ECLI:NL:RBGRO:2012:BW6584

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
24 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
Awb 12-512
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake ontruiming tentenkamp Ter Apel

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Groningen op 24 mei 2012 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een besluit van de burgemeester van Vlagtwedde. Dit besluit, genomen op 23 mei 2012, hield in dat iedereen zich uit het gebied rondom het tentenkamp in Ter Apel moest verwijderen op aanwijzing van de politie. De voorzieningenrechter overwoog dat het besluit, aangeduid als een noodbevel, uitsluitend gebaseerd kon zijn op artikel 175 van de Gemeentewet (Gemw). De rechter stelde vast dat er geen bewijs was dat de burgemeester andere, minder ingrijpende maatregelen had overwogen om het brandgevaar te verminderen, wat leidde tot de conclusie dat het nemen van een noodbevel disproportioneel was. Ondanks de redelijke kans van slagen van het bezwaar tegen het besluit, werd het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen, omdat de ontruiming al had plaatsgevonden en het besluit in juridische zin was uitgewerkt. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen grond was voor het treffen van een voorlopige voorziening, aangezien de verordening die het opnieuw oprichten van een tentenkamp verbood, van kracht was. De voorzieningenrechter was niet bevoegd om een voorlopige voorziening te treffen met betrekking tot deze verordening, omdat hiertegen geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel openstond. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze uitspraak stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Bestuursrecht
Zaaknummer: AWB 12/512
Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen inzake het verzoek om toepassing van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3] en [verzoeker 4],
verzoekers,
gemachtigde: mr. M.A.R. Schuckink Kool,
ten aanzien van besluiten van 23 mei 2012 van
de burgemeester van Vlagtwedde, verweerder,
gemachtigden: mr. R. Snel en H. Scheper.
1. Procesverloop
Bij besluit van 23 mei 2012 (besluit) heeft verweerder bevolen dat een ieder die zich binnen het gebied, ook bekend als populierenveld, aan de Ter Apelervenen ter hoogte van het Opvangcentrum in de gemeente Vlagtwedde, in de openbare ruimte bevindt zich op eerste aanwijzing van een ambtenaar van de politie uit dit gebied dient te verwijderen. Tevens heeft verweerder bevolen dat een ieder zich verwijderd dient te houden van het gebied tot een nader door de burgemeester bekend te maken tijdstip.
Op 23 mei 2012 heeft verweerder tevens besloten een noodverordening (verordening) vast te stellen waarin onder meer is bepaald dat het een ieder verboden is zich vanaf woensdag 23 mei 2012 op te houden binnen het gebied begrensd door de berm van de N366 en de noordelijke grens van het perceel met kadastraal nummer I 4253, provinciegrens Borger-Odoorn en de zuidelijke grens van het perceel met kadastraal nummer I 4275.
Het gebied zoals genoemd in besluit en verordening staat bekend als het tentenkamp van Ter Apel.
Op 23 mei 2012 hebben verzoekers tegen het besluit en de verordening een bezwaarschrift ingediend bij verweerder.
Bij verzoekschrift van 23 mei 2012 hebben verzoekers de voorzieningenrechter gevraagd met betrekking tot het besluit en de verordening een voorlopige voorziening te treffen.
Het verzoek om voorlopige voorziening is behandeld ter zitting van de voorzieningenrechter op 23 mei 2012.
Ter zitting zijn verzoekers [verzoeker 3] en [verzoeker 4] in persoon verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde.
Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door bovengenoemde gemachtigden.
2. Wettelijk kader
Ingevolge artikel 8:81, eerste lid, van de Awb, kan, voor zover hier van belang, indien tegen een besluit beroep is ingesteld bij de rechtbank, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
Artikel 7 van de Wet openbare manifestaties (Wom) luidt als volgt:
De burgemeester kan aan degenen die een samenkomst tot het belijden van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien:
a. de vereiste kennisgeving niet is gedaan, of een verbod is gegeven;
b. in strijd wordt gehandeld met een voorschrift, beperking of aanwijzing;
c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.
Artikel 8 van de Wom luidt als volgt:
1. De burgemeester kan aan degenen die een voor publiek toegankelijke vergadering of betoging op een andere dan openbare plaats houden of daaraan deelnemen opdracht geven deze terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien de bescherming van de gezondheid of de bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden dat vordert.
2. De burgemeester en door hem aan te wijzen personen hebben toegang tot de in het eerste lid bedoelde vergaderingen en betogingen. Zonodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.
Artikel 172 van de Gemeentewet (Gemw) luidt als volgt:
1. De burgemeester is belast met de handhaving van de openbare orde.
2. De burgemeester is bevoegd overtredingen van wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de openbare orde, te beletten of te beëindigen. Hij bedient zich daarbij van de onder zijn gezag staande politie.
3. De burgemeester is bevoegd bij verstoring van de openbare orde of bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, de bevelen te geven die noodzakelijk te achten zijn voor de handhaving van de openbare orde.
Artikel 175 van de Gemw luidt als volgt:
1. In geval van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen, dan wel van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de burgemeester bevoegd alle bevelen te geven die hij ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig acht. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken.
2. De burgemeester laat tot maatregelen van geweld niet overgaan dan na het doen van de nodige waarschuwing.
Artikel 176, eerste lid, van de Gemw luidt als volgt:
Wanneer een omstandigheid als bedoeld in artikel 175, eerste lid, zich voordoet, kan de burgemeester algemeen verbindende voorschriften geven die ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar nodig zijn. Daarbij kan van andere dan bij de Grondwet gestelde voorschriften worden afgeweken. Hij maakt deze voorschriften bekend op een door hem te bepalen wijze.
Ingevolge artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, inhoudende een algemeen verbindend voorschrift of een beleidsregel.
3. Rechtsoverwegingen
Verweerder heeft gesteld dat het besluit van 23 mei 2012 primair is gebaseerd op artikel 7 en 8 van de Wom, subsidiair op artikel 172, tweede en derde lid, van de Gemw, en meer subsidiair op artikel 175 van de Gemw.
De voorzieningenrechter overweegt dat het besluit inhoudt dat een ieder zich uit het gebied in kwestie dient te verwijderen, zodra een ambtenaar van de politie hiertoe een aanwijzing geeft, en dat dit in concreto betekent dat het tentenkamp van Ter Apel ontruimd dient te worden.
Gezien het vergaande karakter van het besluit, dat ook door verweerder is aangeduid als een noodbevel, kan dit naar het oordeel van de voorzieningenrechter uitsluitend zijn gebaseerd op artikel 175 van de Gemw en niet op een van de andere door verweerder genoemde bepalingen.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat in of rond het tentenkamp sprake was van oproerige beweging, van andere ernstige wanordelijkheden of van rampen. Wel is door verweerder gesteld dat er ernstige vrees bestond voor het ontstaan daarvan.
Het meest concreet heeft verweerder deze vrees onderbouwd door het overleggen van een ‘verslag schouw tentenkamp COA’ van 23 mei 2012 dat handelt over de brandveiligheid. Hierin wordt geconstateerd dat sprake is van open vuur, van tenten van brandbaar materiaal die te dicht op elkaar staan, scheerlijnen die in elkaar overlopen, te veel mensen op een relatief klein gebied, door droogte verdord gras, te weinig en ongeschikte blusmiddelen en onvoldoende doorgaande paden die geschikt zijn voor redden en ontvluchten. De conclusie in dit verslag is dat er acuut brandgevaar is met grote risico’s.
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 175 van de Gemw blijkt dat uitgangspunt bij de toepassing van dit artikel is dat in extreme omstandigheden terzijdestelling van wettelijke bepalingen mogelijk moet zijn. Hierbij dient echter te worden voldaan aan onder meer het beginsel van proportionaliteit, waaraan door de rechter getoetst kan worden.
De voorzieningenrechter overweegt dat hem uit de ter beschikking staande stukken niet is gebleken dat verweerder heeft getracht het brandgevaar weg te nemen door het nemen van andere, minder vergaande, maatregelen dan het noodbevel. Evenmin is in het licht van hetgeen door en namens verzoekers naar voren is gebracht, gebleken dat dergelijke maatregelen niet of niet langer mogelijk waren. Relevant is in dit verband dat een groot deel van de bewoners van het tentenkamp reeds vrijwillig vertrok, zodat bijvoorbeeld een ruimere opzet van het tentenkamp in de resterende omvang tot de mogelijkheden zou behoren. Dat anders dan voorheen geen afspraken waren te maken met de resterende bewoners van het tentenkamp, waaronder verzoekers, over het voorkomen van brandgevaar, wanordelijkheden, problemen met de watervoorziening en het voorkomen van gevaar voor de (volks)gezondheid, is uit de stukken evenmin gebleken. Daarbij wordt er op gewezen dat voor een aantal van de door verweerder ingebrachte stukken ter zake waarvan is verzocht het bepaalde in artikel 8:29 van de Awb toe te passen, geldt dat deze door het ontbreken van de in het vijfde lid van dat artikel bedoelde toestemming, niet in beoordeling zijn betrokken.
Onder voornoemde omstandigheden acht de voorzieningenrechter het nemen van een noodbevel disproportioneel. Dit leidt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat aan verweerder niet de bevoegdheid toekwam een besluit te nemen op grond van artikel 175 van de Gemw.
Het bezwaar tegen het besluit heeft daarom, inhoudelijk beschouwd, een redelijke kans van slagen.
Desondanks ziet de voorzieningenrechter geen grond voor het treffen van een voorlopige voorziening in de vorm van schorsing van het besluit. Doordat de ontruiming van het tentenkamp op 23 mei 2012 reeds heeft plaatsgevonden en door de mededeling ter zitting door verweerder dat dit ook geldt voor het onderdeel dat men zich van het gebied verwijderd dient te houden, is het besluit in juridische zin reeds uitgewerkt. Schorsing van het besluit is daarmee zinledig geworden. Bovendien levert schorsing niet het door verzoekers gewenste resultaat op nu tevens de door verzoekers bestreden verordening van kracht is die (onder meer) het opnieuw oprichten van een tentenkamp niet toestaat.
In dat verband overweegt de voorzieningenrechter voorts dat de door verzoekers bestreden verordening een algemeen verbindend voorschrift is, gebaseerd op artikel 176 van de Gemw. Uit artikel 8:2, aanhef en onder a, van de Awb volgt dat hiertegen geen bestuursrechtelijk rechtsmiddel openstaat. Voorts doet zich hier niet de situatie voor dat op grond van de noodverordening een maatregel ten aanzien van verzoekers is genomen, waartegen thans wordt opgekomen en ter zake waarvan een voorlopige voorziening wordt verzocht. Reeds om die reden kan niet worden toegekomen aan de vraag of de noodverordening in overeenstemming is met hogere regelgeving, in het bijzonder artikel 176 van de Gemw, en of aan de voorwaarden van de verordening is voldaan.
De voorzieningenrechter is dus niet bevoegd met betrekking tot de verordening een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter beslist als volgt.
4. Beslissing
De voorzieningenrechter van de rechtbank Groningen,
RECHT DOENDE,
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. T.F. Bruinenberg, voorzieningenrechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 24 mei 2012, in tegenwoordigheid van mr. H.A. Hulst als griffier.
De griffier De voorzieningenrechter
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: