ECLI:NL:RBGRO:2012:BW8391

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670360-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak na 20 jaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 14 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, gepleegd op 19 september 1992. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster, die in 2009 werd gedaan, onvoldoende werd ondersteund door bewijs. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar in de nacht van het delict in een auto had verkracht, maar de verdachte ontkende dit en stelde dat hij die nacht met zijn dochter in de auto zat. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet ongeloofwaardig, ondanks het feit dat zijn dochter op dat moment slechts 5 of 6 jaar oud was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verklaring van de aangeefster te bevestigen, en dat het niet kon worden uitgesloten dat de verdachte de waarheid sprak. De officier van justitie had de aangifte als consistent en betrouwbaar gepresenteerd, maar de rechtbank was van mening dat de aangifte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De vordering van de aangeefster werd niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat deze niet in het strafgeding werd afgedaan, maar enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De rechtbank besloot dat zowel de aangeefster als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer:18/670360-11
datum uitspraak: 14 juni 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. A.C.J. Lina
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoeken op de terechtzitting van
25 november 2011 en 31 mei 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 19 september 1992 te Oostwold, gemeente Leek, althans in
Nederland, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging
met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [aangeefster] heeft
gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [aangeefster], hebbende verdachte met zijn hand over haar bovenbeen gewreven,
haar broek en onderbroek naar beneden geschoven, met zijn vingers aan haar vagina gevoeld,
zijn stijve geslachtsdeel ontbloot en zijn vinger in haar vagina geduwd/gebracht
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte,
die ten tijde van het delict een volwassen man van 52 jaar was, in beschonken
toestand en kwaad op haar, terwijl die [aangeefster] een meisje van 15 jaar was en midden in de nacht alleen met hem was in een auto op een verlaten weggetje, althans op een
parallelweg van de snelweg A7, over haar heen hing en de autodeur dicht deed en/of (aldus) voor [aangeefster]een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 19 september 1992 te Oostwold, gemeente Leek, althans in
Nederland, met [aangeefster], geboren op [geboortedatum], die de
leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt,
buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die
bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het
lichaam van die [aangeefster], hebbende verdachte
met zijn hand over haar bovenbeen gewreven,
haar broek en onderbroek naar beneden geschoven,
met zijn vingers aan haar vagina gevoeld,
zijn stijve geslachtsdeel ontbloot en
zijn vinger in haar vagina geduwd/gebracht.
Ter terechtzitting is - met instemming van zowel de officier van justitie als de verdediging - bepaald dat nu het subsidiair ten laste gelegde is verjaard (artikel 245 Wetboek van Strafrecht J° artikel 70 lid 1 sub 3 Wetboek van Strafrecht), het subsidiair ten laste gelegde buiten beschouwing zal worden gelaten.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen. De officier van justitie is van mening dat de aangifte van [aangeefster]
consistent en betrouwbaar is nu de strekking van haar aangifte in overeenstemming is met de strekking van hetgeen zij bij de rechter-commissaris heeft verklaard. Haar verklaring wordt op veel onderdelen bevestigd door het proces-verbaal dat in 1992 is opgemaakt ter zake van het rijden onder invloed van verdachte op 19 september 1992. Daarnaast heeft de zus van aangeefster een getuigenverklaring afgelegd over hetgeen [aangeefster] haar heeft verteld over het seksueel grensoverschrijdende gedrag van verdachte tegenover aangeefster. Ook de verklaring van mevrouw [getuige 1; echtgenote van verdachte], inhoudende dat aangeefster met het gezin [familienaam] naar Marokko is geweest, ondersteunt de verklaring van aangeefster. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard over de gedragsverandering van aangeefster tijdens de zelfstandigheidstraining.
De officier van justitie acht de verklaring van verdachte dat hij op 19 september 1992 met zijn dochter in de auto zat volstrekt ongeloofwaardig, gelet op het tijdstip waarop dit het geval zou zijn geweest, gezien de leeftijd van verdachte zijn dochter.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte heeft verklaard dat hij niet met aangeefster in de auto heeft gezeten maar met zijn eigen dochter. Uit de registratieset die de politie naar aanleiding van het rijden onder invloed op 19 september 1992 heeft opgemaakt, blijkt niet dat aangeefster bij verdachte in de auto heeft gezeten.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat aangeefster in haar informatieve gesprek met de politie op 9 augustus 2009 heeft aangegeven dat het om een poging tot verkrachting ging. In haar uiteindelijke aangifte op 19 augustus 2009 spreekt aangeefster opeens over een voltooide verkrachting. Het informatieve gesprek wijkt derhalve af van haar aangifte. De verklaring van aangeefster is naar de mening van de raadsman dan ook niet betrouwbaar en kan niet worden aangemerkt als een geldig bewijsmiddel.
Daarnaast blijkt volgens de raadsman uit de verklaring van maatschappelijk werker [getuige 2] niet dat er een link is tussen de vermeende verkrachting op 19 september 1992 en de eventuele gedragsverandering van aangeefster.
De raadsman heeft eveneens opgemerkt dat de verklaring van de echtgenote van verdachte de verklaring van aangeefster niet ondersteunt.
De raadsman is gelet op vorenstaande van mening dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
Beoordeling
De rechtbank overweegt het navolgende.
Aangeefster heeft op 19 augustus 2009 aangifte gedaan van verkrachting. Aangeefster heeft verklaard dat zij op 19 september 1992 in de nachtelijke uren samen met verdachte in de auto zat op de terugweg naar Drachten. Op een weggetje langs de A7 zou verdachte toen met geweld met zijn vinger de vagina van aangeefster zijn binnengedrongen. Aangeefster zou kans hebben gezien uit de auto te komen en verdachte is uiteindelijk met zijn auto in de sloot terecht gekomen.
Blijkens een politiedossier uit 1992 is de politie op 19 september 1992 ter plaatse gekomen en is verdachte aangehouden ter zake rijden onder invloed.
De rechtbank constateert dat aangeefster aangifte heeft gedaan van een feit dat 20 jaar geleden zou hebben plaatsgevonden.
Verdachte ontkent het feit te hebben gepleegd. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij die betreffende nacht met zijn eigen dochter in de auto heeft gezeten en niet met aangeefster.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de stukken in het dossier niet kan worden uitgesloten dat de verklaring van verdachte - inhoudende dat hij op 19 september 1992 met zijn dochter en niet met aangeefster in de auto zat - de waarheid behelst. De stelling van de officier van justitie dat deze verklaring ongeloofwaardig is deelt de rechtbank niet. Het enkele feit dat zijn dochter toen 5 of 6 jaar oud moet zijn geweest is daartoe onvoldoende. Dat verdachte in zijn verhoor bij de politie heeft verklaard dat hij niets wist van een ongeval maakt niet dat anders moet worden geoordeeld. Verdachte werd toen voor het eerst geconfronteerd met een gebeurtenis van bijna 20 jaar geleden.
De verklaring van aangeefster wordt weliswaar op onderdelen ondersteund door voornoemd proces- verbaal uit 1992, maar ook uit dit proces-verbaal kan niet worden afgeleid dat aangeefster de betreffende nacht bij verdachte in de auto heeft gezeten. Integendeel, in zijn destijds afgelegde verklaring staat dat hij met zijn dochter in de auto zat. Niet kan worden uitgesloten dat aangeefster de informatie die zij heeft met betrekking tot het in de sloot geraken van de auto van verdachte op een andere wijze dan dat zij het zelf heeft waargenomen vergaard heeft.
Naar het oordeel van de rechtbank wordt de aangifte ook door de overige bewijsmiddelen onvoldoende ondersteund om tot het oordeel te kunnen komen dat het feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Gelet op vorenstaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken.
Vordering van de beledigde partij
Als beledigde partij heeft zich in het strafproces gevoegd [aangeefster], domicilie kiezende te Drachten.
De beledigde partij heeft bij monde van mr. D.J. van der Bij opgave gedaan van de inhoud van de vordering en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de vordering, gelet op zijn standpunt ten aanzien van het bewijs, dient te worden afgewezen dan wel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Beoordeling
Verdachte wordt vrijgesproken van het tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de beledigde partij in haar vordering niet-ontvankelijk is. Dit houdt in dat de vordering niet in dit strafgeding wordt afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de beledigde partij
Verklaart de beledigde partij [aangeefster], domicilie kiezende te Drachten, in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de beledigde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. H. van der Werff, voorzitter, M.J. Oostveen en
A.F. Gerding, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 juni 2012.