACHTE/BV] dat medeplegen kan worden aangenomen.
De rechtbank overweegt vervolgens als volgt.
Er kan, op grond van de zich in het dossier bevindende verklaringen, niet buiten redelijke twijfel worden vastgesteld dat de toestemming van de bevoegde autoriteit van bestemming valselijk, door verkeerde voorstelling van zaken of fraude is verkregen. Daarom acht de rechtbank niet bewezen dat de ten laste gelegde overbrengingen geschiedden met een door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming. Dit betekent dat verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van de in de tenlastelegging genoemde door vervalsing, verkeerde voorstelling van zaken of fraude verkregen toestemming.
In het economisch strafrecht slechts sprake hoeft te zijn van kleurloos opzet. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte rechtspersoon opzet heeft gehad op de verboden gedraging. Als de feitelijke kennisgever, die fungeerde als een soort afvalmakelaar, had zij zich aandachtig van het feit dat de bevoegde autoriteit van bestemming aanvullende eisen had gesteld aan het over te brengen afval op de hoogte moeten zijn. Uit de verklaringen in het dossier en het verhandelde ter zitting komt de rechtbank tot voldoende bewijs van het feit dat de feitelijk leidinggevende van de verdachte rechtspersoon wetenschap had van de illegale overbrenging van de afvalstoffen en maatregelen ter voorkoming achterwege heeft gelaten.
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat de onder 1 primair ten laste gelegde opzettelijk gepleegde overbrengingen van 3.800 ton afvalstoffen zijn gedaan zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteit van het land van bestemming, nu vast is komen te staan dat het afval dat is overgebracht naar Polen niet aan de voorwaarden voldeed die aan de kennisgeving waren verbonden.
Op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de verdachte rechtspersoon schuldig is aan de illegale overbrenging van afvalstoffen zoals onder 1 primair ten laste is gelegd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen gaat de rechtbank uit van de volgende gang van zaken.
[VERDACHTE/BV] heeft kennisgeving gedaan onder de nummers NL111302 en NL112417 voor de overbrenging van afvalstoffen, afkomstig van de Vagron te Groningen, over te brengen naar Papenburg. Uit het onderzoek, dat naar de administratie van deze overbrengingen is gedaan, is gebleken dat onder deze kennisgevingen ook transporten zijn geweest die niet van de Vagron afkomstig waren waarbij het om hele andere afvalstoffen ging. Deze afvalstoffen vielen niet onder de gegeven toestemming
De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte afvalstoffen heeft over laten brengen die niet voldeden aan de kennisgevingen en derhalve zonder kennisgeving illegaal over de grens zijn gebracht. Juridisch laat zich dat vertalen als de sluikhandel bedoeld in artikel 26 van de oude EVOA.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1 primair
verdachte op meer tijdstippen in de periode van juni 2008 t/m november 2008 in de gemeenten Stadskanaal en Midden-Drenthe en in Polen tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 2, onder 35, van de EG-Verordening overbrenging van afvalstoffen, aangezien de overbrenging van Nederland naar Polen van afvalstoffen, te weten papier/kunststof-afval (PP2 met een korrelgrootte van meer dan 40 mm en een verbrandingswaarde van minder dan 15 MJ/kg), geschiedde zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten, overeenkomstig die EG-verordening;
3
verdachte op meer tijdstippen in de periode van april 2005 t/m april 2006 in de gemeente Stadskanaal en in Duitsland, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk handelingen heeft verricht als bedoeld in artikel 26, eerste lid van de "EEG-Verordening overbrenging van afvalstoffen (259/93)", aangezien de overbrenging van afvalstoffen - afkomstig van "Over Milieu" en/of "Bowie"- van Nederland naar Duitsland geschiedde zonder kennisgeving aan en/of (schriftelijke) toestemming van alle betrokken bevoegde autoriteiten
overeenkomstig genoemde verordening.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1 primair en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Medeplegen van een overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
3. Medeplegen van een overtreding van het voorschrift gesteld bij artikel 10.60 (oud), eerste lid, van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de bewezenverklaarde feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Motivering strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten te veroordelen tot een geldboete van € 250.000,-.
Daarbij heeft zij met name aangevoerd dat de milieuwetgeving, waaronder de Verordening (EG) Nr. 1013/2006 van het Europees parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA), een zo optimaal mogelijke verwijdering of nuttige toepassing van afvalstoffen beoogt. Zonder goede wetgeving en controle daarop is het onmogelijk te voorkomen dat afval op plekken terechtkomt waar men het niet wil hebben. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een strafbare gedraging met betrekking tot de overbrenging van de afvalstoffen naar Polen en de zorgplichtbepaling die ervoor moet zorgen dat afvalstoffen niet in het milieu worden gebracht
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, alsmede met de eis van de officier van justitie.
De verdachte rechtspersoon heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van illegale overbrenging van afvalstoffen. Verdachte heeft niet alles gedaan dat in haar macht lag om de illegale overbrenging te voorkomen, terwijl dit wel van haar verwacht mocht worden, nu zij wist van de illegale overbrenging.
Door de gang van zaken is afval op een plaats in Polen terecht gekomen waar dit niet had mogen komen en waar het ook niet verwerkt kon worden, zoals wel in de kennisgeving was aangegeven, tot brandstof voor de cementindustrie. Dit had een enorme schade voor het milieu kunnen opleveren. Verdachte heeft met haar handelen de integriteit van het controlesysteem van de EVOA geschonden. Door haar handelen heeft verdachte de bij de milieuvoorschriften betrokken belangen van bescherming van het milieu ondermijnd. Het handelen van verdachte werkt bovendien concurrentievervalsend ten opzichte van ondernemers die zich wel aan de voorschriften houden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat zij niet meer controle heeft gehouden op de overbrenging van haar afvalstoffen.
Bij de overbrengingen naar Duitsland heeft verdachte bewust andere transporten gedaan onder de kennisgeving die daar niet voor was bestemd. Dit werkt concurrentievervalsend en bovendien is door deze handelswijze voor de bevoegde autoriteiten niet te controleren welke afvalstoffen grensoverschrijdend worden getransporteerd en of daar wel toestemming voor is verkregen.
Ten voordele van verdachte heeft de rechtbank er rekening mee gehouden dat zij in Nederland niet eerder met politie en/of justitie in aanraking is geweest. Tevens heeft de rechtbank geconstateerd dat de verdachte rechtspersoon inmiddels is geliquideerd.
Op grond van het bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een aanzienlijke geldboete moet worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist aangezien een feit minder bewezen kan worden verklaard dan waarop de officier van justitie haar eis heeft gebaseerd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen:
- 14a, 14b, 14c, 23, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 van EG-Verordening 1013/2006;
- 26(oud) van EG-Verordening 259/93;
- 10.60(oud) en 10.60 van de Wet milieubeheer;
- 1a(oud), 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
- verklaart ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde de dagvaarding nietig.
Verklaart het onder 1 primair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een geldboete van € 200.000,- (zegge: tweehonderdduizend euro).
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. F.J. Agema, voorzitter, D.M. Schuiling en
Th.A. Wiersma, rechters, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2012.
Mr. Schuiling is buiten staat dit vonnis mede ondertekenen.
1 Een schriftelijk stuk d.d. 8 november 2007, opgenomen als bijlage 1 op pagina 4036 (ordner 7) van voornoemd dossier, inhoudende een kennisgevingsdocument voor grensoverschrijdende afvaloverbrenging.
2 Verordening (EG) nr. 1013/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2006 betreffende de overbrenging van afvalstoffen (EVOA)
3 Een schriftelijk stuk opgenomen als bijlage 15 op pagina 4145 e.v. (ordner 7) van voornoemd dossier, inhoudende een sorteerschema producent