RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670152-12 (promis)
datum uitspraak: 12 juli 2012
raadsman: mr. P.T. Huisman
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [[geboortedatum],
wonende te [woonplaats],
thans preventief gedetineerd in [verblijfplaats].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
28 juni 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op in omstreeks het tijdvak van februari 2010 tot en met november 2010, te
Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening (telkens) in/uit een schoolgebouw heeft
weggenomen (telkens) goederen, (telkens) toebehorende aan het Gomaruscollege,
althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte
(telkens) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van braak, verbreking en/of inklimming,
- in het tijdvak van 19 t/m 21 februari 2010, een beamer en/of gitaren en/of
een computer vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen (aangifte
2010016431) en
- in het tijdvak van 12 t/m 15 maart 2010, een beamer vanuit een gebouw van
het Gomaruscollege te Groningen (aangifte 2010016431) en/of
- in het tijdvak van 16 t/m 17 maart 2010, een computer en/of een beeldscherm
vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen (aangifte 2010024683)
en/of
- in het tijdvak van 22 t/m 24 mei 2010, een beamer vanuit een gebouw van het
Gomaruscollege te Groningen (aangifte 2010048931) en/of
- in het tijdvak van 5 t/m 6 november 2010, een computer en/of een beeldscherm
vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen (aangifte 2010109268);
2.
hij in of omstreeks het tijdvak van 6 mei 2010 t/m 11 november 2010 te
Groningen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening (telkens) in/uit een winkelpand heeft weggenomen
een aantal flessen whisky, in elk geval enig goed, (telkens) geheel of ten
dele toebehorende aan het winkelbedrijf Gall en Gall, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich (telkens) de
toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming,
- op 6 mei 2010, 7 flessen whiskey vanuit het winkelbedrijf Gall & Gall, aan
de Eikenlaan te Groningen en/of
- op 11 november 2010, 9 flessen whiskey vanuit het winkelbedrijf Gall & Gall
aan de Eikenlaan te Groningen;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks het tijdvak van 12 t/m 18 april 2011 te Groningen,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke
toeëigening heeft weggenomen (telkens) een hoeveelheid benzine, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Shell, in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte,
- op 12 april 2011 een hoeveelheid van 16,43 liter en/of
- op 18 april 2011 een hoeveelheid van 14,90 liter;
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van de stukken en de verklaring van verdachte ter terechtzitting gerekwireerd tot bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
Standpunt van de verdediging
Namens verdachte heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte moet worden vrijgesproken van hetgeen hem onder 1 en 2, ten aanzien van het eerste gedachtenstreepje, is ten laste gelegd.
De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - het volgende aangevoerd.
Op de plaatsen delict zijn verschillende sporen aangetroffen, waaronder bloedsporen. Deze bloedsporen zijn veiliggesteld en voorzien van een S(poor) I(dentificatie)N(ummer).
Uit het dossier blijkt dat een match is vastgesteld met het DNA van verdachte. Echter niet uitgesloten kan worden dat iemand anders, met hetzelfde DNA als verdachte, het ten laste gelegde heeft begaan. Buiten het gevonden DNA is er geen ander (steun) bewijs op grond waarvan de aanwezigheid van verdachte op de plaats van het delict kan worden vastgesteld. Dit is te weinig om tot een veroordeling van verdachte te komen. Een verdachte moet weliswaar een verklaring kunnen geven waarom zijn DNA op de plaats van een delict is aangetroffen, maar een verdachte hoeft niet aan te geven, dat hij daar is geweest.
Ten aanzien van het onder 2, eerste gedachtenstreepje, en 3 ten laste gelegde is de raadsman van mening dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Ten aanzien van het eerste gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 5 maart 2010, opgenomen op pagina 27-28 van dossier nr. PL01KD 2012028499, d.d. 21 maart 2012 van Regiopolitie Groningen, inhoudende de verklaring van [aangever], namens het Gomaruscollege, Magnolistraat 1 te Groningen, zakelijk weergegeven;
Tussen vrijdag 19 februari 2010 en zondag 21 februari 2010 is het feit gepleegd.
Ik ben gebeld door een beveiligingsbedrijf. De man vertelde dat er een raam ingegooid was.
Toen ik voor het raam van lokaal 2 stond zag ik dat het raam dusdanig was vernield dat je via het raam naar binnen kon klimmen. Ik zag dat het binnen in het lokaal een ravage was. Ik ben vervolgens de school en het lokaal binnengegaan en ik zag dat de beamer in zijn geheel met geweld van het plafond was gehaald.
Dit lokaal is het muzieklokaal, ook zijn er 2 gitaren en een pc weggenomen. In het lokaal zag ik voetsporen en bloedsporen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 22 februari 2010, opgenomen op pagina 97-98 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 22 februari 2010 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een scholengemeenschap aan de Magnoliastraat 1 te Groningen.
Ik zag dat het glas in het lokaal was vernield. In het lokaal zag ik een grijze baksteen liggen.
Op de tafel, direct achter het ingegooide raam, zag ik een spoor gelijkend op bloed. Door mij is het spoor met behulp van een wattenstaafje bemonsterd en voorzien van een SIN-sticker met nummer, AAAI0991NL.
De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2012 , opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 80 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek d.d 16. maart 2010 aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAI0991NL kan afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans van dit DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het tweede gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 15 maart 2010, opgenomen op pagina 33-34 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens het Gomaruscollege, Magnoliastraat 1 te Groningen, zakelijk weergegeven;
Op maandag 15 maart 2010 omstreeks 07:30 uur zagen wij dat er een raam vernield was in het wiskundelokaal 1. In het lokaal lag een bruine nijptang. Deze nijptang is niet van ons en hoort ook niet in het lokaal te liggen.
De beamer van het digi-bord is weggenomen.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 maart 2010, opgenomen op pagina 94-95 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 15 maart 2010 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een middelbare school aan de Magnoliastraat 1 te Groningen.
Ik zag dat er een ruit was vernield.
Ik zag in het klaslokaal een nijptang op de vloer liggen. Volgens de conciërge was deze nijptang niet van de school. Ik zag op deze nijptang een bloedspoor. Door mij is het bloed met behulp van een wattenstaafje bemonsterd en voorzien van een SIN-sticker met nummer, AAAI0668NL. De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 80 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek d.d. 11 mei 2010, aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAI0668NL kan afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans van dit DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het derde gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 17 maart 2010, opgenomen op pagina 39-40 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens het Gomaruscollege, Magnoliastraat 1 te Groningen, zakelijk weergegeven;
Tussen dinsdag 16 maart 2010 en woensdag 17 maart 2010 is er ingebroken in de school. De inbraak heeft plaatsgevonden in het wiskundelokaal 01. Men zag dat er een raam kapot was en er glas aan de binnenzijde van de het lokaal lag. Vanuit dit lokaal zijn een beeldscherm van het merk Dell, type E176FP1, kleur zwart en een computer van het merk Dell weggenomen.
Er hebben in de afgelopen maanden meerdere inbraken in de school plaatsgevonden. Al deze inbraken hebben in hetzelfde lokaal plaatsgevonden via hetzelfde raam.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 17 maart 2010, opgenomen op pagina 91-92 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 17 maart 2010 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een scholengemeenschap aan de Magnoliastraat 1 te Groningen.
Ik zag dat de noodruit vernield was.
Ik zag op het kozijn onder het inklimraam aan de buitenzijde een bloedspoor.
Door mij is het bloed met behulp van een wattenstaafje bemonsterd en voorzien van een SIN-sticker met nummer, AAAI0679NL. De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek, d.d. 17 mei 2010, aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAI0679NL kan afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans van dit DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het vierde gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 24 mei 2010, opgenomen op pagina 52-53 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens het Gomaruscollege, Magnoliastraat 1 te Groningen, zakelijk weergegeven;
Vanmorgen zag ik vanuit de gang van de school dat er van lokaal 1 een ruit kapot was. Ik zag dat de beamer niet meer aan een stang aan het plafond hing. Ik zag dat een klein raam aan de linkerkant, kapot was.
Ik zie nu dat er een halve stoeptegel, op de grond, onder het kapotte raam ligt.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 27 mei 2010, opgenomen op pagina 86-88 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 24 mei 2010 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht in een school aan de Magnoliastraat 1 te Groningen.
Ik zag dat het raam van het klaslokaal 001 (wiskundelokaal) was vernield. Ik zag een stoeptegel in het klaslokaal nabij het raam liggen.
Op een tafel direct achter het raam zag ik een spoor gelijkend op bloed liggen. Door mij verbalisant, is het spoor veiliggesteld en voorzien van een SIN-sticker met nummer; AAAU5954NL. De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek, d.d. 16 juli 2010, aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAU5954NL kan afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans van dit DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
Ten aanzien van het vijfde gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 november 2010, opgenomen op pagina 59-60 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever] namens het Gomaruscollege, Magnoliastraat 1 te Groningen, zakelijk weergegeven;
Ik zag vanmorgen dat aan de achterzijde van de school men via een ingeslagen raam de school is binnengekomen. Ik zag dat ze een stoeptegel hadden gebruikt om de ruit in te slaan. Deze lag namelijk nog in het klaslokaal.
De inbraak moet tussen 5 november 2010 en 6 november 2010 hebben plaatsgevonden. Weggenomen zijn onder andere een computerbeeldscherm van het merk LG (Lucky Goldstar) en een computer van het merk HP (Hewlett-Packard).
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 6 november 2010, opgenomen op pagina 83-84 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisanten, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 6 november 2010 werd door ons verbalisanten een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan de Magnoliastraat 1 te Groningen. Men heeft aan de achterzijde van het Gomaruscollege een ruitje onder een groot kantelraam vernield. We zagen op de vloer in het leslokaal een straattegel liggen.
Op de lichtschakelaar naast de deur van het leslokaal zagen wij een op bloed gelijkende substantie zitten. Door mij verbalisant, is met behulp van een wattenstaafje het spoor veiliggesteld en voorzien van een SIN-sticker met nummer; AAAU5469NL. De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek d.d.29 november 2010, aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAU5469NL kan afkomstig zijn van [verdachte]. De matchkans van dit DNA-profiel: kleiner dan één op één miljard.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb geen verklaring voor het feit dat mijn DNA is aangetroffen op de plaatsen delict.
Ik heb nooit mijn bloed aan iemand afgegeven.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Ten aanzien van het eerste gedachtenstreepje
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 6 mei 2010 opgenomen op pagina 45-46 van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever], zakelijk weergegeven:
Op 6 mei 2010 werden wij gebeld op onze mobiele telefoon door de politie, dat er was ingebroken in onze winkel, Gall en Gall, aan de Eikenlaan 39 te Groningen.
Ik heb in mijn zaak bewakingscamera's geplaatst tegen inbraak. Ik zag samen met de politie op de beelden het volgende:
Ik zag dat de man een plastic tas met beiden handen beet had en de tas langs zijn rechterzij naar achteren zwaaide en daarna de tas tegen het raam van de linkerdeur wierp. Dit deed hij meerdere keren achter elkaar. Het leek of er iets zwaars in de tas zat. Ik zag dat er barsten in het raam ontstonden. Ik zag dat de man op een gegeven moment tegen het raam trapte, waardoor er een groot gat ontstond in het raam. Ik zag dat de man door dit gat kroop en de winkel inliep. In de winkel zag ik onder het glas, wat afkomstig was van het ingegooide raam, een tuintegel lag. Deze lag er niet toen mijn vrouw en ik de winkel verlieten.
In de winkel zag ik dat er rechts naast de toonbank op ooghoogte vijf flessen whisky misten.
Ik zag dat er in de winkel, op de grond, rechts van de toonbank, een plastic tas van de Albert Heijn lag. Deze tas lag er niet toen mijn vrouw en ik de winkel verlieten.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 18 mei 2010, opgenomen op pagina 50 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 18 mei 2010 heb ik contact gehad met, de echtgenote van aangever.
Ik hoorde haar zeggen dat ze vorige week ontdekten dat er nog twee flessen whisky waren weggenomen bij de inbraak.
Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2010, opgenomen op pagina 89-90 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek, zakelijk weergeven:
Op 6 mei 2010 werd door mij, verbalisant, een forensisch onderzoek naar sporen verricht aan de Eikenlaan 39 te Groningen.
In het pand, direct achter de schuifdeur zag ik een grote grijze betonnen klinker liggen.
Voor de balie in de winkel zag ik een oranje gekleurde plastic tas van een winkelketen genaamd Albert Heijn liggen. Volgens de eigenaresse lag deze tas hier niet. Op de buitenzijde van de tas zag ik een aantal veegjes bloed zitten.Door mij is het bloed met behulp van een wattenstaafje bemonsterd en voorzien van een SIN-sticker met nummer, AAAU5816NL. De bemonstering zal voor onderzoek worden ingestuurd naar het NFI.
Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 81 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek d.d. 10 juni 2010, aan een referentiemonster van een veroordeelde, zakelijk weergegeven:
Het DNA in het sporenmateriaal met de identiteitszegel AAAU5816NL kan afkomstig zijn van [verdachte] De berekende frequentie van dit profiel: kleiner dan één op één miljard.
De verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik heb geen verklaring voor het feit dat mijn DNA is aangetroffen op de plaatsen delict.
Ik heb nooit mijn bloed aan iemand afgegeven.
Ten aanzien van het tweede gedachtenstreepje
- Een proces verbaal van aangifte d.d. 11 november 2010 opgenomen op pagina 65- 66 van voornoemd dossier, inhoudende de aangifte van [aangever].
- Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 november 2010, opgenomen op pagina 71 van voornoemd dossier, inhoudende de relatering van verbalisant, dienstdoende bij het Team Forensische Opsporing Techniek.
- Een NFI rapport d.d. 9 december 2010, opgemaakt door ing. [deskundige], opgenomen op pagina 82 van voornoemd dossier, inhoudende een rapport DNA-onderzoek d.d. 10 juni 2010.
- De bekennende verklaring door verdachte ter terechtzitting afgelegd.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
- De bekennende verklaring door verdachte ter terechtzitting afgelegd.
- Een proces-verbaal van verhoor d.d. 1 februari 2012 opgenomen op pagina 3-4 van dossier nr. PL01KG 2012015536, d.d. 15 februari 2012 van Regiopolitie Groningen, inhoudende de aangifte van [aangever], namens Shell.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bij alle inbraken die onder 1 en 2 op de tenlastelegging zijn opgenomen, is een forensisch onderzoek naar de op de plaatsen delict gevonden bloedsporen verricht. Uit DNA-onderzoek is gebleken dat het DNA uit al deze aangetroffen bloedsporen overeenkomt met het DNA-profiel van verdachte. De rechtbank gaat er, gelet op de matchkans DNA-profiel, vanuit dat het verdachte zelf is geweest die deze sporen op die plaatsen heeft achtergelaten. Verdachte heeft geen redelijke verklaring gegeven voor de aanwezigheid van het bloed waarvan de daarin aangetroffen DNA 'matcht' met zijn DNA-profiel.
Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij geen bloed van zichzelf aan anderen heeft afgestaan. Het moet er daarom, gezien de matchkans, voor worden gehouden dat verdachte zich op de in de tenlastelegging genoemde plaatsen delict heeft opgehouden.
Ook stelt de rechtbank vast dat, gezien de plekken waar op de plaatsen delict de bloedsporen met verdachtes DNA zijn aangetroffen, verdachte in het leslokaal van het Gomaruscollege en in de Gall en Gall winkel moet zijn geweest.
Voorts overweegt de rechtbank, gezien de aangetroffen situaties op de plaatsen delict, dat de kennelijke werkwijze die bij alle inbraken is gehanteerd te weten, het inslaan van een ruit al dan niet met behulp van een steen, overeenkomt met de werkwijze in de zaak die verdachte ter terechtzitting heeft bekend, te weten feit 2, 2e gedachtenstreepje.
Tenslotte weegt voor de rechtbank mee dat verdachte, hoewel hij zich daar aanvankelijk op beriep, in geen van de ten laste gelegde periodes gedetineerd was.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in het tijdvak van februari 2010 tot en met november 2010, te Groningen, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening telkens uit een schoolgebouw heeft weggenomen goederen, toebehorende aan het Gomaruscollege, waarbij verdachte
telkens zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
- in het tijdvak van 19 t/m 21 februari 2010, een beamer en gitaren en
een computer vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen en
- in het tijdvak van 12 t/m 15 maart 2010, een beamer vanuit een gebouw van
het Gomaruscollege te Groningen en
- in het tijdvak van 16 t/m 17 maart 2010, een computer en een beeldscherm
vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen en
- in het tijdvak van 22 t/m 24 mei 2010, een beamer vanuit een gebouw van het
Gomaruscollege te Groningen en
- in het tijdvak van 5 t/m 6 november 2010, een computer en een beeldscherm
vanuit een gebouw van het Gomaruscollege te Groningen.
2.
hij in het tijdvak van 6 mei 2010 t/m 11 november 2010 te
Groningen, meermalen, telkens met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening telkens uit een winkelpand heeft weggenomen
een aantal flessen whisky, toebehorende aan het winkelbedrijf Gall en Gall, waarbij verdachte zich telkens de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming,
- op 6 mei 2010, 7 flessen whisky vanuit het winkelbedrijf Gall & Gall, aan
de Eikenlaan te Groningen en
- op 11 november 2010, 9 flessen whisky vanuit het winkelbedrijf Gall & Gall
aan de Eikenlaan te Groningen.
3.
hij in het tijdvak van 12 t/m 18 april 2011 te Groningen, meermalen, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen telkens een hoeveelheid benzine, in elk geval enig goed, toebehorende aan Shell,
- op 12 april 2011 een hoeveelheid van 16,43 liter en
- op 18 april 2011 een hoeveelheid van 14,90 liter.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2 en 3 meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak, verbreking en/of inklimming, meermalen gepleegd.
2. diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft
verschaft door middel van braak en inklimming, meermalen gepleegd.
3. diefstal, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, mede op grond van het strafblad, het voorliggend reclasseringsrapport d.d. 26 juni 2012, en het ad informandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding is vermeld en door verdachte is erkend gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met als bijzondere voorwaarde de bepaling dat verdachte zich gedurende de proeftijd dient te gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Voorgenoemde voorwaarde kan ook inhouden dat verdachte dient mee te werken aan nader onderzoek aangaande zijn psychische gesteldheid en zich dient te houden aan een eventuele geïndiceerde ambulante vervolgbehandeling en een meldingsgebod zolang de reclassering dit gedurende de proeftijd noodzakelijk acht;
- een werkstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis met aftrek.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - gelet op zijn standpunt ten aanzien van de bewijsvraag – gepleit voor een lagere voorwaardelijke gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het reclasseringsrapport.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportages en het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede met de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met het ad informandum gevoegde feit, zoals deze op de dagvaarding is vermeld en die door verdachte is erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een reeks van vermogensdelicten waaronder vijf inbraken (in een relatief korte periode) in een scholengemeenschap, twee inbraken in een bedrijfspand van het winkelbedrijf Gall en Gall en een viertal diefstallen van een hoeveelheid benzine. Verdachte heeft daarbij niet alleen goederen weggenomen maar heeft, om zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen, ruiten vernield.
Voornoemde delicten zijn door verdachte gepleegd om zijn behoefte aan verdovende middelen te financieren en om zijn drankbehoefte te voorzien.
Verdachte heeft daarmee aangetoond dat hij geen enkel geen respect heeft voor andermans eigendom. Voormelde inbraken en diefstallen zijn ergerlijke feiten, die naast schade vaak veel hinder veroorzaken voor, in deze de gevallen, de gedupeerde bedrijven en de scholengemeenschap.
De rechtbank heeft verder in aanmerking genomen dat verdachte voor meerdere soortgelijke en andere feiten in aanraking is geweest met politie en justitie.
Voorts weegt de rechtbank mee dat uit het reclasseringsrapport d.d. 26 juni 2012, blijkt dat de reclassering nog wel mogelijkheden ziet om verdachte verder te behandelen en/of te begeleiden.
Ter terechtzitting heeft verdachte aangegeven dat hij nu op de goede weg is en zijn leven echt wil beteren en zijn verslaving te lijf wil gaan.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank de door de officier van justitie gevorderde straf passend en geboden, nu de gevorderde straf in overeenstemming is met de ernst van het bewezen verklaarde. De door verdachte gepleegde feiten betreffen wat oudere feiten.
De rechtbank zal de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen, enerzijds teneinde te bewerkstellingen dat verdachte zich in de toekomst zal onthouden van het plegen van strafbare feiten en anderzijds om daaraan bijzondere voorwaarden te koppelen zoals opgenomen in het reclasseringsrapport van 26 juni 2012 te verbinden.
Vordering van de benadeelde partij
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [benadeelde] Tankstations B.V., gevestigd te Slochteren.
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangegeven zich te refereren aan het oordeel van de rechtbank met betrekking tot de post, “verwerkingskosten”. Voor het overige is de raadsman van mening dat de vordering toegewezen kan worden.
Oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is uit het onderzoek ter terechtzitting komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering van
€ 164,44 zal worden toegewezen. De post die ziet op de verwerkingskosten is weliswaar beperkt onderbouwd maar de onderbouwing is naar het oordeel van de rechtbank inzichtelijk.
Tevens zal de rechtbank hierbij de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14,b 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 24c, 57, 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden
Bepaalt dat van deze straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat:
- de veroordeelde zich voor het einde van de op 2 jaren gestelde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de veroordeelde ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt.
- de veroordeelde geen medewerking verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging ook kan worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
- dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal melden bij de verslavingsreclassering, Canadalaan 1 te Groningen, zo frequent en zolang de verslavingsreclassering dit nodig acht;
- dat veroordeelde dient mee te werken aan een nadere diagnose door de
Forensische Poli, onderdeel van de VNN te Groningen, en zich dient houden aan een eventuele geïndiceerde ambulante vervolgbehandeling.
Draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
- een taakstraf bestaande uit een werkstraf van 180 uren,
met bevel dat vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden
toegepast als veroordeelde deze straf niet naar behoren verricht.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
De werkstraf moet zijn voltooid binnen een jaar na het onherroepelijk worden van dit vonnis. De veroordeelde zal zich met betrekking tot de werkstraf gedragen naar de aanwijzingen te geven door of namens de Reclassering Nederland.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
(m.b.t. het onder 3 bewezen verklaarde)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [benadeelde] Tankstations B.V., gevestigd te Slochteren, toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 164,44.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 164,44 ten behoeve van de benadeelde partij [benadeelde] Tankstations B.V., bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 3 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 164,44 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van heden.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. P.H.M. Smeets, voorzitter, L.W. Janssen en D.M. Schuiling, in tegenwoordigheid van J.H. van Scharrenburg als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 juli 2012.