ECLI:NL:RBGRO:2012:BW7536

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
25 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670641-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatig binnentreden en bewijsuitsluiting in strafzaak met betrekking tot cocaïne, wapens en diefstal van elektriciteit

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Groningen op 25 mei 2012, stond de verdachte terecht voor meerdere strafbare feiten, waaronder het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, het voorhanden hebben van wapens en de diefstal van elektriciteit. De zaak kwam voort uit een politie-inval op 14 december 2011, waarbij de politie zonder redelijk vermoeden van schuld de woning van de verdachte binnentrok. Tijdens deze inval werd een hennepkwekerij aangetroffen, wat leidde tot een rechtmatige doorzoeking door de rechter-commissaris. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen hennep moest worden uitgesloten van het bewijs, omdat deze vondst het directe gevolg was van het onrechtmatig binnentreden. De rechtbank concludeerde echter dat de resultaten van de daaropvolgende rechtmatige doorzoeking niet uitgesloten hoefden te worden, omdat deze onafhankelijk waren van de eerdere onrechtmatige actie.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van ongeveer 1018 gram cocaïne, een grote hoeveelheid wapens en professioneel vuurwerk, en dat hij samen met een medeverdachte elektriciteit had gestolen van Enexis B.V. De verdachte ontkende niet dat de drugs en wapens in zijn woning waren aangetroffen, maar stelde dat hij niet op de hoogte was van hun aanwezigheid. De rechtbank verwierp deze verklaring als ongeloofwaardig, gezien de omstandigheden van de zaak.

De rechtbank veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden en wees de vordering van de benadeelde partij, Enexis B.V., toe tot een bedrag van € 3.785,01. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke delicten.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
parketnummer: 18/670641-11 (promis)
datum uitspraak: 25 mei 2012
op tegenspraak
raadsman: mr. C. Eenhoorn
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
thans preventief gedetineerd in P.I. Noord, gevangenis De Marwei, Holstmeerweg 7
te Leeuwarden.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
26 maart 2012 en 14 mei 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij in de gemeente Loppersum, op of omstreeks 14 december 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1018 gram, althans een hoeveelheid
van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in
de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde
lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in de gemeente Loppersum, in of omstreeks de periode van 1 november 2011
tot en met 14 december 2011, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid
en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval (telkens) opzettelijk aanwezig
heeft gehad hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,
onder andere op 14 december 2011 een hoeveelheid van 172 hennepplanten en/of
een grote hoeveelheid van 752 gram henneptoppen, althans een materiaal
bevattende hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij
in de gemeente Loppersum op of omstreeks 14 december 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer wapens
en/of
onderdelen en/of hulpstukken van wapens, die specifiek bestemd zijn voor die
wapens en van wezenlijke aard zijn
en/of
munitie
van categorie II en/of III,
voorhanden heeft gehad,
te weten (onder meer):
- een semi-automatisch kogelgeweer, merk Sturm Ruger, met een patroonmagazijn
en/of
- een enkelschots repeterend kogelgeweer met een 8 schots patroonmagazijn,
merk Voere en/of
- een semi-automatisch kogelgeweer, merk Browning Arms en/of
- een enkelschots repeterende grendelgeweer, merk Mauser-Vergueiro en/of
- een semi-automatisch pistool merk Tanfoglio en/of
- een semi-automatisch pistool, model Colt 1911, met een patroonmagazijn en/of
- een revolver, merk Weihbrauch en/of
- een revolver, merk Nagant en/of
- een revolver, merk BBM en/of
- het lichaam van een handgranaat,
en/of (onder meer):
- 63 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 x 19 mm en/of
- 2 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm kort (.38 auto) en/of
- 1 centraalvuur kogelpatroon, merk Winchester, kaliber .357 Magnum en/of
- 1 centraalvuur kogelpatroon, merk FN, kaliber .30 en/of
- 403 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .22LR en/of
- 23 centraalvuur kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 6.35 en/of
- 100 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .22 Winchester
Magnum en/of
- 31 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .308 en/of
- 20 centraalvuur kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 7 x 64 en/of
- 168 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .222;
4.
hij op of omstreeks 14 december 2011, in de gemeente Loppersum,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, voorhanden
heeft gehad:
- (een) wapen(s) van categorie I onder 3°, te weten een geluidsdemper voor een
vuurwapen en/of
- (een) wapen(s) van categorie I onder 7°, te weten
- een nabootsing van een automatisch machinegeweer, model AK-47 en/of
- een balletjespistool, merk JLS, zijnde een nabootsing van een pistool,
merk IMI, model Desert Eagle, kalber .357 Magnum,
zijnde (een) voorwerp(en) dat/die voor wat betreft zijn/hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonde(n) met (een) vuurwapen(s) en/of met (een)
voor ontploffing bestemde voorwerp(en);
5.
hij in of omstreeks het tijdvak van januari 2006 t/m 14 december 2011, in de
gemeente Loppersum, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid electriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan Enexis B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s);
6.
dat hij in de gemeente Loppersum, op of omstreeks 14 december 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
al dan niet opzettelijk, (totaal) ongeveer 26,8 kilogram professioneel vuurwerk,
in de zin van artikel 5.3.5 lid 2 van het Vuurwerkbesluit,
bestemd voor particulier gebruik, in de zin van artikel 1.2.2 lid 5 van het
Vuurwerkbesluit, namelijk aangetroffen bij (een) particulier(en),
te weten:
- 2 mortierbommen (shells) en/of
- knalvuurwerk, te weten 30 vlinderbommen en/of
- knalvuurwerk, te weten 1614, althans een groot aantal, nitraten, lengte
50 mm en/of
- knalvuurwerk, te weten 6 nitraten, lengte 57 mm,
voorhanden heeft gehad;
en/of
dat hij
in de gemeente Loppersum, op of omstreeks 14 december 2011,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet opzettelijk,
als (een) ander(en) dan (een) perso(o)n(en) met gespecialiseerde kennis,
in de zin van artikel 1.1.2a van het Vuurwerkbesluit,
- 2 mortierbommen (shells) en/of
- knalvuurwerk, te weten 30 vlinderbommen en/of
- knalvuurwerk, te weten 1614, althans een groot aantal, nitraten, lengte
50 mm en/of
- knalvuurwerk, te weten 6 nitraten, lengte 57 mm,
voorhanden heeft gehad.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er geen sprake is van onrechtmatigheden in het voorbereidend onderzoek. Uit het proces-verbaal van verbalisant [verbalisant] d.d. 15 december 2011 is gebleken dat er een voldoende verdenking tegen verdachte was en dat er in zijn woning naar een wapen mocht worden gezocht. Ook de machtiging tot binnentreden voldoet aan de vereisten. Bij het aantreffen van een hennepkwekerij in de woning van verdachte zijn de officier van justitie en de rechter-commissaris geïnformeerd. Vervolgens heeft er een rechtmatige doorzoeking door de rechter-commissaris plaatsgevonden in de woning van verdachte, waarbij onder ander harddrugs en wapens en munitie werden aangetroffen.
Het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde heeft de officier van justitie daartoe het volgende aangevoerd. In de woning van verdachte is een kilo cocaïne aangetroffen. Verdachte ontkent dit niet, maar geeft een alternatief scenario voor de aanwezigheid van de cocaïne in zijn huis. Dit alternatieve scenario wordt ondersteund door [getuige 1] en [getuige 2]. Omdat deze verklaringen ongeloofwaardig en leugenachtig zijn, moeten deze terzijde worden geschoven. Nu verdachte geen aannemelijke verklaring heeft voor de aanwezigheid van de cocaïne, is dit feit in opzettelijke variant als misdrijf tegen hem te bewijzen.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Het medeplegen van de opzettelijke teelt van 172 hennepplanten en het opzettelijk aanwezig hebben van 752 gram henneptoppen kan worden bewezen. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde ook bekend.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verspreid door de woning van verdachte is een partij wapens en munitie aangetroffen. Verdachte ontkent dit niet, maar geeft een alternatief scenario voor de aanwezigheid van de wapens en de munitie in zijn huis. Dit alternatieve scenario wordt ondersteund door [getuige 1] en [getuige 2]. Omdat deze verklaringen ongeloofwaardig en leugenachtig zijn, moeten deze terzijde worden geschoven. Nu verdachte – als bewoner van het huis waar de wapens en munitie zijn aangetroffen- geen aannemelijke verklaring heeft voor de aanwezigheid hiervan, is het onder 3 ten laste gelegde tegen hem te bewijzen.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte en zijn medeverdachte hebben energie verbruikt met een ondeugdelijke installatie. Bovendien hadden verdachte en zijn medeverdachte geen leveringscontract met Enexis. Het medeplegen van diefstal van elektriciteit kan wettig en overtuigend worden bewezen.
Met betrekking tot het onder 6 primair ten laste gelegde heeft de officier van justitie het volgende aangevoerd. Verdachte heeft ter terechtzitting erkend dat het vuurwerk van hem was en dat hij het in huis had. Bewezen kan worden dat verdachte als particulier opzettelijk professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de politie niet redelijkerwijs heeft kunnen vermoeden dat er op 14 december 2011 in de woning van verdachte een wapen aanwezig was. Dat brengt mee dat er onrechtmatig is binnengetreden in de woning van verdachte, zodat de vondst van de hennepkwekerij moet worden uitgesloten van het bewijs. Nu het onrechtmatig binnentreden en daarmee de vondst van de hennepkwekerij de startinformatie is geweest voor de doorzoeking door de rechter-commissaris, moeten ook alle door de rechter-commissaris aangetroffen en in beslag genomen goederen worden uitgesloten van het bewijs. In het geval de rechtbank daar anders over denkt, heeft de raadsman het volgende aangevoerd.
Met betrekking tot het onder 1 ten laste gelegde: uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de aangetroffen cocaïne door [getuige 2] in de woning van verdachte is verstopt. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van de cocaïne en hoefde dat ook niet te weten. Verdachte moet van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde: verdachte heeft bekend dat alle aangetroffen hennep van hem is.
Met betrekking tot het onder 3 en 4 ten laste gelegde: verdachte was op de hoogte van de aanwezigheid in zijn woning van een paar wapens. Het gaat daarbij om de volgende wapens: een Colt 1911, de Mauser-Vergueiro, de BBM, het lichaam van een handgranaat, de AK47, het balletjespistool en 20 kogelpatronen Sellier en Bellot. Uit de verklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] blijkt dat de overige aangetroffen wapens en munitie door [getuige 2] in de woning van verdachte is verstopt. Verdachte wist niet van de aanwezigheid van die wapens en munitie en hoefde dat ook niet te weten. Van het voorhanden hebben van die wapens en munitie moet verdachte worden vrijgesproken.
Met betrekking tot het onder 5 ten laste gelegde: verdachte heeft verklaard dat hij geen contract heeft met Enexis, maar dat hij wel in het bezit is van een originele meter van Enexis. De afname van elektriciteit was dus legaal.
Met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde: verdachte heeft bekend dat hij het vuurwerk voorhanden heeft gehad.
Beoordeling
(On)rechtmatig verkregen bewijs
De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of er op 14 december 2011 ten aanzien van verdachte een redelijk vermoeden van schuld aanwezig was op basis waarvan de politie mocht binnentreden in zijn woning. Het bestaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit dient te worden vastgesteld op basis van de feiten en omstandigheden die bekend waren op het moment van binnentreden.
Op het moment van binnentreden in de woning van verdachte op 14 december 2011 waren de politie de volgende relevante feiten en omstandigheden bekend.
Op 13 december 2011 bleek uit informatie dat de zoon van verdachte [zoon 1 van verdachte], vermoedelijk de beschikking had over een vuurwapen. Op 14 december 2011 om 06:00 uur is [zoon 1 van verdachte] door een arrestatieteam aangehouden in zijn woning [adres]. In verband met de veiligheid van de leden van het arrestatieteam hebben verbalisanten een ronde door de woning gemaakt. Daarbij troffen zij op het zicht geen jachtgeweer aan. Onmiddellijk na de aanhouding van [zoon 1 van verdachte] zagen verbalisanten licht branden op [adres].
In de woonkamer zagen verbalisanten vijf personen zitten, waaronder [zoon 2 van verdachte] en verdachte. Verbalisanten zagen dat er heen en weer werd gelopen in de woning, met name door [zoon 2 van verdachte]. Omstreeks 06:15 uur wordt verbalisant gebeld door een collega van de basiseenheid Uithuizen. Deze collega deelde mee dat [zoon 2 van verdachte] mogelijk een vuurwapen voorhanden had. Naar aanleiding van deze informatie gaf de officier van justitie een mondeling bevel tot aanhouding van [zoon 2 van verdachte]. Door de hulp- officier van justitie werd een machtiging uitgeschreven voor doorzoeking van de woning
[adres] op grond van artikel 49 van de Wet Wapens en Munitie. Het binnentreden zou gebeuren door het arrestatieteam. Tevens zou [zoon 2 van verdachte] worden aangehouden. De politie merkt op dat verdachte er op enig moment in geslaagd is om [adres] via de achterzijde te verlaten. Hij is daarna zijn eigen woning [adres] binnengegaan. Door verbalisanten werd gezien dat verdachte zich ophield bij de voordeur van zijn woning, achter een manshoge haag.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn voornoemde feiten en omstandigheden onvoldoende om een redelijk vermoeden van schuld ten aanzien van verdachte te baseren. De leden van het arrestatieteam hadden dan ook niet op grond van de Wet Wapens en Munitie mogen binnentreden in de woning van verdachte.
Dit brengt mee dat er in het voorbereidend onderzoek vormen zijn verzuimd die niet meer kunnen worden hersteld en waarvan de rechtsgevolgen niet uit de wet blijken. Aan de hand van de criteria uit artikel 359a, tweede lid, Wetboek van Strafvordering dient te worden beoordeeld wat het rechtsgevolg dient te zijn van dit verzuim.
Bij de beoordeling van het rechtsgevolg van het hierboven vastgestelde onrechtmatige binnentreden in de woning van verdachte houdt de rechtbank rekening met het belang dat het geschonden voorschrift dient, de ernst van het verzuim en het nadeel dat daardoor wordt veroorzaakt.
Ten aanzien van verdachte is de politie ten onrechte uitgegaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit. Zonder redelijk vermoeden van schuld mocht zij niet het onderhavige dwangmiddel ten opzichte van verdachte toepassen. Het belang van deze regel is gelegen in het belangrijke rechtsstatelijke principe dat willekeurig politieoptreden dient te worden voorkomen, zeker waar grondrechten als het huisrecht en het recht op privacy in het geding zijn. Dit belang is geschonden doordat de politie met een arrestatieteam de woning van verdachte is binnengegaan. De rechtbank kwalificeert de inbreuk die het verzuim heeft gemaakt op voornoemd belang als ernstig. Het nadeel dat de verdachte heeft ondervonden ten gevolge van de inbreuk is gelegen in de schending van zijn huisrecht en privacy.
De rechtbank merkt nadrukkelijk op dat het nadeel niet kan zijn gelegen in het belang van verdachte om veroordeling voor de ten laste gelegde feiten te ontlopen. Het mogelijk straffeloos kunnen plegen van strafbare feiten is een rechtens niet te respecteren belang.
Omdat tussen het onrechtmatige binnentreden in de woning van de verdachte en het aantreffen van de hennepkwekerij een rechtstreeks verband bestaat, komt de rechtbank tot het oordeel dat het resultaat dat door dit verzuim is verkregen, te weten het aantreffen van een hoeveelheid hennep, niet mag bijdragen aan het bewijs. Nu er overigens onvoldoende bewijs voor het onder 2 ten laste gelegde is, zal verdachte hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank stelt vervolgens vast dat de doorzoeking door de rechter-commissaris rechtmatig was. Gelet op het arrest van de Hoge Raad van 17 januari 2006 (te raadplegen via rechtspraak.nl, LJN AU3948) overweegt de rechtbank dat de uit deze rechtmatige doorzoeking verkregen onderzoeksresultaten niet als rechtstreeks gevolg van het eerdere onrechtmatig binnentreden door de opsporingsambtenaren van het bewijs hoeven te worden uitgesloten.
Blijkens het dossier is, nadat onrechtmatig was binnengetreden en de hennepkwekerij was ontdekt, de situatie bevroren om overleg te plegen met de officier van justitie. Deze heeft vervolgens bij de rechter-commissaris een doorzoeking gevorderd. De rechter-commissaris heeft vervolgens besloten tot een doorzoeking. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter-commissaris in redelijkheid tot dit besluit kunnen komen. De rechter-commissaris trad derhalve rechtmatig op. Naar het oordeel van de rechtbank is er, afgezien van het aantreffen van de eerder bedoelde hennep, geen reden het overige door de rechter-commissaris in beslag genomene van het bewijs uit te sluiten.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
Ten aanzien van feit 1
De verklaring door verdachte op de terechtzitting afgelegd, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik woon op [adres].
Een kennisgeving van inbeslagneming d.d. 22 december 2011, opgenomen op pagina 36 e.v. van dossier nummer PL01ML2011125110 d.d. 22 februari 2012, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2011 vond er een doorzoeking plaats in de woning aan [adres]. In beslag genomen werden:
Volgnummer 1
Object: 1 brok verdovende middelen (Amfetamine)
Tagset-id: 3-m-01-03
Volgnummer 3
Object: verdovende middelen (Amfetamine)
Tagset-id: 3-m-01-03a
Volgnummer 4
Object: verdovende middelen (Amfetamine)
Tagset-id: 3-m-01-03b
Volgnummer 6
Object: verdovende middelen (overige)
Tagset-id: 3-m-01-04
Volgnummer 9
Object: verdovende middelen (overige)
Aantal: 35
Tagset-id: 3-m-01-07
Een proces-verbaal van technisch onderzoek inzake overtreding Opiumwet d.d. 13 februari 2012, opgenomen op pagina 199 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Monster sporen
Spoor: 9756
SIN: AACK6304NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6802nl – 3-m-01-03b, crèmekleurig poeder
Spoor: 9758
SIN: AACK6364NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6807nl – 3-m-01-03a, wit poeder (uit blok)
Spoor: 9759
SIN: AACK6366NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6794nl – 3-m-01-07, grote wikkel, vochtig po
Spoor: 9761
SIN: AACK6365NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6794nl – 3-m-01-07, kleine wikkel, vochtig p
Spoor: 9762
SIN: AADJ5001NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6803nl – 3-m-01-04, crèmekleurig brokkelig poeder
Spoor: 9764
SIN: AACK6363NL
Plaats veiligstellen: Monster uit aadm6809nl – 3-m-01-03, wit poeder uit blok.
Een NFI rapport nr. 2012.01.25.013 d.d. 7 februari 2012, opgemaakt door Ing. A.G.A. Sprong, opgenomen op pagina 190 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
AACK6304NL bevat cocaïne
AACK6364NL bevat cocaïne
AACK6366NL bevat cocaïne
AACK6365NL bevat cocaïne
AADJ5001NL bevat cocaïne
AACK6363NL bevat cocaïne
Een proces-verbaal onderzoek verdovende middelen d.d. 25 januari 2012, opgenomen op pagina 202 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tagset-id: 3-m-01-03: een wit blok met netto gewicht 262 gram.
Tagset-id: 3-m-01-03a: brok witte materie, nettogewicht 540 gram.
Tagset-id: 3-m-01-03b: crèmekleurig blok, weegt 81,73 gram.
Tagset-id: 3-m-01-04: crèmekleurig brokkelig poeder, weegt 100 gram.
Tagset-id: 3-m-01-07: wikkels vochtig lichtgeel poeder. De inhoud van alle wikkels is ongeveer 34 gram.
Ten aanzien van feit 3 en 4
Een proces-verbaal d.d. 16 december 2011, opgemaakt door verbalisanten Kiewiet en Sennema, opgenomen op pagina 206 en 207 van dossier nummer PL01ML2011125110
d.d. 22 februari 2012, inhoudende de wapens en munitie die verspreid in perceel 14 zijn aangetroffen.
Een proces-verbaal d.d. 6 februari 2012, opgemaakt door verbalisant Bouman, gecertificeerd vuurwapencoördinator, opgenomen op pagina 213 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende alle wapens en munitie voornoemd, voorzien van de bijbehorende categorie van de Wet Wapens en Munitie.
Ten aanzien van feit 5
De verklaring door verdachte op de terechtzitting van 26 maart 2012 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik woon op [adres]. Er is geen discussie over die 27070 KwH. Daarvoor is nooit betaald aan Enexis.
De verklaring door medeverdachte [medeverdachte] op de terechtzitting van 26 maart 2012 afgelegd, zakelijk weergegeven:
In 2005 of 2006 heeft Enexis een nieuwe meter bij ons geplaatst. Zij hebben het plaatsen van die meter nooit goed afgemaakt. Wij zijn toen wel stroom gaan gebruiken en hebben nooit meer een rekening betaald.
Een proces-verbaal van aangifte d.d. 13 februari 2012, opgenomen op pagina 165 e.v. van dossier nummer PL01ML2011125110 d.d. 22 februari 2012, inhoudende de verklaring van J.J. Klinkhamer namens Enexis B.V., zakelijk weergegeven:
Op 14 december 2011 constateerde de fraude-inspecteur dat de hoofdbeveiliging ten behoeve van de elektrische installatie verzwaard was. Door Enexis kon zo de juiste tarievenregeling niet worden toegepast. Voorts was het gelijktijdige af te nemen vermogen van de getransporteerde elektriciteit niet meer in overeenstemming met de installatie. Factuur. Verbruik elektriciteit: 27.070KWH. Bedrag in euro: € 1.924,68.
Ten aanzien van feit 6 primair
De bekennende verklaring door verdachte op de terechtzitting van 26 maart 2012 afgelegd.
Een proces-verbaal van onderzoek aan in beslag genomen vuurwerk d.d. 14 februari 2012, dossiernummer 120214001, behorende bij proces-verbaal PL01ME2011125110.
Met betrekking tot de hiervoor weergegeven standpunten overweegt de rechtbank het volgende.
Bewijsoverweging ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4
Verdachte ontkent weliswaar niet dat er een hoeveelheid cocaïne en een grote partij wapens in zijn woning zijn aangetroffen, maar hij heeft verklaard dat hij niet wist dat deze goederen in zijn woning aanwezig waren. Op de terechtzitting van 26 maart 2012 hebben [getuige 1] en [getuige 2] verklaard dat [getuige 2] de betreffende goederen bij verdachte in huis heeft verstopt en dat verdachte daar niets van afwist.
De rechtbank overweegt als volgt. [Getuige 1] is pas een maand na de aanhouding van verdachte naar de politie gegaan. Bij de politie heeft [getuige 1] in januari 2012 een verklaring afgelegd die moest onderschrijven dat verdachte niet op de hoogte was van de aanwezigheid van wapens en drugs in zijn woning. Ter terechtzitting van 26 maart 2012 heeft [getuige 1] op diverse punten anders verklaard dan bij de politie in januari 2012. De [getuige 2] heeft ter terechtzitting op 26 maart 2012 op zijn beurt op essentiële punten weer anders verklaard dan de [getuige 1]. Deze tegenstrijdigheden maken het door de verdediging opgeworpen scenario ongeloofwaardig. De rechtbank schuift de verklaringen van de getuigen en van verdachte, wat er overigens ook van deze verklaringen zij, als ongeloofwaardig terzijde.
De rechtbank overweegt voorts het volgende. De onder 1 ten laste gelegde cocaïne is aangetroffen in een vriezer in de bijkeuken. Dat is, naar de rechtbank aanneemt, een voor de bewoners van de betreffende woning algemeen toegankelijke plaats die bij normaal huishoudelijk gebruik met enige regelmaat betreden wordt. Datzelfde geldt voor de plaatsen waar de diverse wapens zijn aangetroffen, te weten onder meer in een kast in de woonkamer, en op of in een bank in de woonkamer. Daarbij merkt de rechtbank op dat het gaat om een grote – en dus al gauw in het oog springende – hoeveelheid wapens en munitie. Deze omstandigheden, gevoegd bij de conclusie dat verdachte een onwaar verhaal heeft verteld over de herkomst van de wapens, maken dat de rechtbank tot het oordeel komt dat verdachte zich in meer of mindere mate bewust moet zijn geweest van de aanwezigheid van de harddrugs en de wapens. Het in het verweer verdedigde standpunt – ‘verdachte wist van niets’ – doet aan de sprekende kracht van de genoemde feiten tekort.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 5
Verdachte ontkent weliswaar niet dat zijn medeverdachte en hij vanaf 2006 geen stroomkosten aan Enexis hebben betaald, maar hij heeft verklaard dat het slechts gaat om achterstallige betalingen.
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat verdachte en zijn medeverdachte sinds 2006 energie hebben afgenomen van Enexis zonder hiervoor te betalen. Ter terechtzitting is gebleken dat Enexis van 2006 tot en met heden geen contract voor het afnemen van energie met verdachte en zijn medeverdachte heeft afgesloten. De rechtbank acht bewezen dat verdachte zich samen met zijn medeverdachte schuldig heeft gemaakt aan de diefstal van energie, toebehorend aan Enexis.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het 1, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij in de gemeente Loppersum, op 14 december 2011, tezamen en in vereniging met een
opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 1018 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
3.
hij in de gemeente Loppersum op 14 december 2011, tezamen en in vereniging met een ander een of meer wapens en onderdelen en hulpstukken van wapens, die specifiek bestemd zijn voor die wapens en van wezenlijke aard zijn en munitie van categorie II en/of III,
voorhanden heeft gehad,
te weten:
- een semi-automatisch kogelgeweer, merk Sturm Ruger, met een patroonmagazijn
en
- een enkelschots repeterend kogelgeweer met een 8 schots patroonmagazijn,
merk Voere en
- een semi-automatisch kogelgeweer, merk Browning Arms en
- een enkelschots repeterend grendelgeweer, merk Mauser-Vergueiro en
- een semi-automatisch pistool merk Tanfoglio en
- een semi-automatisch pistool, model Colt 1911, met een patroonmagazijn en
- een revolver, merk Weihbrauch en
- een revolver, merk Nagant en
- een revolver, merk BBM en
- het lichaam van een handgranaat,
en
- 63 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 x 19 mm en
- 2 centraalvuur kogelpatronen, kaliber 9 mm kort (.38 auto) en
- 1 centraalvuur kogelpatroon, merk Winchester, kaliber .357 Magnum en
- 1 centraalvuur kogelpatroon, merk FN, kaliber .30 en
- 403 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .22LR en
- 23 centraalvuur kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 6.35 en
- 100 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .22 Winchester
Magnum en
- 31 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .308 en
- 20 centraalvuur kogelpatronen, merk Sellier & Bellot, kaliber 7 x 64 en
- 168 centraalvuur kogelpatronen, diverse merken, kaliber .222;
4.
hij op 14 december 2011, in de gemeente Loppersum, tezamen en in vereniging met een ander voorhanden heeft gehad:
- een wapen van categorie I onder 3°, te weten een geluidsdemper voor een
vuurwapen en
- wapens van categorie I onder 7°, te weten
- een nabootsing van een automatisch machinegeweer, model AK-47 en
- een balletjespistool, merk JLS, zijnde een nabootsing van een pistool,
merk IMI, model Desert Eagle, kalber .357 Magnum,
zijnde voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen
een sprekende gelijkenis vertoonden met vuurwapens.
5.
hij in het tijdvak van januari 2006 t/m 14 december 2011, in de
gemeente Loppersum, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een
hoeveelheid elektriciteit, toebehorende aan Enexis B.V.
6.
dat hij in de gemeente Loppersum, op 14 december 2011,
tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk, ongeveer 26,8 kilogram professioneel vuurwerk, in de zin van artikel 5.3.5 lid 2 van het Vuurwerkbesluit,
bestemd voor particulier gebruik, in de zin van artikel 1.2.2 lid 5 van het
Vuurwerkbesluit, namelijk aangetroffen bij particulieren,
te weten:
- 2 mortierbommen (shells) en
- knalvuurwerk, te weten 30 vlinderbommen en
- knalvuurwerk, te weten 1614 nitraten, lengte 50 mm en
- knalvuurwerk, te weten 6 nitraten, lengte 57 mm,
voorhanden heeft gehad;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten hersteld. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1: Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
3: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot wapens van categorie II en vuurwapens van categorie III en medeplegen van handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
4: Medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
5: Diefstal door twee of meer verenigde personen.
6 primair: Medeplegen van overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte voor het onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde te veroordelen tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden. Bij het bepalen van de eis heeft de officier van justitie gelet op de ernst van de zes ten laste gelegde feiten. Daarnaast blijkt uit het uittreksel van het justitiële documentatieregister omtrent verdachte dat hij eerder een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd heeft gekregen voor soortgelijke feiten.
Standpunt verdediging
Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, heeft de raadman de rechtbank verzocht om aan verdachte een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting en de aangaande zijn persoon opgemaakte rapportage, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met zijn medeverdachte schuldig gemaakt aan het opzettelijk voorhanden hebben van een kilo cocaïne. Harddrugs bedreigt de volksgezondheid en brengt doorgaans criminaliteit van diverse aard mee. Daarnaast heeft verdachte samen met zijn medeverdachte een grote hoeveelheid wapens en een omvangrijke hoeveelheid professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik voorhanden gehad. Het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid wapens in combinatie met een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk in een woning middenin een woonwijk acht de rechtbank zeer gevaarzettend. Voorts heeft verdachte zich samen met zijn medeverdachte gedurende een periode van ongeveer vijf jaar schuldig gemaakt aan de diefstal van stroom. Dit soort feiten veroorzaakt veel schade en ergernis en brengt voor ondernemers veel kosten mee. Verdachte heeft met de diefstal geen respect getoond voor de eigendommen van anderen.
Gelet op de grote hoeveelheid illegaal vuurwerk, harddrugs en wapens die verdachte voorhanden had, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van na te noemen duur moet worden opgelegd. Bij het opleggen van de straf heeft de rechtbank tevens rekening gehouden met het feit dat verdachte – weliswaar langer geleden- is veroordeeld voor soortgelijke feiten. De rechtbank zal een zwaardere straf opleggen dan namens verdachte is bepleit, omdat het opleggen van een werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf naar haar oordeel in het geheel geen recht doet aan de aard en de ernst van de feiten.
Vordering van de benadeelde partij
Als benadeelde partij heeft zich in het strafproces gevoegd Enexis B.V., gevestigd te Zwolle.
Namens de benadeelde partij heeft de gemachtigde mr. Doting schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering, te weten een bedrag van in totaal € 5.125,01 aan materiële schade. De gemachtigde vraagt een bedrag van € 768,-- aan kosten voor rechtsbijstand.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en met toepassing van hoofdelijkheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij een onevenredige belasting van het strafproces oplevert. De vordering van de benadeelde partij moet dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard.
Beoordeling
De rechtbank verklaart de post ‘verbruik elektriciteit hennep’ niet-ontvankelijk, nu verdachte van het hem onder 2 ten laste wordt vrijgesproken.
De rechtbank wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van € 3.785,01.
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 3.785,01 ten behoeve van de benadeelde partij Enexis B.V., gevestigd te Zwolle, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.785,01 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 57, 310 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie
de artikelen 1.2.2., 3.1.1. en 5.3.5. van het Vuurwerkbesluit, artikel 9.2.2.1. van de Wet milieubeheer en de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.
BESLISSING
De rechtbank:
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht in mindering zal worden gebracht, tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Wijst de vordering van de benadeelde partij Enexis B.V, gevestigd te Zwolle, toe tot een bedrag van € 3.785,01 ten aanzien van de materiële schade.
Veroordeelt de veroordeelde aldus tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van in totaal € 3.785,01.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 768,--
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door verdachtes mededaders is voldaan.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 3.785,01 ten behoeve van de benadeelde partij Enexis B.V., gevestigd te Zwolle, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 47 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 3.785,01 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, H. van der Werff en J.V. Nolta, in tegenwoordigheid van mr. K.E. van Rhijn, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 mei 2012.
Mr. van der Werff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.