ECLI:NL:RBGRO:2012:BW6686

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
14 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
133886-PR RK 12-205
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de president van de rechtbank Groningen op basis van vermoedelijke partijdigheid

In deze zaak heeft verzoeker op 8 mei 2012 een wrakingsverzoek ingediend tegen mr. R.B.M. Keurentjes, de president van de Rechtbank Groningen, in het kader van een geschil met zaaknummer 133601/PR RK 12-182. Verzoeker stelt dat de president verantwoordelijk is voor de lange doorlooptijd van zijn wrakingsverzoek inzake AWB 12/112. De rechtbank heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), dat bepaalt dat een rechter kan worden gewraakt op basis van feiten of omstandigheden die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen.

De rechtbank oordeelt dat het wrakingsverzoek niet ontvankelijk is, omdat de wrakingskamer die het verzoek zou behandelen ten tijde van de indiening nog niet was geformeerd. Verzoeker houdt mr. R.B.M. Keurentjes verantwoordelijk, maar de rechtbank stelt vast dat niet is aangetoond dat hij een van de rechters is die de zaak behandelt. Hierdoor is niet voldaan aan de wettelijke vereisten voor een wrakingsverzoek.

Daarnaast merkt de rechtbank op dat verzoeker in het verleden herhaaldelijk soortgelijke verzoeken heeft ingediend die telkens ongegrond zijn verklaard. Dit wijst op een mogelijk misbruik van het wrakingsmiddel. De rechtbank besluit dat een volgend verzoek tot wraking op basis van artikel 8:18 lid 4 Awb niet in behandeling zal worden genomen. De procedure in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 mei 2012 door de meervoudige kamer van de Rechtbank Groningen.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GRONINGEN
MEERVOUDIGE KAMER
Zaaknummer: 133886 / PR RK 12-205
Datum beslissing: 14 mei 2012
Beslissing op het schriftelijke verzoek van [verzoeker], wonende aan de [adres], [woonplaats] (hierna: verzoeker) tot wraking ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) van mr. R.B.M. Keurentjes.
1. Procesverloop
1.1. Bij brief van 8 mei 2012 heeft verzoeker een verzoek ingediend tot wraking van mr. R.B.M. Keurentjes, president van deze rechtbank, in het geschil met zaaknummer 133601/PR RK 12-182, waarbij verzoeker als partij is betrokken.
1.2. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat verzoeker ook in het recente verleden veelvuldig soortgelijke wrakingsverzoeken bij deze rechtbank heeft ingediend en dat die verzoeken telkens ongegrond zijn verklaard. De rechtbank verwijst daarbij onder meer naar de zaken met de volgende nummers: 129640/HA RK 11-343,126065/HA RK 11-131, 125938/HA RK 11-124, 125865/HA RK 11-119, 125330/HA RK 11-53.
2. De beoordeling
2.1. Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker zich baseert op de doorlooptijd van zijn wrakingsverzoek inzake AWB 12/112. Verzoeker acht mr. R.B.M. Keurentjes hiervoor verantwoordelijk.
2.2. Artikel 8:15 Algemene wet bestuursrecht luidt: op verzoek van een partij kan elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Het verzoekschrift voldoet niet aan dit vereiste nu de wrakingskamer die het wrakingsverzoek inzake AWB 12/112 zal behandelen ten tijde van het wrakingsverzoek nog niet was geformeerd. Verzoeker houdt mr. R.B.M. Keurentjes als president van de rechtbank verantwoordelijk voor de gang van zaken, doch nu niet vaststaat dat mr. R.B.M. Keurentjes een van de rechters is “die de zaak behandelen” is niet voldaan aan de in de wet gestelde eis.
2.3. Het wrakingsverzoek is daarom niet ontvankelijk. Tot een mondelinge behandeling behoeft niet te worden overgegaan.
2.4. De rechtbank overweegt met betrekking tot een eventueel volgend wrakingsverzoek het volgende. Het is de rechtbank ambtshalve gebleken dat verzoeker herhaaldelijk verzoeken indient die niet voldoen aan de wettelijke vereisten. In dat licht moet het ervoor worden gehouden dat sprake is van misbruik van het middel van wraking. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding te bepalen dat een volgend verzoek tot wraking op de voet van artikel 8:18 lid 4 Awb niet in behandeling zal worden genomen.
3. Beslissing
De rechtbank:
3.1. verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek,
3.2 bepaalt dat de procedure in de hoofdzaak (met zaaknummer 133601/PR RK 12-182) wordt voortgezet in de stand waarin zij zich bevond ten tijde van het indienen van het schriftelijke verzoek tot wraking,
3.3. beveelt de onmiddellijke mededeling van deze beslissing aan verzoeker, mr. R.B.M. Keurentjes, mr. F. Sijens en het college van burgemeester en wethouders Groningen, Dienst SOZAWE.
3.4. bepaalt dat een volgend wrakingsverzoek niet meer in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. G. Tangenberg, voorzitter, M.W. de Jonge en S.M. Schothorst, rechters, in tegenwoordigheid van K. Bootsman als griffier en in het openbaar uitgesproken op 14 mei 2012.
kb