RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670087-12 (+ TUL 18/640446-09) (promis)
datum uitspraak: 7 juni 2012
raadsvrouw: mr. M.H. Heeg
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [plaats op datum],
wonende te [plaats],
thans preventief gedetineerd in P.I. HvB Ter Apel, te Ter Apel.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 mei 2012.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de nacht van 12 oktober 2011 op 13 oktober 2011, te
Nieuw-Buinen, in elk geval in de gemeente Borger-Odoorn,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de
Rozenlaan staande auto (VW Transporter) heeft weggenomen een radio, een
navigatiesysteem (Tomtom), een scanapparaat, een carkit, een telefoonoplader,
een of meer broeken, een trui, een memory-stick, medicijnen, een monitor
en/of een of meer cd's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 2 december 2011, te Stadskanaal, in elk geval in de
gemeente Stadskanaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de
Drouwenerstraat staande auto (Ford Transit) heeft weggenomen een
gereedschapkoffer (inhoudende een of meer vijlen en/of boren), een
navigatie-systeem (Tomtom) en/of een boormachine, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 2] en/of het bedrijf [naam],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 22 oktober 2011, te Musselkanaal, in elk geval in de
gemeente Stadskanaal,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij de
Peter Paul Rubenslaan staande auto (Peugeot 206) heeft weggenomen een
keyboard, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft
en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door
middel van braak, verbreking en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 6 december 2011, te Nieuw-Buinen, in elk geval in de
gemeente Borger-Odoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij het
Noorderdiep staande auto (Opel Zafira) heeft weggenomen een navigatiesysteem,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [aangever 4], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 december 2011, te Nieuw-Buinen, in elk geval in de
gemeente Borger-Odoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een of meer ruiten van een aan of nabij het Noorderdiep
staande auto (Opel Zafira), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 6 december 2011, te Nieuw-Buinen, in elk geval in de
gemeente Borger-Odoorn,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een aan of nabij het Noorderdiep staande
auto (Renault Espace) weg te nemen goederen van de gading van verdachte en/of
van die van verdachtes mededader(s), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die auto
te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren), onder zijn/hun bereik te
brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming,
met dat oogmerk met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een of
meer ruiten van die auto heeft/hebben vernield, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 6 december 2011, te Nieuw-Buinen, in elk geval in de
gemeente Borger-Odoorn,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
en wederrechtelijk een of meer ruiten van een aan of nabij het Noorderdiep
staande auto (Renault Espace), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [aangever 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of
onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de diefstal door middel van braak van een radio en een scan-apparaat. De raadsvrouw heeft betoogd dat de diefstal van de overige zaken te weten een navigatiesysteem (Tomtom), een carkit, een telefoonoplader, een of meer broeken, een trui, een memorystick en een monitor niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Verdachte dient derhalve van dit deel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de diefstal van het gereedschap en de boormachine niet in vereniging is gepleegd. Verdachte dient te worden vrijgesproken van dit deel van de tenlastelegging.
De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De verklaring van getuige [naam] kan als weinig betrouwbaar worden betiteld omdat [naam] niet bij de inbraak aanwezig is geweest. Voorts heeft [naam] alleen over de inbraak kunnen verklaren omdat hij daarover iets van [verdachte] heeft vernomen. Aangezien deze getuigenverklaring, afkomstig van een weinig betrouwbare getuige, de enige verklaring is die op de betrokkenheid van verdachte wijst, kan het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend worden bewezen en dient verdachte van dit feit te worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Voorts heeft de raadsvrouw betoogd dat het onder 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van het onder 3 ten laste gelegde. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 3 ten laste gelegde vrijspreken.
De rechtbank heeft bij de beoordeling acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een proces-verbaal d.d. 17 oktober 2011, opgenomen op pagina 98 e.v. van dossier nr. 2012010732A d.d. 18 april 2012, inhoudende de aangifte van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
(p. 98) Op 13 oktober 2011 vertelden mijn buren dat het raam van mijn VW Transporter voorzien van kenteken [kenteken] was ingeslagen. Ik had de auto geparkeerd aan de Rozenlaan te Nieuw-Buinen op 12 oktober 2011 omstreeks 23:00 uur. Ik zag dat het raam aan de bestuurderszijde was ingeslagen en mijn werktrui onder de bus lag. Ik zag meteen dat de hele bus was doorzocht en dat er van alles was weggenomen het was dan ook een grote rotzooi in mijn bus.
(p. 99) Naast de bus en in de bus lag overal glas. De bus was helemaal overhoop gehaald. Ik zag gelijk dat mijn Radio (Pioneer) was weggenomen. Ook zijn mijn Tom Tom One Europa en mijn scan apparaat gestolen. Verder mis ik een Parrot Bleutooth carkit met telefoonlader, broeken, een trui, diverse cd's en een memory stick 4 GB. Ook zijn er veel medicijnen en een monitor weggenomen vanuit de bus.
Een proces-verbaal d.d. 23 februari 2012, opgenomen op pagina 40 e.v. van voormeld dossier, inhoudende de verklaring van verdachte, zakelijk weergegeven:
(p. 44) Ik ben bij een auto-inbraak geweest in Nieuw Buinen aan de Rozenlaan tussen 12 en 13 oktober 2011, een Volkswagen Transporter. Ik heb het ook wel gedaan. Het enige wat ik niet heb meegenomen zijn de medicijnen. Ik heb alleen die dozen gepakt en op de kop gegooid om die dozen te gebruiken. Ik ben binnengekomen door links voor het raam in te trappen met mijn voet. Ik ben naar binnen geklommen. Ik heb de radio eruit gehaald en er lag een echo-apparaat. Ik heb het apparaat weggegooid in een container.
(p. 45) Wat ik niet kon gebruiken heb ik weggegooid.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] d.d. 8 december 2011, opgenomen op pagina 112 e.v. van dossier nr. 2012010732A d.d. 18 april 2012.
Ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] d.d. 7 december 2011, opgenomen op pagina 151 e.v. van dossier nr. 2012010732A d.d. 18 april 2012.
Ten aanzien van het onder 5 ten laste gelegde:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting;
Een proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] d.d. 7 december 2011, opgenomen op pagina 155 e.v. van dossier nr. 2012010732A d.d. 18 april 2012.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Met betrekking tot hetgeen door de raadsvrouw ten aanzien van feit 1 is opgemerkt, overweegt de rechtbank het volgende. Gelet op de door verdachte bij de politie afgelegde verklaring heeft hij de goederen afkomstig uit de VW Transporter meegenomen in de medicijndozen. Vervolgens heeft verdachte de goederen die hij niet kon gebruiken, weggegooid. De rechtbank is van oordeel dat op grond van de aangifte van [aangever 1] en de voornoemde verklaring van verdachte, in onderlinge samenhang beschouwd, wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich de goederen uit de VW Transporter wederrechtelijk heeft toegeëigend door middel van braak.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
hij in de nacht van 12 oktober 2011 op 13 oktober 2011 te Nieuw-Buinen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Rozenlaan staande auto (VW Transporter) heeft weggenomen een radio, een navigatiesysteem (Tomtom), een scanapparaat, een carkit, een telefoonoplader, broeken, een trui, een memory-stick, een monitor en cd's, toebehorende aan [aangever 1], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij op 2 december 2011 te Stadskanaal tezamen en in vereniging met een ander met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een aan de Drouwenerstraat staande auto (Ford Transit) heeft weggenomen een gereedschapkoffer (inhoudende vijlen en boren), een
navigatie-systeem (Tomtom) en een boormachine, toebehorende aan [aangever 2] en/of het bedrijf [naam], waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van braak;
hij op 6 december 2011 te Nieuw-Buinen opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een aan het Noorderdiep staande auto (Opel Zafira), toebehorende aan [aangever 4], heeft vernield;
hij op 6 december 2011, te Nieuw-Buinen opzettelijk en wederrechtelijk ruiten van een aan het Noorderdiep staande auto (Renault Espace), toebehorende aan [aangever 5], heeft vernield.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het feit
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1. Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
2. Diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
5. Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met aftrek van de tijd die verdachte heeft doorgebracht in voorlopige hechtenis met daaraan gekoppeld de voorwaarden zoals genoemd in het rapport van de reclassering. Bij de bepaling van de eis heeft de officier van justitie de ad informandum gevoegde feiten meegenomen.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de rapportage van de reclassering is gebleken dat verslaving een grote rol speelt in het leven van verdachte. Verdachte is thans gemotiveerd om aan zijn verslavingsproblematiek te werken middels een klinische opname. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om een gevangenisstraf van 10 maanden op te leggen waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met daaraan gekoppeld reclasseringstoezicht dat ook mag inhouden dat verdachte klinisch wordt opgenomen voor de duur van maximaal 12 maanden. Voorts mogen de negen ad informandum gevoegde feiten bij de strafbepaling worden meegenomen.
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
Voorts heeft de rechtbank rekening gehouden met de ad informandum gevoegde feiten, zoals deze op de dagvaarding zijn vermeld en die door verdachte zijn erkend.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich binnen een korte periode schuldig gemaakt aan diefstal door middel van braak, het medeplegen van diefstal en vernieling. Verdachte heeft, al dan niet samen met zijn medeverdachte en al dan niet door middel van braak, voornamelijk elektronische apparatuur uit auto’s weggenomen. Auto-inbraken zijn ergerlijke feiten, die naast schade, vaak veel hinder veroorzaken voor de benadeelden. Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan vernieling. Dergelijke feiten veroorzaken overlast en materiële schade.
Uit het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 februari 2012 blijkt dat verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest. Verdachte bevond zich ten tijde van de thans bewezen verklaarde feiten in een proeftijd.
In het reclasseringsadvies d.d. 7 mei 2012 is gerapporteerd dat er omtrent verdachte zorgen zijn op meerdere leef- en ontwikkelingsgebieden. Er is sprake van langdurig (multi) drugsgebruik. Een klinische behandeling, waar aandacht is voor verdachtes drugsverslaving, delictgedrag en problemen die zich hebben voorgedaan binnen het gezinssysteem, is geboden. Het recidiverisico wordt hoog ingeschat indien betrokkene de geïndiceerde interventie en hulpverlening niet ondergaat en afrond.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf een passende reactie vormt. De rechtbank zal een deel van de op te leggen vrijheidsstraf in voorwaardelijke vorm opleggen waaraan de voorwaarden worden gekoppeld zoals verwoord in het advies van de reclassering. De rechtbank neemt in overweging dat verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij gemotiveerd is om aan zijn verslavingsproblematiek te werken. Als bijzondere voorwaarde zal naast het meldingsgebod een klinische opname in DOK 3 worden opgelegd voor de duur van maximaal 12 maanden met in achtneming van de indicatiestelling.
De straf die de rechtbank zal opleggen is lichter dan door de officier van justitie is gevorderd. Dit komt onder meer omdat verdachte van een van de ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken. Verder acht de rechtbank de op te leggen klinische opname en behandeling zodanig ingrijpend dat daardoor ook het opleggen van minder straf gerechtvaardigd is.
Vordering na voorwaardelijke veroordeling
onder parketnummer: 18/640446-09
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwaardelijke werkstraf van 80 uren die aan verdachte is opgelegd bij vonnis van de kinderrechter in het arrondissement Groningen van 14 juni 2010 ten uitvoer zal worden gelegd.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de vordering tot tenuitvoerlegging al eerder door de rechtbank is behandeld. Derhalve dient de vordering tot tenuitvoerlegging niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Gelet op het feit dat de rechtbank op 27 februari 2012 heeft besloten tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf opgelegd bij vonnis van 14 juni 2010 en gelet op het feit dat de ten uitvoer te leggen werkstraf moeilijk te realiseren is door de klinische opname die verdachte zal dienen te ondergaan, zal de rechtbank de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Met betrekking tot feit 1 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[aangever 1], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 4.000,-.
Met betrekking tot feit 2 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [naam], gevestigd te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 3.378,-.
Met betrekking tot feit 3 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[aangever 3], [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 581,-.
Met betrekking tot feit 5 heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd
[aangever 5], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 350,-.
Met betrekking tot het onder 3 ad informandum gevoegde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [naam], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 223,45.
Met betrekking tot het onder 6 ad informandum gevoegde feit heeft als benadeelde partij zich in het strafproces gevoegd [naam], wonende te [plaats].
De benadeelde partij heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 100,- aan immateriële schade.
Standpunt van de officier van justitie
Met betrekking tot de vordering van [aangever 1] heeft de officier zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Met betrekking tot de vordering van [naam] heeft de officier gevorderd dat de schade dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 900,- en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De officier van justitie vordert dat tevens de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd en dat de hoofdelijkheidsclausule wordt toegepast.
Met betrekking tot de vorderingen van [aangever 3, 5, naam en naam] heeft de officier van justitie gevorderd dat deze voor toewijzing vatbaar zijn, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering van
[aangever 3] dient tevens de hoofdelijkheidsclausule te worden toegepast.
Standpunt van de verdediging
Met betrekking tot de vordering van [aangever 1] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 95,- (bestaande uit: het eigen risico ruitreparatie en de kosten van de radio) en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard wegens onvoldoende onderbouwing.
Ten aanzien van de vorderingen van [naam, aangever 3, 5 en naam] heeft de raadsvrouw aangevoerd dat deze niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard dan wel te worden afgewezen wegens onvoldoende onderbouwing.
Met betrekking tot de vordering van [naam] heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de vordering toewijsbaar is tot een bedrag van € 50,- en dat de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[aangever 1] door het bewezen verklaarde rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 75,- (bestaande uit eigen risico ruitreparatie). De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het overige deel van de vordering wordt niet-ontvankelijk verklaard, aangezien dit onvoldoende onderbouwd is. Dit deel kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. Aanhouding van de zaak zou een onevenredige belasting van het strafgeding ten gevolge hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering [naam] niet voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat aanhouding van de zaak een onevenredige belasting van het strafproces ten gevolge zou hebben.
Verdachte is vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij [aangever 3] in zijn vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is de vordering [aangever 5] niet voldoende onderbouwd. De rechtbank zal daarom bepalen dat deze benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is, zodat deze slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht, waarbij de rechtbank heeft overwogen dat aanhouding van de zaak een onevenredige belasting van het strafproces ten gevolge zou hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank is aan de benadeelde partij [naam] door het bewezenverklaarde niet rechtstreeks schade toegebracht. De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partij in zijn vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij
[naam] door het bewezen verklaarde schade is toegebracht tot een bedrag dat door de rechtbank naar redelijkheid en billijkheid wordt vastgesteld op een bedrag van € 50,-. De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen. Het overige deel van de vordering zal worden afgewezen.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal aan verdachte de verplichting opleggen voornoemde geldbedragen ten behoeve van de benadeelde partijen aan de Staat te betalen. De rechtbank heeft daartoe besloten omdat verdachte jegens de benadeelde partijen naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht en het belang van de benadeelde partijen ermee is gediend niet zelf te worden belast met het innen van de toegewezen schadevergoeding.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 311 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.
Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 2, 4 subsidiair en 5 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat van deze straf een gedeelte, groot 7 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast omdat de veroordeelde voor het einde van dan wel gedurende een proeftijd van 2 jaren een of meer van de hierna te noemen voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als algemene voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde moet zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen die de reclassering hem geeft. Daartoe moet de veroordeelde zich melden na (schriftelijke) uitnodiging door VNN-reclassering. Hierna moet hij zich gedurende door de reclassering bepaalde perioden blijven melden zo frequent als de reclassering dat nodig acht,
- dat veroordeelde zich gedurende maximaal 12 maanden van de proeftijd van 2 jaren zal laten opnemen in DOK 3, althans een soortgelijke intramurale instelling, met in achtneming van de indicatiestelling, waarbij veroordeelde in die instelling zal blijven zolang de (geneesheer-) directeur van die instelling dat nodig oordeelt en waarbij veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen die veroordeelde in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven,
- draagt de reclassering op toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
(feit 1) Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [plaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 75,- (zegge: vijfenzeventig euro).
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 75,- (zegge: vijfenzeventig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1], wonende te [plaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 75,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
(feit 2) Verklaart de benadeelde partij [naam], gevestigd te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
(feit 3) Verklaart de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
(feit 5) Verklaart de benadeelde partij [aangever 5], wonende te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
(ad informandum gevoegd feit 3) Verklaart de benadeelde partij [naam], wonende te [plaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
(ad informandum gevoegd feit 6) Wijst de vordering van de benadeelde partij [naam], wonende te [plaats], gedeeltelijk toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro).
Wijst hetgeen door de benadeelde partij meer is gevorderd af.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 50,- (zegge: vijftig euro) ten behoeve van de benadeelde partij [naam], wonende te [plaats], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 1 dag hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 50,- ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslissing op de vordering na voorwaardelijke veroordeling
Wijst af de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de werkstraf van 80 uren voorwaardelijk opgelegd bij het vonnis van de kinderrechter d.d. 14 juni 2010 van bovengenoemde rechtbank onder parketnummer 18/640446-09.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. L.M.E. Kiezebrink, voorzitter, D.M. Schuiling en K.R. Bosker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.C. Fennema als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 7 juni 2012.