ECLI:NL:RBGRO:2012:BW8391
Rechtbank Groningen
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in verkrachtingszaak na 20 jaar
In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 14 juni 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting, gepleegd op 19 september 1992. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van de aangeefster, die in 2009 werd gedaan, onvoldoende werd ondersteund door bewijs. De aangeefster had verklaard dat de verdachte haar in de nacht van het delict in een auto had verkracht, maar de verdachte ontkende dit en stelde dat hij die nacht met zijn dochter in de auto zat. De rechtbank vond de verklaring van de verdachte niet ongeloofwaardig, ondanks het feit dat zijn dochter op dat moment slechts 5 of 6 jaar oud was. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verklaring van de aangeefster te bevestigen, en dat het niet kon worden uitgesloten dat de verdachte de waarheid sprak. De officier van justitie had de aangifte als consistent en betrouwbaar gepresenteerd, maar de rechtbank was van mening dat de aangifte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen. De vordering van de aangeefster werd niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat deze niet in het strafgeding werd afgedaan, maar enkel bij de burgerlijke rechter kon worden ingediend. De rechtbank besloot dat zowel de aangeefster als de verdachte hun eigen kosten moesten dragen.