ECLI:NL:RBGRO:2012:BY0853

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
11 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670037-12
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dodelijk verkeersongeval door roekeloos rijgedrag op de N33

Op 11 oktober 2012 heeft de Rechtbank Groningen uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval op de N33 in de gemeente Appingedam. De verdachte, bestuurder van een bedrijfsauto, reed op 15 juni 2011 met een snelheid van 80 à 90 km/u en negeerde diverse verkeerssignalen, waaronder een openstaande brug en een stilstaande rij auto's. Ondanks de duidelijke waarschuwingen, waaronder bebording en knipperlichten, heeft de verdachte niet tijdig gereageerd, wat resulteerde in een aanrijding met de achterste auto in de stilstaande rij, een Fiat Punto. Deze aanrijding leidde tot de dood van twee inzittenden van de Fiat, die beiden ernstige verwondingen opliepen en later in het ziekenhuis overleden.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig en onoplettend heeft gedragen, wat in strijd is met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte gedurende een tijdsperiode van ongeveer 22 seconden de gelegenheid had om zijn snelheid te verminderen en de verkeerssituatie te anticiperen, maar dit niet deed. De rechtbank vond het gedrag van de verdachte zeer ernstig verwijtbaar, gezien de hoeveelheid waarschuwingen die hij negeerde.

De rechtbank legde de verdachte een werkstraf op van 240 uren, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 2 jaren. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden van de slachtoffers. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van bestuurders om adequaat te reageren op verkeerssituaties en de gevolgen van roekeloos rijgedrag.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670037-12 (promis)
datum uitspraak: 11 oktober 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. R. Kertokarijo
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] ,
wonende te [woonplaats],
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
27 september 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 juni 2011 in de gemeente Appingedam als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
bedrijfsauto/bestelauto), daarmede rijdende over de weg, N33, ter hoogte van
hectometerpaal 62.2 en/of de Eelwerderbrug, alwaar een rij auto's stil stond
voor de Eelwerderbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door roekeloos, in elk geval zeer,
althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend,
terwijl de N33 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 en/of
terwijl middels een oranje knipperlicht waarschuwings-signalen werden gegeven
en/of
terwijl er geen omstandigheden waren, waardoor het zicht op die rij auto's
en/of die bebording en/of dat oranje knipperlicht werd belemmerd,
met een aanmerkelijke, althans een gezien de verkeerssituatie ter plaatse te
hoge, snelheid heeft gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij
verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen
binnen de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover die
weg vrij was en/of
niet in voldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte
van die weg en/of
met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die stilstaande rij auto's
is genaderd en/of (vervolgens) is aangereden en/of gebotst tegen een op die
weg (nagenoeg) stilstaand motorrijtuig (personenauto), welk motorrijtuig de
laatste in die rij auto's was,
waardoor een of meer anderen, te weten [slachtoffer], geboren 25 februari
1940 en/of [slachtoffer], geboren 2 september 1930 werd(en) gedood;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 15 juni 2011 in de gemeente Appingedam als bestuurder van
een voertuig (bedrijfsauto/bestelauto), daarmee rijdende op de weg, N33, ter
hoogte van hectomoterpaal 62.2 en/of de Eelwerderburg, alwaar een rij auto's
stil stond voor de Eelwerderburg,
terwijl de N33 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 en/of
terwijl middels een oranje knipperlicht waarschuwings-signalen werden gegeven
en/of
terwijl er geen omstandigheden waren, waardoor het zicht op die rij auto's
en/of die bebording en/of dat oranje knipperlicht werd belemmerd,
met een aanmerkelijke, althans een gezien de verkeerssituatie ter plaatse te
hoge, snelheid heeft gereden en/of
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en
Verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij
verdachte dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen
de afstand waarover hij, verdachte die weg kon overzien en waarover die weg
vrij was en/of
niet in voldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte
van die weg en/of
met onverminderde snelheid, althans nagenoeg onverminderde snelheid,
met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die stilstaande rij auto's
is genaderd
en/of (vervolgens) is aangereden en/of gebotst tegen een op die weg (nagenoeg)
stilstaand motorrijtuig (personenauto), welk motorrijtuig de laatste in die
rij auto's was,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde, op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting, wettig en overtuigend bewezen, met dien verstande dat er sprake is van een grove verkeersfout.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het primair ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken.
De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat de enkele omstandigheid dat verdachte de andere verkeersdeelnemers niet heeft gezien, hoewel deze voor hem wel waarneembaar moeten zijn geweest en de verdachte daarop zijn rijgedrag moet hebben kunnen afstemmen, onvoldoende is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde is de raadsman van mening dat een overtreding van artikel 5 wegenverkeerswet 1994 kan worden bewezen, nu verdachte door zijn rijgedrag gevaar op de Rijksweg N33 heeft veroorzaakt.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Een proces-verbaal d.d. 15 juni 2011, opgenomen in het dossier met nummer
PL01ME 2011059140, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
Op 15 juni 2011 te 11:50 uur, reed ik als bestuurder van de auto 5VJN92 over de rechter- rijbaan van de gewone weg N33 in de gemeente Appingedam. Ik reed in de richting zuidelijk over de rechterrijstrook, met een geschatte snelheid van ongeveer 90 kilometer per uur.
Ik weet niet precies waar ik reed op de N33. Ik had mijn gedachten er even niet bij. Ik weet niet waardoor ik mijn gedachten er niet bij had. Plotseling zag ik een hele rij auto's voor mij staan. Ik weet niet hoe groot de afstand was tussen mij en de eerste auto voor mij op het moment dat ik mij ervan bewust was dat deze auto's voor mij stil stonden. Ik schat dat het tussen de tien en de twintig meter was. Ik zag in een flits een brug omhoog staan. In een reflexreactie stuurde ik naar de linker-rijstrook om te proberen een aanrijding te voorkomen met de stilstaande auto. Ik zag op dat moment niet of de remlichten van de laatste auto brandden. Ik heb niet gezien of de lampen van de brug brandden of knipperden.
Ik voelde in een fractie daarna een harde tegendruk en realiseerde mij direct dat ik een aanrijding had. Op dat moment reed ik al deels op de linkerrijstrook. Ik kwam op de linkerbaan tot stilstand ongeveer drie a vier auto's voorbij in de rij. Ik heb niet meer geremd voordat ik de auto raakte. Ik weet dat het een Fiat Punto was omdat ik deze na de aanrijding heb gezien. Nadat ik tot stilstand was gekomen ben ik uitgestapt en liep ik naar die Fiat. Ik zag de mensen in de auto liggen.
Een schriftelijk stuk (los opgenomen document), inhoudende een verslag betreffende het overlijden van [slachtoffer] (geboren 2 september 1930), opgesteld d.d. 1 juli 2011 door B.A. Wolters, arts, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie: 80-jarige man, overleden ten gevolge van multipel letsel, veroorzaakt door grof inwerkend stomp geweld, passend bij beschreven ongeval.
Een schriftelijk stuk (los opgenomen document), inhoudende een verslag betreffende het overlijden van [slachtoffer] (geboren 25 februari 1940), opgesteld d.d. 26 juni 2011, door N. de Jong-van der Veer, arts, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Conclusie: er is sprake van een niet-natuurlijk overlijden als gevolg van een verkeersongeval (High Energy Letsel). Doodsoorzaak: schedelhersenletsel.
Een proces-verbaal d.d. 21 juni 2011, opgenomen in voornoemd dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik reed op 15 juni 2011 op de N33 al een tijdje achter een aannemersbus. Ik reed op cruise-control en die had ik op 80 km/u gezet. Ik reed op een afstand van ongeveer 20/30 meter van het busje. Ik kon niet harder, omdat het busje wat voor mij reed 80 km/u bleef rijden. De N33 begint al heel vroeg omhoog te lopen. Ter hoogte van de afrit Appingedam zag ik al dat de brug verderop openstond. De bus reed nog steeds voor mij. De bus bleef op dezelfde afstand van mij rijden. De bus reed net zo hard als ik. Ik bleef op cruise-control doorrijden, omdat de afstand tussen mij en de bus niet kleiner werd. Ik lette op het busje voor mij. Ik heb er niet voor gekeken. Ik zag vervolgens dat het busje een klein beetje afweek naar links en inreed op een andere auto. Ik heb geen remlichten bij het busje gezien. Ik weet dit zeker omdat de afstand niet kleiner werd. Als ik remlichten had gezien, was ik ook gaan remmen en was de cruise-control eraf gegaan. Direct daarop zag ik pas dat er auto's voor stonden die stil stonden. Hierna heb ik gereageerd en remde ik hard.
Ik zag dat de bus links naast de voorstaande auto kwam en vervolgens zag ik dat de auto die te voorschijn kwam voor de bus los kwam van de weg. De auto zweefde. De achterzijde hoger dan de voorzijde. Ik zag dat het busje toen daarnaast op de andere weghelft doorreed. Ik denk dat de bus nog ongeveer een meter of 30 doorreed. Ik zag dat er twee mensen in de auto zaten. Er zat een vrouw in de bijrijderstoel en er lag een man half over de vrouw heen die in de bestuurderstoel zat. Ik zag dat de man half over de vrouw heen lag. Ik zag dat beide personen in de gordel zaten.
De veroorzaker kwam via de berm naar mij toelopen. Ik hoorde dat de man zei: "Ik heb ze niet gezien".
Een proces-verbaal d.d. 9 mei 2012 als los document behorende bij voornoemd dossier, inhoudende de getuigenverklaring van [getuige], zakelijk weergegeven:
Ik zag op 15 juni 2011, toen ik kwam aanrijden op de N33, dat er voor mij een rij auto's stil stond en dat op dat moment de brug dicht ging, de slagbomen waren dicht en de waarschuwingslichten knipperden.
Ik kan mij herinneren dat ik stil kwam te staan achter de rij stilstaande auto's ter hoogte van de oprit bij Appingedam. Voor mijn gevoel en voor zover ik mij kan herinneren en kan inschatten was dit maximaal 100 meter voor de brug. Ik schat dat de brug ongeveer halverwege, misschien iets meer naar beneden toe was. De weg zou kort hierna dus weer vrij zijn.
Ik heb de lichten zien knipperen. Dat was iets voor die slagbomen. Ik denk ongeveer 20 a 30 meter voor die slagbomen. Ik kwam vanaf de oprit Appingedam en zag in de bocht op de oprit al direct de knipperende lichten die waarschuwden voor de brug die open stond. Ik hield daar ook al rekening mee zonder dat ik die lichten had gezien.
Het was erg rustig en alles was goed overzichtelijk en er was geen tegemoetkomend verkeer.
Ik kan mij herinneren dat er een klein autootje, volgens mij metallic lichte kleur, achter mij langzaam tot stilstand kwam.
Op het moment dat deze vlak achter mij was, misschien vijf seconden daarna, hoorde ik een gigantische klap. Ik zag in een flits aan de linkerzijde van mijn auto iets bruins of iets donkers voorbij razen. Ik hoorde vooral een knal.
Later zag ik die auto, ongeveer tweehonderd meter voor mijn auto, tegen de rechter vangrail stil staan. Ik kan mij nog goed herinneren dat die "bruine" auto met een rotvaart voorbij kwam en ik had zelfs het idee dat die helemaal niet geremd had.
Hij kwam heel snel voorbij en ik hoorde ook helemaal geen gierende remmen/banden.
Ik stapte uit en zag achter mij een auto helemaal in elkaar gedeukt staan. Ik zag dat het achterste gedeelte van die auto er zo goed als af was.
Een proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA), nummer 15.06.2011.1230.0248
d.d. 11 december 2011, als los document behorend bij voornoemd dossier gevoegd, zakelijk weergegeven:
Onder 1.4 “Conclusie”
Dat het ongeval niet is te wijten aan een technisch gebrek, doch dat de oorzaak moet worden gezocht in een rij- c.q. beoordelingsfout van de bestuurder van de Volkswagen.
Onder 4.1.3. “Verlichting/Gloeilampen
Bij nader onderzoek aan de lampen van het remlicht van voertuig 2 (Fiat Punto), zagen wij, verbalisanten, het volgende:
Wij zagen dat de gloeidraad van de remlichten vervormd waren. Deze vervorming ontstaat wanneer een brandende lamp wordt blootgesteld aan een klap of stoot (ongeval). Tijdens de botsing verbuigt de gloeidraad onder invloed van de massatraagheid.
Gelet op het vorenstaande kon worden geconcludeerd dat de bestuurder van voertuig 2 ten tijde van het ongeval de rem van het voertuig bediende.
Onder 5.2 “Oorzaak, toedracht en gevolg”
De bestuurder van voertuig 1 (Volkswagen Transporter) reed hiermee over de Rijksweg N33, komende vanuit de richting van Spijk en gaande in de richting van Scheemda. In de Rijksweg N33 is de Eelwerderbrug gelegen. Kort voor de botsing werd de Eelwerderbrug gesloten voor het landverkeer. Voor de brug stonden een aantal voertuigen te wachten. De bestuurder van voertuig 1 had kennelijk niet of niet tijdig in de gaten dat de Eelwerderbrug voor het landverkeer gesloten was. Ter hoogte van hectometerpaal 62.1 stonden voertuigen 2 en 3 ( BMW) stil op de rijbaan. De bestuurder van voertuig 1 reed zonder en (nood)remming in te zetten tegen de linkerachterzijde van voertuig 2. Kort voor de aanrijding probeerde de bestuurder van voertuig 1, door naar links weg te sturen, een aanrijding met voertuig 2 te voorkomen.
Dit gelukte niet waardoor voertuig 1 met voertuig 2 in botsing kwam. Voertuig 2 tekende hierbij met de velg van het linkerachterwiel een krasspoor af. Voertuig 2 draaide ten gevolge van deze aanrijding met de achterzijde van het voertuig een kwartslag naar rechts weg en kwam met de linkerzijde van het voertuig in aanrijding met de rechter(achter)zijde van voertuig 3.
Voertuig 3 werd hierdoor over een korte afstand verplaatst. Voertuig 1 reed over de linkerrijstrook over een afstand van 62 meter. Na het voertuig op de rijbaan tot stilstand te hebben gebracht werd het voertuig in de (voor hem) rechterberm geparkeerd.
Ten gevolge van de aanrijding raakte de inzittenden van voertuig 2 zwaar gewond. Ten gevolge van de verwondingen opgelopen bij de aanrijding overleden beide inzittenden op respectievelijk 25 juni en 1 juli 2011 in het UMCG te Groningen.
Een aanvullend proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse (VOA), nummer 15.06.2011.1230.0248 d.d. 30 juli 2012, als los document behorend bij voornoemd dossier gevoegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Onder 2.2.1.”Wegsituatie”
Verkeer dat over de N33 rijdt, vanuit de richting Eemshaven, gaande in de richting Assen, rijdt ter hoogte van hectometerpaal 62.7 op een viaduct. Dit is op ongeveer 900 meter voor de Eelwerderbrug en ongeveer 600 meter voor de botsplaats. Verkeer dat in de richting van de Eelwerderbrug rijdt, rijdt vervolgens naar beneden. Ongeveer 200 meter voor de Eelwerderbrug loopt het wegdek omhoog in de richting van de Eelwerderbrug. Vanaf hectometerpaal 62.7 heeft men goed zicht op de Eelwerderbrug.
Op 600 meter voor de Eelwerderbrug staat voor verkeer, komende vanuit de richting van de Eemshaven, in de rechterberm bord J15 van uit de bijlage 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 ( RVV 1990) met een oranje knipperlicht. Op ongeveer 300 meter voor de Eelwerderbrug staat voor verkeer komende vanuit de richting Eemshaven bord J15 van de bijlage 1 van het RVV 1990 met knipperlicht aan beide zijden van de weg. De knipperende verlichting is onderling alternerend geschakeld.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij de vraag of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 komt het aan op het geheel van de gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet alleen uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag, dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, kan worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
In dat kader overweegt de rechtbank dat uit de gebezigde bewijsmiddelen blijkt dat verdachte op 15 juni 2011 om ongeveer 11:50 uur als bestuurder reed op een licht glooiende rechte weg. Er was op dat moment sprake van een overzichtelijke verkeerssituatie immers het was licht, het uitzicht was goed, het was droog weer, en vanwege de openstaande brug was er geen tegemoetkomend verkeer. Er was sprake van een rustig verkeersbeeld.
Blijkens de verklaring van verdachte en de verklaring van getuige [naam getuige] reed verdachte met een snelheid van 80 à 90 km per uur.
Uitgaande van deze rijsnelheid, berekent de rechtbank de tijd, die is verstreken, tussen het moment dat verdachte de stilstaande auto’s moet hebben kunnen zien (900 meter voor de plaats van aanrijding) en het botscontact, op ongeveer 22 seconden.
Aangenomen kan worden dat verdachte gedurende deze 22 seconden, ruimschoots de gelegenheid had om te anticiperen op de naderende verkeerssituatie, door zijn snelheid te verminderen.
Verdachte heeft echter gedurende dit tijdsverloop;
- de openstaande Eelwerderbrug,
- de rij wachtende auto’s voor deze openstaande brug,
- het verkeersbord en het oranje knipperlicht op 600 meter voor de brug,
- het verkeersbord en de knipperlichten aan beide zijden van de weg op 300 meter en
- de remlichten van de achterste auto van de file voor de brug
niet in acht genomen dan wel veel te laat opgemerkt.
In plaats van adequaat te handelen is verdachte met onverminderde snelheid blijven rijden, zodanig dat verdachte daardoor in botsing is gekomen met de achterste stilstaande auto, de Fiat Punto, hetgeen heeft geleid tot een ongeval waardoor twee mensen zijn overleden.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte dusdoende niet de voorzichtigheid en de oplettendheid betracht die van hem verwacht mocht worden en zeer onvoorzichtig en onoplettend gereden.
Gelet op de hoeveelheid waarschuwingen (bebording, knipperlichten, openstaande brug en stilstaande auto's) waar niet op gereageerd is en het tijdsverloop waarin niet voldoende is opgelet, is er sprake van zeer ernstig verwijtbaar gedrag.
De rechtbank komt tot dit oordeel omdat uit niets aannemelijk is geworden dat verdachte niet anders kon handelen.
De verdachte valt daarom schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 te verwijten.
Uit het voorgaande volgt dat het verweer van de raadsman dat de enkele omstandigheid dat verdachte de andere verkeersdeelnemer niet heeft gezien, onvoldoende is om te spreken van schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994, wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 15 juni 2011 in de gemeente Appingedam als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een bedrijfsauto/bestelauto), daarmede rijdende over de weg, N33, ter hoogte van hectometerpaal 62.2 en de Eelwerderbrug, alwaar een rij auto's stil stond voor de Eelwerderbrug, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te
wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door zeer onvoorzichtig en onoplettend,
terwijl de N33 ter plaatse was voorzien van bebording, model Bord J15 en terwijl middels een oranje knipperlicht waarschuwings-signalen werden gegeven en terwijl er geen omstandigheden waren waardoor het zicht op die rij auto's en die bebording en dat oranje knipperlicht werd belemmerd, met een aanmerkelijke snelheid heeft gereden en
in strijd met het gestelde in artikel 19 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld, dat hij verdachte, dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, die weg kon overzien en waarover die weg vrij was en niet in voldoende mate gelet heeft op het direct voor hem gelegen weggedeelte van die weg en met onverminderde snelheid, met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig die stilstaande rij auto's is genaderd en vervolgens is aangereden tegen een op die weg stilstaand motorrijtuig (personenauto), welk motorrijtuig de
laatste in die rij auto's was, waardoor anderen, te weten [slachtoffer], geboren 25 februari 1940 en [slachtoffer], geboren 2 september 1930 werden gedood.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert het volgende strafbare feit op:
Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeluk betreft waardoor anderen worden gedood.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren. Bij de bepaling van de eis heeft de officier van justitie meegenomen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een zeer grove verkeersfout ten gevolge waarvan twee mensen zijn overleden.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag - gepleit voor vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
Voor het geval de rechtbank het subsidiair ten laste gelegde bewezen mocht achten heeft de raadsman, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, gepleit voor een taakstaf.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft op 15 juni 2011 als bestuurder van een bedrijfsauto/bestelauto gereden op de Rijksweg N33 in de gemeente Appingedam. Verdachte heeft bij het naderen van de Eelwerderbrug de bebording en de knipperlichten niet gezien en de openstaande brug en de file voor hem veel te laat opgemerkt. Verdachte is met een onverminderde snelheid van 80 à 90 km/u blijven rijden en met deze snelheid op de rij auto’s, die voor de openstaande brug stonden te wachten, ingereden.
Deze aanrijding heeft aan twee personen, de inzittenden van de achterste stilstaande auto, het leven gekost.
Verdachte heeft hierdoor een onbeschrijflijk leed veroorzaakt bij de nabestaanden van de slachtoffers, zoals ook is gebleken uit de ter terechtzitting door de dochter van de slachtoffers afgelegde slachtofferverklaring.
In beginsel acht de rechtbank, gelet op de mate van verwijtbaarheid en de gevolgen van de aanrijding, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.
In verband met de navolgende omstandigheden komt de rechtbank evenwel tot een keuze voor een andere strafmodaliteit.
De verdachte zal de last van de wetenschap dat hij verantwoordelijk is voor de dood van twee mensen zijn verdere leven met zich moeten meedragen. Ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte diep is getroffen door hetgeen hij heeft aangericht en dat hij daarvan nog lange tijd de psychisch nadelige gevolgen zal ondervinden. Gelet hierop en op de persoonlijke omstandigheden van verdachte is de rechtbank, anders dan de officier van justitie, van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf niet passend en geboden is.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte niet eerder, blijkens het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 11 juli 2012, is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
Gelet op het bovengenoemde vormt naar het oordeel van de rechtbank een geheel onvoorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf, alsmede een voorwaardelijke gevangenisstraf van de nader in het dictum te noemen duur een passende en geboden strafrechtelijke reactie.
De rechtbank acht tevens een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor lange duur op haar plaats omdat verdachte het feit met een motorvoertuig heeft begaan en door het plegen ervan de verkeersveiligheid in ernstige mate in gevaar heeft gebracht
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht alsmede de artikelen 6, 175, en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 240 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 120 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden,
bepaalt dat deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de op twee jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
2 jaren.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, E.W. van Weringh en M.B. de Wit, rechters, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 oktober 2012.