ECLI:NL:RBGRO:2012:BX6341

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
28 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
125455-FA RK 11-664
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling van kinderalimentatie en partneralimentatie na echtscheiding met toepassing van de 60%-formule

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 28 februari 2012 uitspraak gedaan over de kinderalimentatie en partneralimentatie in het kader van een echtscheiding. De vrouw, aangeduid als A., en de man, aangeduid als B., hebben een minderjarig kind, E., en de rechtbank heeft de behoefte van dit kind vastgesteld op € 223,- per maand. De rechtbank heeft daarbij de 60%-formule toegepast om de behoefte van de vrouw te berekenen, die is vastgesteld op € 677,- netto per maand. De rechtbank heeft overwogen dat de man, die ten tijde van de echtscheiding kostwinner was, zijn inkomen moet blijven aanleveren, ook in het geval van ontslag. De man heeft een inkomen van € 48.297,08 bruto per jaar, maar de rechtbank heeft rekening gehouden met zijn schulden en aflossingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man maandelijks € 446,- beschikbaar heeft voor kinderalimentatie, wat onder de behoefte van de kinderen ligt. De rechtbank heeft de alimentatieverplichting laten ingaan op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Daarnaast zijn er verschillende schulden van de man besproken, waaronder een schuld aan Delta Lloyd en een schuld aan de gemeente Leeuwarden, waarbij de rechtbank heeft geoordeeld dat niet alle opgevoerde schulden in de draagkrachtberekening meegenomen kunnen worden. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Civielrecht
zaaknr.: 125455/FA RK 11-664
beschikking d.d. 28 februari 2012
in de zaak van:
A., hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. G.I.T. Spaan,
en
B.hierna te noemen de man,
advocaat mr. G.J. van Kammen.
PROCESVERLOOP
De rechtbank heeft op 20 september 2011, op 8 november 2011 en op 22 december 2011 (tussen)beschikkingen gegeven.
Op 27 december 2011 zijn ter griffie producties en een toelichting daarop van
mr. Van Kammen ontvangen.
Mr. Spaan heeft op 9 januari 2012 een akte genomen.
RECHTSOVERWEGINGEN
De rechtbank neemt over hetgeen is overwogen en beslist in voormelde beschikkingen.
Bij de beschikking van 22 december 2011 is bepaald dat het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen C. bij de man is en het hoofdverblijf van het minderjarige kind van partijen E. bij de vrouw.
Er is een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vastgesteld zoals in die beschikking is weergegeven.
Bij voornoemde beschikking is de beslissing over de kinder- en partneralimentatie is aangehouden.
Bepaald is dat de man de in de beschikking omschreven financiële informatie dient over te leggen, dat de vrouw de gelegenheid heeft om schriftelijk bij akte op de inhoud van deze stukken te reageren en dat er vervolgens naar wordt gestreefd om - zonder verdere behandeling ter zitting - binnen een termijn van vier weken ter zake te beslissen.
Ten aanzien van de resterende geschilpunten overweegt de rechtbank, gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en op hetgeen te dien aanzien door en/of namens partijen is aangevoerd, het volgende.
de behoefte van E.
Tussen partijen is niet in geschil dat, gelet op hun netto besteedbaar gezinsinkomen van
€ 2.500,- per maand (€ 3.500,- bruto) op het moment dat zij feitelijk uit elkaar zijn gegaan, de behoefte van C. en E., € 514,- per maand, bedraagt, derhalve € 257,- per kind per maand.
de behoefte van de vrouw
Uit de stukken leidt de rechtbank af dat de man ten tijde van het uiteengaan van partijen kostwinner was. Niet in geschil is voorts dat de vrouw thans met haar werkzaamheden als huishoudelijke hulp bij thuiszorgorganisatie Zonnehuisgroep Noord maandelijks bruto
€ 482,36 verdient. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met 8% vakantietoeslag (€ 38,60 bruto) en de eindejaarsuitkering (€ 30,35). Naast dit inkomen ontvangt de vrouw een aanvullende uitkering ingevolge de Wet Werk en Bijstand.
Gelet op het voorgaande en gezien de duur van het huwelijk is voldoende aannemelijk geworden dat de vrouw behoeftig is en dat zij behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud. Tussen partijen is dit ook eigenlijk niet in geschil. Partijen verschillen van mening over de omvang van de behoefte van de vrouw en over de hoogte van de door de man te betalen bijdrage in voormelde kosten.
Door de man heeft weliswaar gesteld dat de vrouw haar behoefte dient aan te tonen, zoals ook is uitgemaakt door de Hoge Raad, evenwel acht de rechtbank het redelijk gezien de bekend zijnde feiten en omstandigheden om in dit geval uit te gaan van de 60%-formule.
De behoefte van de vrouw kan dan als volgt worden berekend. Het netto besteedbaar gezinsinkomen van € 2.500,- per maand dient te worden verminderd met de kosten van de kinderen van € 514,- per maand, is € 1.986,- per maand. Daarvan 60% bedraagt
€ 1.191,60. Dit bedrag dient te worden verminderd met de door INA berekende netto maandinkomsten van de vrouw van € 515,- inclusief vakantietoeslag en eindejaarsuitkering. De resterende behoefte van de vrouw bedraagt dan € 677,- netto per maand.
de draagkracht van de man
In verband met de berekening van de draagkracht van de man liggen de volgende punten ter beoordeling voor:
a. de inkomsten
b. de aflossing op schulden
c. de advocaatkosten
a. de inkomsten
Uit de cumulatieven, opgenomen in de salarisspecificatie van de maand december 2011, blijkt dat de man in dat jaar in totaal bruto € 48.297,08 heeft verdiend met zijn werkzaamheden bij Accell Fitness Division B.V.
De man heeft met bewijsstukken gesteld dat door zijn werkgever op 25 november 2011 bij UWV werkbedrijf een ontslagaanvraag is ingediend.
Omdat ten tijde van de zitting nog geen sprake was van daadwerkelijk ontslag en bovendien nog een opzegtermijn door de werkgever van de man in acht diende te genomen, zal de rechtbank uitgaan van het hiervoor genoemde inkomen van de man.
Indien de man daadwerkelijk zal worden dan wel reeds is ontslagen dient de man de vrouw, onder overlegging van bewijsstukken, hierover en over zijn inkomenssituatie te informeren zodat partijen, indien aan de orde, in de gelegenheid zijn om middels overleg tot een herbeoordeling van de aan deze beschikking gehechte draagkrachtberekening en de hierna op te leggen bijdrage(n) te komen dan wel heeft de man de gelegenheid om zich opnieuw tot de rechtbank te wenden met een verzoek tot wijziging van de vastgestelde
alimentatiebijdrage (-n).
b. de aflossing op schulden
Delta Lloyd
De man heeft gesteld dat hij ten aanzien van een huwelijkse schuld ter zake ziektekosten aan Delta Lloyd, die op 3 september 2010 € 3.600,- bedroeg, een betalingsregeling heeft getroffen en dat hij krachtens deze regeling met ingang van december 2010 maandelijks met een bedrag van € 300,- op deze schuld heeft afgelost. De vrouw heeft bestreden dat het om een huwelijkse schuld gaat. Volgens haar is onduidelijk hoe de schuld is ontstaan. Deze dient, nu er ook geen overzicht ter zake is overgelegd, niet te worden meegenomen.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man sedert december 2010 daadwerkelijk op de schuld heeft afgelost. Evenwel stelt de rechtbank vast dat de schuld per 1 december 2011 volledig moet zijn afgelost dan wel had kunnen zijn afgelost. In dit verband verdient opmerking dat de man ter onderbouwing van de schuld een brief van de gerechtsdeurwaarder van 5 november 2010 heeft overgelegd. Daaruit blijkt niet dat de schuld nog steeds bestaat en evenmin om welke reden die nog steeds zou moeten bestaan. Aangezien de schuld per 1 december 2011 kan worden geacht afgelost te zijn en blijkens hetgeen hierna wordt overwogen, de ingangsdatum van de op te leggen bijdrage wordt bepaald op de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking van 8 november 2011, zal de rechtbank de schuld aan Delta Lloyd buiten beschouwing laten.
Gemeente Leeuwarden
Volgens de man moet vanaf eind oktober 2010 rekening worden gehouden met een maandelijkse aflossing van € 300,- in het kader van een betalingsregeling die hij heeft getroffen met de gemeente Leeuwarden ter zake van niet betaalde heffingen. Deze schuld bedroeg op 18 oktober 2010 in totaal € 5.663,42. De vrouw heeft gesteld dat deze aflossing buiten de draagkrachtberekening dient te blijven. Zij is onbekend met (het ontstaan van) deze schuld en bovendien gaat het om een zakelijke schuld.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de man sinds oktober 2010 daadwerkelijk op voormelde schuld aflost. Daarom wordt met deze aflossing rekening gehouden. De schuld zou overigens met ingang 1 mei 2012 volledig afgelost kunnen zijn.
Zoals de rechtbank hiervoor ook ten aanzien van het inkomen van de man heeft overwogen hebben partijen de mogelijkheid om ingeval van wijzigingen in de financiële situatie van de man tot een herberekening van de eventueel op te leggen bijdragen te komen, dan wel zich met een verzoek om herbeoordeling van de opgelegde bijdragen tot de rechtbank te wenden.
Vodafone (T-Mobile ?) en Energiedirect
De rechtbank houdt geen rekening met door de man opgevoerde (aflossingen) op schulden aan Vodafone(T-Mobile ?) en Energiedirect. Hoewel daartoe uitdrukkelijk in de gelegenheid gesteld heeft de man ter zake geen dan wel onvoldoende bewijsstukken overgelegd. Hierdoor kan niet worden beoordeeld of, en zo ja wanneer en waarvoor deze schulden zijn aangegaan, met welke bedragen er is en wordt afgelost en wanneer de schulden volledig zullen/moeten zijn afgelost.
Aanslag waterschapsbelasting en verkeersboetes
De man heeft gesteld dat hij een aanslag waterschapsbelasting over 2009 heeft voldaan en ook een aantal uitstaande verkeersboetes. Volgens de man is de vrouw ook voor deze schulden aansprakelijk.
De rechtbank houdt met voormelde betalingen geen rekening omdat hier geen sprake is van een schuld.
Schuld ING
De man heeft gesteld dat rekening moet worden gehouden met een maandelijkse last van
€ 500,- in het kader van het afkopen van een schuld bij de ING-bank. Het betreft een borgstelling ten bedrage van € 50.000,- in verband met aangegane kredietfaciliteiten van de besloten vennootschap Mammoet Hekwerken B.V., het voormalige bedrijf van de man dat failliet is verklaard. Volgens de man zijn partijen ter zake hoofdelijk aansprakelijk omdat zij in gemeenschap van goederen waren gehuwd en beiden voor de borgstelling hebben getekend. De man heeft gesteld dat de ING-bank voornoemd bedrag in rechte heeft opgeëist, hetgeen hij met bewijsstukken heeft onderbouwd, en dat hij de bank heeft voorgesteld om de schuld in 25 termijnen van € 500,- voor € 12.000,- af te kopen.
De vrouw heeft uitdrukkelijk betwist in enigerlei mate aansprakelijk te zijn voor genoemde schuld. Volgens de vrouw is de handtekening op de desbetreffende akte niet van haar afkomstig en overweegt zij ter zake aangifte te doen van valsheid in geschrifte.
Aangezien voldoende aannemelijk is geworden dat het hier een huwelijkse schuld betreft, dient naar het oordeel van de rechtbank met deze schuld, waarvan het bestaan niet in geschil is, rekening te worden gehouden. De rechtbank wijst in dit verband op de jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer LJN: AB9855 en LJN: BD18430) waaruit blijkt dat rekening dient te worden gehouden met alle schulden, ongeacht of daarop daadwerkelijk wordt afgelost. Gelet op de omvang van de schuld en de rente, die over het bedrag zal moeten worden afgedragen, acht de rechtbank het redelijk om rekening te houden met een aflossing van € 500,- per maand. De rechtbank gaat ervan uit dat de man daadwerkelijk met dit bedrag zal aflossen dan wel dat hij dit bedrag zal reserveren voor de aflossing op de schuld. Ook hier geldt dat de man de vrouw zal moeten informeren over de uitkomst van de door de ING-bank aanhangig gemaakte procedure dan wel een minnelijke schikking zodat de vrouw in staat is te beoordelen welke consequenties één en ander heeft voor de door de man te betalen bijdragen.
c. de advocaatkosten
In navolging van de Tremanormen zal de rechtbank de advocaatkosten, gemaakt in het kader van de echtscheidingsprocedure voor de vaststelling van kinderalimentatie niet als een noodzakelijke last beschouwen die voorrang heeft boven de onderhoudsverplichting van de man ten opzichte van zijn kinderen. Indien de draagkracht van de man toelaat dat hij een bedrag aan partneralimentatie betaalt, zal de rechtbank met de advocaatkosten bij de vaststelling van partneralimentatie conform de Tremanormen voor maximaal een jaar rekening houden.
overige
Uit de stukken blijkt dat de man maandelijks een bedrag van € 829,58 aan Florius hypotheken afdraagt. Niet in geschil is dat de man maandelijks € 785,- aan hypotheekrente betaalt. De rechtbank zal het meerdere, een bedrag van € 45,- per maand, als premie levensverzekering in aanmerking nemen.
de draagkrachtberekeningen
Gelet op het vorenoverwogene en op grond van de overgelegde en niet dan wel onvoldoende, bestreden financiële gegevens (met name de salarisoverzichten over het laatste halfjaar van 2011), komt de rechtbank tot een brutoberekening van de draagkracht van de man volgens het INA-alimentatieberekeningsprogramma (versie 2011-2). Deze berekening is aan deze beschikking gehecht en de inhoud ervan moet als hier ingelast worden beschouwd.
Volgens de berekening heeft de man een bedrag van € 446,- per maand beschikbaar voor kinderalimentatie (inclusief fiscaal voordeel voor één kind). Aangezien dit bedrag onder de behoeftegrens van de beide kinderen van partijen ligt, is er geen bedrag meer beschikbaar voor partneralimentatie. Het bedrag dat de man beschikbaar heeft voor kinderalimentatie zal moeten worden verdeeld over beide kinderen. Derhalve is voor E. beschikbaar een bedrag van € 446,- : 2 = € 223,- per maand.
ingangsdatum
In een zaak als de onderhavige is het gebruikelijk om de verplichting tot betaling van kinderalimentatie te laten ingaan vanaf het moment waarop het daartoe strekkende verzoek is ingediend. In aanmerking genomen evenwel dat bij voorlopige voorziening reeds is beslist over de kinderalimentatie ten behoeve van [E.] namelijk dat de man gehouden is bij te dragen met een bedrag van € 32,- per maand, en de man eerst later rekening heeft kunnen houden met een verhoging van dit bedrag ziet de rechtbank aanleiding om de alimentatieverplichting te doen ingaan met ingang van de datum waarop de echtscheidingsbeschikking is ingeschreven in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand
de invorderingskosten
Het verzoek van de vrouw om (op voorhand) te bepalen dat bij niet-tijdige betaling de invorderingskosten voor rekening van de man komen zal de rechtbank afwijzen, omdat thans nog niet kan worden geoordeeld dat de man zijn betalingsverplichting(-en) niet zal nakomen.
de proceskosten
Omdat partijen voormalige echtelieden zijn worden de proceskosten in die zin gecompenseerd, dat ieder van hen de eigen kosten dient te dragen.
BESLISSING
bepaalt dat de man aan de vrouw vanaf de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de daartoe bestemde registers van de burgerlijke stand, telkens bij vooruitbetaling (voor zover de termijn niet is verstreken), als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van het minderjarige kind van partijen E. een bedrag van € 223,- per maand dient te betalen;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten dient te dragen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. S. Stenfert Kroese en door deze uitgesproken ter zitting van dinsdag 28 februari 2012, in tegenwoordigheid van G.D. Kuilman, griffier.