ECLI:NL:RBGRO:2012:BX7023

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
13 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
134116/PR RK 12-226
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter wegens vermeende belangenverstrengeling en partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 25 mei 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. C. van den Noort, rechter bij de Rechtbank Groningen, sector kanton. Verzoeker stelt dat mr. Van den Noort niet onpartijdig is, omdat hij eerder werkzaam was bij een advocatenkantoor dat betrokken was bij een procedure tegen verzoeker. Verzoeker heeft verschillende argumenten aangevoerd, waaronder vermeende belangenverstrengeling en partijdigheid van de rechter. Mr. Van den Noort heeft echter betoogd dat hij 13 jaar geleden uit de advocatuur is gestapt en niet betrokken was bij de ontruimingszaak waar verzoeker naar verwijst. Hij heeft ook aangegeven verzoeker niet te kennen vanuit zijn tijd als advocaat.

De rechtbank heeft de zaak op 9 juli 2012 behandeld, waarbij verzoeker zijn standpunt heeft toegelicht en mr. Van den Noort zijn verweer heeft gepresenteerd. De rechtbank overweegt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De rechtbank concludeert dat er geen feiten of omstandigheden zijn gebleken die duiden op vooringenomenheid van mr. Van den Noort. Het enkele feit dat hij mogelijk eerder bij een advocatenkantoor heeft gewerkt, is onvoldoende om te concluderen dat hij partijdig is.

De rechtbank wijst het wrakingsverzoek af en bepaalt dat de hoofdzaak voortgezet wordt in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 13 juli 2012 door mr. E.M.J. Brink, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
Meervoudige wrakingskamer
zaaknummer / rekestnummer: 134116 / PR RK 12-226
Beslissing van 13 juli 2012
op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
1. De procedure
1.1. Bij brief van 25 mei 2012 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van
mr. C. van den Noort, rechter bij deze rechtbank, sector kanton, in de zaak van de BIZNER BANK tegen [verzoeker] (536909 CV EXPL 12-2100), waarbij verzoeker als partij is betrokken.
1.2. Mr. Van den Noort heeft bij e-mail d.d. 28 juni 2012 aangegeven niet te berusten in het wrakingsverzoek.
1.3. Het wrakingverzoek is ter zitting d.d. 9 juli 2012 behandeld door mr. R.P. van Eerde, mr. E.M.J. Brink en mr. S.M. Schothorst. Ter zitting heeft verzoeker het wrakingverzoek toegelicht. Mr. Van den Noort heeft zijn standpunt eveneens nader toegelicht.
2. Het standpunt van verzoeker
Verzoeker heeft gesteld dat mr. Van den Noort ervan blijk heeft gegeven niet onpartijdig in de vorenbedoelde zaak te zijn. Hij heeft hiertoe – samengevat – het volgende aangevoerd:
- Mr. Van den Noort maakt zich schuldig aan belangenverstrengeling omdat hij advocaat is geweest bij [XX] Advocaten welk kantoor namens woningbouwvereniging IN heeft getracht mij uit mijn woning te zetten. Ik heb ernstige conflicten met advocatenkantoor [XX] waar mr. Van den Noort werkte en deel uitmaakte van vergaderingen. Het is dan ook onbegrijpelijk dat hij als behandelend rechter op mijn zaak wordt gezet;
- Mr. Van den Noort heeft zich in de [A] zaak schuldig gemaakt aan oplichting;
- Mr. Van den Noort is volstrekt partijdig en vooringenomen jegens verzoeker;
- Mr. Van den Noort had zich in verband met de aanbevelingen 7 en 8 van de leidraad rechterlijke onpartijdigheid, ook zonder mijn wrakingverzoek, aan de zaak moeten onttrekken.
3. Het standpunt van mr. Van den Noort
Mr. Van den Noort heeft aangevoerd dat hij 13 jaar geleden uit de advocatuur, in het bijzonder uit het advocatenkantoor [XX], is vertrokken en dat hij, toen hij bij [XX] werkzaam was, niet betrokken is geweest bij de door [verzoeker] bedoelde ontruimingszaak.
Ook kent hij [verzoeker] niet vanuit zijn advocatenpraktijk.
Inzake [A] heeft mr. Van den Noort gesteld dat indien [verzoeker] het niet eens was met het vonnis in die zaak, hij een rechtsmiddel had moeten indienen. Een wrakingverzoek kan niet als een verkapt rechtsmiddel dienen. Een rechter kan niet gewraakt worden omdat deze op enig moment een verzoeker onwelgevallig vonnis heeft gewezen.
Ten aanzien van het beweerdelijke negeren van de leidraad rechterlijke onpartijdigheid heeft mr. Van den Noort gesteld dat deze leidraad niet meebrengt dat indien een rechter ooit werkzaam is geweest bij een advocatenkantoor, deze rechter geen zaken zou kunnen behandelen van dat kantoor danwel van personen die een geschil met dat kantoor hebben gehad. Van negeren van de leidraad is dan ook geen sprake.
Ook voor het overige is naar de stelling van mr. Van den Noort geen sprake van belangenverstrengeling en/of onpartijdigheid aan zijn zijde.
4. Beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2. Bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter dient uitgangspunt te zijn dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Daarbij kan rekening worden gehouden met de uiterlijke schijn. Het enkele subjectieve oordeel van verzoeker is daartoe niet doorslaggevend.
4.3. De rechtbank overweegt dat het uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht geen feiten of omstandigheden zijn gebleken waaruit kan worden geconcludeerd tot bovenbedoelde vooringenomenheid aan de zijde van de gewraakte rechter noch een geobjectiveerde vrees voor voreningenomenheid.
4.4. Het enkele feit dat mr. Van den Noort mogelijk werkzaam was bij [XX] Advocaten in dezelfde tijd dat verzoeker een conflict had met (de cliënt van) [XX] Advocaten (ter zitting heeft verzoeker gesteld dat niet zeker te weten), brengt niet zonder meer met zich dat sprake is van de door [verzoeker] gestelde vooringenomenheid aan de zijde van mr. Van den Noort. Deze enkele stelling heeft [verzoeker] naar het oordeel van de rechtbank bovendien onvoldoende met feiten en/of omstandigheden onderbouwd. Dit klemt te meer nu mr. Van den Noort onweersproken heeft aangevoerd dat hij niet betrokken is geweest bij een ontruimingszaak als door verzoeker bedoeld en hij [verzoeker] vanuit zijn werkkring als advocaat niet kende.
Voorts overweegt de rechtbank in dit verband dat de aanbevelingen van de leidraad rechterlijke onpartijdigheid in een geval als de onderhavige evenmin meebrengen dat mr. Van den Noort zich had moeten onttrekken aan de zaak waarbij [verzoeker] thans als partij is betrokken.
4.5. Aangaande de stelling van verzoeker met betrekking tot de zaak [A] is de wrakingkamer van oordeel dat geen grond voor wraking kan zijn gelegen in de omstandigheid dat de desbetreffende rechter op enig moment een verzoeker onwelgevallig vonnis heeft gewezen.
4.6. Ook voor het overige is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken van uitzonderlijke omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat mr. Van den Noort jegens [verzoeker] een vooringenomenheid koestert of waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
4.7. Het verzoek tot wraking wordt dan ook afgewezen.
5. De beslissing
De rechtbank
- wijst het verzoek af;
- bepaalt dat de hoofdzaak (536909 CV EXPL 12-2100) wordt voortgezet in de stand waarin het zich ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking, bevond;
- beveelt onverwijlde mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. Van den Noort, Bizner Bank en de Hoofdofficier van Justitie te Groningen.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P. van Eerde, voorzitter, mr. E.M.J. Brink en mr. S.M. Schothorst., in tegenwoordigheid van de griffier en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2012 door mr. E.M.J. Brink.?