RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummers: 18/994506-12 en 994505-12
Datum uitspraak: 4 oktober 2012
Raadsman: mr. W.J.Th. Bustin
Vonnis van de economische politierechter in de rechtbank te Groningen, in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 juni 2012 en 20 september 2012.
Aan de verdachte is onder parketnummer 18/994506-12 ten laste gelegd: dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met 24 juni 2011 te
Zuidhorn, zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter
bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij meerdere kalveren en/of
runderen, pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid van die
kalveren en/of runderen heeft benadeeld,
immers heeft hij aldaar die kalveren en/of runderen welke in een
slechte/matige conditie verkeerden te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt
en/of geen, althans onvoldoende (diergeneeskundige) hulp/verzorging verstrekt
en/of doen verstrekken en/of geen, althans onvoldoende schone en/of droge
ligplaatsen en/of geen eigen ligboxen verstrekt en/of geen, althans
onvoldoende zorg heeft gedragen voor (een)
geïsoleerde/verwarmde/geventileerde ruimte(n) en/of niet tijdig bekapt of
laten bekappen;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met 24 juni 2011 te
Zuidhorn, als houder van meerdere kalveren en/of runderen, aan die kalveren
en/of runderen de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen
aldaar die kalveren en/of runderen welke in slechte/matige conditie
verkeerden te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt en/of geen, althans
onvoldoende (diergeneeskundige) hulp/verzorging verstrekt en/of doen
verstrekken en/of geen, althans onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen
en/of geen eigen ligboxen verstrekt en/of geen, althans onvoldoende zorg
heeft gedragen voor (een) geïsoleerde/verwarmde/geventileerde ruimte(n) en/of
niet tijdig bekapt of laten bekappen;
3 (voetnoot 1)
hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met 24 juni 2011 te
Zuidhorn, al dan niet opzettelijk, niet heeft voldaan aan zijn verplichting
aangifte te doen van categorie 1- materiaal of categorie 2-materiaal, zijnde
81, althans een aantal kadavers van kalveren en/of runderen, als bedoeld in
artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2008, zo spoedig mogelijk,
doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop dat materiaal is
ontstaan, bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid,
van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, een werkgebied is vastgesteld
en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, immers had verdachte op
of omstreeks 20 januari 2011 van voornoemde kadavers die meer dan 3 dagen oud
waren, nog geen aangifte gedaan;
Aan de verdachte is onder parketnummer 18/994505-12 ten laste gelegd: dat
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 januari 2011
te Zuidhorn, althans (elders) in Nederland, al dan niet opzettelijk,
te weten ongeveer 90 runderen, althans een of meerdere runderen, heeft
gehouden, terwijl dat rund/die runderen niet overeenkomstig de Regeling
identificatie en registratie van dieren was/waren geïdentificeerd en/of
geregistreerd,
immers was/waren bij dat rund/die runderen niet overeenkomstig het gestelde in
artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag
van de geboorte één of meerdere merken aangebracht.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 994506-12 feit 1 primair ten laste gelegde, namelijk het, als houder van dieren, zonder redelijk doel bij die dieren pijn of letsel veroorzaken en de gezondheid benadelen. Daarnaast heeft verdachte van een groot aantal runderen niet binnen drie dagen melding gedaan van de kadavers bij de destructor. Voorts heeft verdachte 90 runderen gehouden die niet waren geïdentificeerd door middel van oormerken.
De officier van justitie heeft met betrekking tot de bewezenverklaring van het eerste tenlastegelegde feit met name gewezen op het feit dat verdachte een professionele boer was en in zijn bedrijfsvoering verkeerde keuzes heeft gemaakt. De runderen waren van zijn zorg afhankelijk en verdachte heeft voor deze dieren niet genoeg hulp gezocht. Daardoor heeft hij tientallen dieren onnodig laten lijden. Op zijn minst heeft verdachte daarmee het voorwaardelijk opzet gehad de dieren pijn en/of letsel toe te brengen.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 994506-12 onder 1 primair ten laste gelegde heeft de raadsman van verdachte gepleit voor vrijspraak. Het kan verdachte niet worden verweten dat hij bij zijn dieren pijn en/of letsel heeft veroorzaakt. De omstandigheden waarin verdachte zijn bedrijf draaiende heeft moeten houden (de bedrijfsomschakeling, de kapotte schuur en het longvirus onder de kalveren) zijn hem overkomen. Uit het dossier blijkt dat verdachte diverse malen zijn dierenarts erbij heeft gehaald en ook de Gezondheidsdienst heeft controles gedaan naar het longvirus. Verdachte heeft de nodige adviezen ingewonnen en deze ook opgevolgd. In een tijdsbestek van anderhalve maand kreeg verdachte zijn bedrijf niet meer onder controle en daarop volgde de controle van de Algemene Inspectie Dienst (AID). Verdachte heeft niet opzettelijk zijn dieren pijn en letsel toegebracht.
De raadsman heeft gesteld dat het onder parketnummer 994506-12 onder feit 1 subsidiair ten laste is gelegd kan worden bewezen met uitzondering van de verwijten dat aan de dieren geen diergeneeskundige hulp/verzorging is verstrekt en de dieren niet tijdig waren bekapt. Tevens kan het onder parketnummer 994506-12 onder feit 3 en onder parketnummer 994505-12 tenlastegelegde worden bewezen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder parketnummer 994506-12 primair ten laste gelegde:
De economische politierechter is van oordeel dat de aan verdachte ten laste gelegde overtreding van artikel 36 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren niet kan worden bewezen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting heeft de economische politierechter niet de overtuiging bekomen dat verdachte zonder redelijk doel of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was pijn en/of letsel heeft veroorzaakt aan dan wel de gezondheid van zijn kalveren en/of runderen heeft benadeeld. Verdachte heeft, naast hetgeen de raadsman heeft betoogd, gesteld dat de omschakeling van zijn bedrijf van melkvee naar opfokvee, de plotseling invallende strenge vorst, de besmetting in korte tijd van een groot deel van de veestapel en het feit dat het dak van de boerderijschuur het deels heeft begeven te plotseling gebeurden, om overal adequaat op te kunnen reageren. Hoewel ontegenzeggelijk uit het dossier naar voren komt dat veel kalveren en runderen van verdachte hebben geleden en de omstandigheden niet hebben overleefd, worden naar het oordeel van de economische politierechter de door verdachte aangevoerde omstandigheden niet uitgesloten. De economische politierechter is dan ook van oordeel dat het onder parketnummer 994506-12 primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen en verdachte zal daarvan dan ook worden vrijgesproken.
De economische politierechter heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 994506-12 onder 1 subsidiair ten laste gelegde:
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, opgenomen op pagina 5 e.v. van dossier nr. 64499 d.d. 4 november 2011, inhoudende de relatering van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op woensdag 19 januari 2011 stelden wij, verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], een onderzoek in op het bedrijf van [verdachte]. Tevens was hierbij nVWA dierenarts [dierenarts 1] aanwezig. Aanleiding voor de controle was het grote aantal doodmeldingen van runderen in het I&R-systeem rund. Wij stelden door telling vast dat op het bedrijf van [verdachte] 441 levende en 70 dode runderen aanwezig waren. De dode kalveren in verblijf 2 lagen daar al langere tijd gezien de sterk riekende kadavergeur. Een groot aantal eenlingboxen waren ernstig vuil en nat en mede hierdoor konden de kalveren niet beschikken over een droge schone ligplaats. De overige eenlingboxen waren nog niet ingestrooid en daardoor konden deze kalveren niet beschikken over een droge schone ligplaats.
De boerderij bestaat uit twee daknaalden. De noordelijke daknaald had het begeven. De kalverenboxen en de groepshuisvesting bevinden zich onder deze dakconstructie. Hieraan hangt zeer veel condenswater. De condensdruppels druppelen neer op de kalverenboxen. Daarnaast is er lekkage op sommige andere plekken waardoor de vloer gedeeltelijk nat is geworden. Wij voelden dat tijdens de controle door de naden en de ruim voorradige kieren een koude luchtstroom neerdaalde op de kalverenboxen, roostervloer en strohokken.
Wij zagen dat het overgrote deel van de aanwezige runderen in verblijf 14 en 15 ernstige klauwproblemen hadden. De klauwen van deze dieren waren al langere tijd niet bekapt en verzorgd. De klauwen waren veel te lang en de dieren hadden moeite door kreupelheid om in de benen te komen.
Op 17 maart 2011, 25 maart 2011 en 6 april 2011 deden wij hercontroles op het bedrijf van [verdachte]. Er waren een aantal runderen weer teruggekomen op het bedrijf, maar deze waren ondervoed en onvoldoende verzorgd. Het aanwezige kuilvoer, dat aan de runderen werd gevoerd, verspreidde een sterke broeigeur en voelde warm aan. Het kuilvoer was ongeschikt voor de aanwezige runderen om als voer te dienen.
Een schriftelijk stuk, opgenomen als bijlage 10 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de verklaring van dierenarts [dierenarts 1], zakelijk weergegeven:
De ondervoeding van de dieren is door de slechte voederhygiëne en kwalitatief onvoldoende voeder veroorzaakt. De gedeeltelijk aangebrachte platen langs het rietendak - als bescherming tegen de vallende koude lucht en tocht - zijn ontoereikend. De huisvesting is onhygiënisch en te nat.
Er is sprake van het onthouden van de nodige verzorging. De huisvesting is slecht. De meeste dieren beschikken niet over een schone en droge ligplaats. De nodige verzorging (vachtverzorging, verwijderen van aangekoekte mest) van de dieren is slecht. De dieren dienen in een andere huisvesting ondergebracht te worden om te kunnen herstellen.
Er wordt nauwelijks diergeneeskundige hulp ingeschakeld. De houder doktert zelf of behandelt ziektes niet. Voor dieren die niet verbeteren, na eigen behandeling, wordt niet op tijd of geen diergeneeskundige hulp ingeschakeld. Dit is terug te zien aan het grote aantal van ernstig zieke kalveren en chronische longproblemen van oudere kalveren.
Een schriftelijk stuk, opgenomen als bijlage 28 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de verklaring van dierenarts [dierenarts 2], zakelijk weergegeven:
Op 20 januari 2011 heb ik bij 74 runderen van het bedrijf [verdachte] een ante mortem keuring uitgevoerd. Bij veel dieren werd aangekoekte mest geconstateerd welke hoofdzakelijk zat aan de achterbenen/heupen, flanken en het uier. In zijn algemeenheid waren de aangevoerde dieren mager en werd in veel gevallen kreupelheid vastgesteld. Vooral het grote aantal dieren met ontstoken poten en een afwijkende conditie (te mager) wijst op het onthouden van de nodige zorg.
Een schriftelijk stuk, opgenomen als bijlage 32 van voornoemd proces-verbaal, inhoudende de verklaring van dierenarts [dierenarts 3], zakelijk weergegeven:
De kalveren zijn ondervoed en moeten met goed voer gevoerd worden. Er zijn kalveren met een chronische longontsteking en met diarree. Alle koeien moeten worden bekapt en zijn fors kreupel. Ook de koeien verkeren in een slechte voedingstoestand.
Een schriftelijk stuk, opgenomen als bijlage 30 van voornoemd proces,verbaal, inhoudende een toezichtrapport hercontrole nr. 65084 d.d. 24 juni 2011, zakelijk weergegeven:
Naar aanleiding van eerder uitgevoerde hercontroles op 19, 20 en 21 januari 2011, 2, 3 en 11 februari 2011, 3, 17 en 25 maart 2011, 6 en 21 april 2011 en 23 mei 2001 op het bedrijf van [verdachte] waren wij op 24 juni 2011 wederom op het bedrijf. Wij zagen dat er 220 runderen op het bedrijf waren gehuisvest in twee verschillende gebouwen.
Met verdachte zijn afspraken gemaakt over nog te nemen maatregelen met betrekking tot de kalveren in verblijf 8a, die geen eigen ligbox ter beschikking hadden, het hekwerk in de verblijven 8a en 9a rechtop zetten zodat deze ligboxen weer gebruik konden worden, de mest uit de drijfmestpunt halen zodat de drijfmest niet meer bovenop de roosters staat, zorgen dat de natte onderste laag kuilvoer niet wordt gevoerd aan de runderen, uitstekende delen van het hekwerk in stal verwijderen zodat de runderen zich niet konden verwonden en elke dag tijdig de mest tussen de ligboxen en achter het voerhek aanschuiven.
De verklaring door verdachte op de terechtzitting van 20 september 2012 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb qua verzorging mijn uiterste best gedaan voor de dieren. We hebben de verzorging gedaan met twee man. Ik ben de houder van de dieren. De dierenarts kwam iedere maand en naar aanleiding van zijn advies zijn steeds medicijnen verstrekt. Er was een goed plan om de hokken in te richten, maar we werden plotseling geconfronteerd met een temperatuur van
-20°C. Ik heb kleden gehangen voor de gaten in de stallen, maar dat was een noodoplossing. Dat was toen niet voldoende om de dieren te beschermen tegen de kou.
De boxen werden iedere dag ingestrooid, maar omdat de pinken steeds voorin de box gingen liggen liepen ze de mest naar voren. Die betreffende boxen zijn nu geen diepstrooi-stallen meer, maar hebben nu een verharde bodem. Daarnaast werd ik geconfronteerd met enorm veel dieren met een longvirus. Daardoor konden we de verzorging niet meer bolwerken. Ik geef toe dat ik de situatie heb onderschat.
Ik deed de verzorging van de hoeven/klauwen zelf. Er kwam periodiek iemand om het goed te doen. Ik was bezig de dieren te bekappen, maar ik was niet bij. Ik had het overzicht niet meer om alles tijdig te doen.
Ten aanzien van het onder parketnummer 994506-12 onder 3 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal, opgenomen op pagina 5 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten.
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 20 september 2012 afgelegd.
Ten aanzien van het onder parketnummer 994505-12 ten laste gelegde:
Een in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal, opgenomen op pagina 3 e.v. van dossier nr. 65280 d.d. 4 november 2011, inhoudende de relatering van verbalisanten.
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 20 september 2012 afgelegd.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de economische politierechter het volgende.
De economische politierechter is van oordeel dat met betrekking tot het onder 18/994506-12
onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zijn dieren onvoldoende diergeneeskundige hulp en/of verzorging heeft verstrekt. Daartoe overweegt de economische politierechter dat er door de inspecteurs van de AID en de door hen ingeschakelde dierenartsen is vastgesteld dat er veel runderen en kalveren van verdachte volstrekt onvoldoende hulp en zorg is geboden om het door hen opgelopen longvirus dan wel op andere wijze verkregen ongezonde toestand te boven te komen. Evenmin heeft verdachte, zoals hij ter terechtzitting heeft toegegeven, zelf tijdig hulp ingeschakeld om de gezondheids- en welzijnstoestand voor zijn dieren op korte termijn en adquaat te verbeteren. Daarmee is op alle onderdelen van het onder 18/994506-12 onder 1 subsidiair ten laste gelegde bewezen dat verdachte onvoldoende hulp en/of verzorging aan de betreffende runderen en kalveren heeft verstrekt.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen en de aangehaalde bewijsmiddelen is wettig en overtuigend bewezen dat
1. subsidiair
hij in de periode van 19 januari 2011 tot en met 24 juni 2011 te Zuidhorn, als houder van meerdere kalveren en runderen, aan die kalveren en runderen de nodige verzorging heeft onthouden, immers heeft hij toen aldaar die kalveren en runderen welke in slechte/matige conditie verkeerden te weinig (voedselrijk) voedsel verstrekt en onvoldoende diergeneeskundige hulp/verzorging verstrekt en/of doen verstrekken en onvoldoende schone en/of droge ligplaatsen en/of geen eigen ligboxen verstrekt en onvoldoende zorg heeft gedragen voor een geïsoleerde/verwarmde/geventileerde ruimte en niet tijdig bekapt of laten bekappen;
3.
hij in de periode van 19 januari 2011 tot en met 24 juni 2011 te Zuidhorn, opzettelijk, niet heeft voldaan aan zijn verplichting aangifte te doen van categorie 1- materiaal, zijnde 81 kadavers van kalveren en runderen, als bedoeld in artikel 3.1 van de Regeling dierlijke bijproducten 2008, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk op de eerste werkdag volgend op de dag waarop dat materiaal is ontstaan, bij de ondernemer waarvoor op grond van artikel 81f, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, een werkgebied is vastgesteld en binnen wiens werkgebied het materiaal zich bevond, immers had verdachte op of omstreeks 20 januari 2011 van voornoemde kadavers die meer dan 3 dagen oudwaren, nog geen aangifte gedaan;
Onder parketnummer 18/994505-12 dat
hij in de periode van 1 januari 2010 tot en met 19 januari 2011 te Zuidhorn, opzettelijk, te weten ongeveer 90 runderen, heeft gehouden, terwijl die runderen niet overeenkomstig de Regeling identificatie en registratie van dieren waren geïdentificeerd en/of geregistreerd, immers waren bij die runderen niet overeenkomstig het gestelde in artikel 15 eerste lid van genoemde regeling binnen 3 werkdagen vanaf de dag van de geboorte één of meerdere merken aangebracht.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de economische politierechter bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
t.a.v. parketnummer 18/994506-12:
1 subsidiair: als houder van dieren, aan die dieren de nodige verzorging onthouden
3: overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 81g, vierde lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan
t.a.v. parketnummer 18/994505-12
Overtreding van voorschriften gesteld krachtens artikel 105, eerste lid, van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, opzettelijk begaan
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De economische politierechter acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met een proeftijd van twee jaren.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor oplegging van een voorwaardelijke geldboete.
Oordeel van de economische politierechter
Bij de bepaling van de straf heeft de economische politierechter rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals daarvan uit het onderzoek op de terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit de justitiële documentatie, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De economische politierechter is van oordeel dat in de onderhavige situatie als passende sanctie een werkstraf dient te worden opgelegd van na te noemen duur. Gelet op het feit dat verdachte van het onder 18/994506 onder 1 primair ten laste gelegde wordt vrijgesproken, zal de hoogte enigszins afwijken van de door de officier van justitie gevorderde straf. De economische politierechter ziet geen aanleiding voor het opleggen van een deels voorwaardelijke straf, nu verdachte zijn boerenbedrijf heeft verkocht en in een andere bedrijfstak werkzaam is.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De economische politierechter heeft gelet op de artikelen:
- 22c, 22d, 57, 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 2 en 5 van de Verordening (EG) nr. 1774/2002;
- 37, 81g, 105, 121 en 122(oud) van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren;
- 3.2(oud) van de Regeling dierlijke bijproducten 2008;
- 3.2 van de Regeling dierlijke bijproducten 2011;
- 3 van het Besluit identificatie en registratie van dieren;
- 15 en 39 van de Regeling identificatie van dieren;
- 1a(oud), 2, 6 van de Wet op de economische delicten.
De economische politierechter:
- verklaart het in parketnummer 18/994506-12 onder 1 primair tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- verklaart het in parketnummer 18/994506-12 onder 1 subsidiair en 3 en het onder 18/994505-12 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven,
te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart verdachte voor het bewezenverklaarde strafbaar.
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
- veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uren, met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Dit vonnis is aldus gewezen door mr. L.W. Janssen, economische politierechter, in tegenwoordigheid van M. Smit-Colnot, als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 4 oktober 2012.
(voetnoot 1) Door een kennelijk vergissing zijn de feiten in de tenlastelegging onder parketnummer 994506-12 genummerd als feit 1 en 3. De economische politierechter zal, om verdere verwarring te voorkomen, deze nummering ook in het vonnis hanteren.