ECLI:NL:RBGRO:2012:BW6161

Rechtbank Groningen

Datum uitspraak
21 mei 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
18/670543-11
Instantie
Rechtbank Groningen
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en mishandeling tijdens schietincident in Groningen

In deze zaak heeft de Rechtbank Groningen op 21 mei 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een schietincident op 1 oktober 2011 in de Papengang te Groningen. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag op meerdere personen, waaronder [aangever 1], [aangever 2], [aangever 3] en [aangever 4], en van mishandeling van [aangever 1]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, na een vechtpartij met [aangever 1], met een vuurwapen heeft geschoten in een druk uitgaansgebied, waarbij vier personen gewond zijn geraakt. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met voorbedachte rade handelde, maar dat hij wel opzettelijk heeft geschoten met de aanmerkelijke kans dat anderen gewond zouden raken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. Daarnaast zijn er vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waaronder schadevergoeding voor immateriële en materiële schade. De rechtbank heeft ook beslist over de teruggave van inbeslaggenomen goederen en de onttrekking aan het verkeer van andere goederen die in strijd met de wet waren.

Uitspraak

RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer:18/670543-11
datum uitspraak: 21 mei 2012
op tegenspraak
raadsvrouw: mr. M.R.M. Schaap
V O N N I S
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorte datum],
wonende te [Groningen],
thans preventief gedetineerd in [naam gevangenis]
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 januari 2012, 9 februari 2012 en 7 mei 2012.
Tenlastelegging
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon, te weten [aangever 1], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een of meer kogels op die [aangever 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien het vorenstaande onder 1. niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [aangever 1]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (ernstig letsel van de rug met een totale verlamming (dwarslaesie) ter hoogte van de 10e borstwervel (verlamming vanaf circa navelhoogte naar beneden)) heeft toegebracht, door die [aangever 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een of meer kogels in de rug en/of elders in het lichaam te schieten;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op en/of in de richting van die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of die aangever 4] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
EN/OF
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [aangever 2]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((schot)verwonding aan de rechterkuit) heeft toegebracht, door die [aangever 2] opzettelijk een of meer kogels in haar (kuit) been te schieten,
en/of
aan een persoon (te weten [aangever 3]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een buikwond) heeft toegebracht, door die [aangever 3] opzettelijk een of meer kogels in/langs de buik te schieten, en/of
aan een persoon (te weten [aangever 4]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een beenwond) heeft toegebracht, door die [aangever 4] opzettelijk een of meer kogels in het/een been te schieten;
EN/OF
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten [aangever 2] en/of [aangever 2] en/of [aangever 4] en/of een of meer andere in die Papengang aanwezige personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op en/of in de richting van die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of die [aangever 4] en/of die/dat andere(e) in die Papengang aanwezige perso(o)n(en) heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Peperstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [aangever 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, en/of met kracht met een helm slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever 1] en/of het duwen tegen/van die [aangever1] en/of het schreeuwen tegen die [aangever 1] en/of het achtervolgen en/of narennen van die [aangever 1];
althans indien het vorenstaande onder 3. niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [aangever 1]) meermalen, althans eenmaal, en/of met kracht met een helm op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of tegen die [aangever 1] heeft geduwd, waardoor voornoemde [aangever 1] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Bewijsvraag
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte], onder medebrenging van een vuurwapen, het uitgangsgebied van Groningen is ingegaan. Verdachte was boos op [aangever 1] en verdachten hebben vervolgens samen in de Peperstraat ruzie gemaakt met [aangever 1], waarbij [aangever 1] door verdachte met een helm is geslagen. Toen [aangever 1] de Papengang in rende, is eerst verdachte en toen [medeverdachte] achter [aangever 1] aangerend en is er “Schiet hem, schiet hem” geroepen. Hierbij hebben zowel [medeverdachte] als verdachte een wapen getrokken en is er geschoten.
Door welke verdachte de slachtoffers zijn neergeschoten is onduidelijk. Dit is echter naar de mening van de officier van justitie ook niet van belang. De bedoeling van verdachten was duidelijk: [aangever 1] moest dood. Onder deze omstandigheden kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Er kan naar de mening van de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan, dan wel een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Door met een vuurwapen te schieten op iemand die zich bevindt in een uitgangsgebied, waar zich veel mensen bevinden die niets met de ruzie te maken hadden, hebben beide verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er meer mensen dodelijk getroffen zouden kunnen worden.
Op grond van vorenstaande is de officier van justitie van mening dat het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag op [aangever 1] en het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag, meemalen gepleegd op [aangever 2], [aangever 3] en [aangever 4], kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachten ruzie hadden met [aangever 1] en dat er een woordenwisseling is ontstaan. [Medeverdachte] is met zijn voorhoofd tegen [aangever 1] aan gaan staan en heeft een wegwerpgebaar gemaakt. Verdachte heeft [aangever 1] een duw gegeven en vervolgens met een helm geslagen. Daarna is verdachte eerst achter [aangever 1] aangerend, waarna vervolgens ook [medeverdachte] achter [aangever 1] is aangerend. Zowel [medeverdachte] als verdachte hebben zich derhalve schuldig gemaakt aan openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat uit de getuigenverklaringen niet valt af te leiden dat er twee schutters zijn geweest. Alleen [aangever 1] en later ook [getuige 1] spreken over twee schutters. De raadsvrouw is echter van mening dat de verklaringen van [aangever 1] en [getuige 1] onbetrouwbaar zijn gelet op de tegenstrijdigheden in hun verklaringen. Voorts hebben veel getuigen wel iets gezien, maar kunnen ze geen antwoord geven op essentiële vragen betreffende het schietincident. Tevens hebben veel getuigen alcohol en/of drugs gebruikt hetgeen, mede gelet op het tijdstip waarop de verklaringen zijn afgelegd, invloed kan hebben gehad op het waarnemingsvermogen van de getuigen.
Er is onderzoek verricht door het NFI. De conclusie hiervan is onder meer dat er geen forensisch verband bestaat tussen verdachte en een schietproces.
De raadvrouw is, met de officier van justitie, van mening dat er geen sprake is geweest van voorbedachte rade.
Voorts is de raadsvrouw is van mening dat de bewijsmiddelen in het dossier niets inhouden dat op een concrete en directe betrokkenheid van verdachte bij het schietincident wijst. Uit de bewijsmiddelen kan slecht worden afgeleid dat verdachte in de Papengang aanwezig is geweest op het moment dat er slachtoffers vielen.
Van enige vorm van samenwerking blijkt uit de bewijsmiddelen niet, noch van enige gezamenlijk verrichte uitvoeringshandeling, noch van enige afspraak gericht op de strafbare poging dan wel enige andere vorm van (stilzwijgende) samenwerking. In het geheel is ook niet duidelijk met wie die samenwerking dan zou moeten hebben plaatsgevonden.
Gelet op vorenstaande moet verdachte worden vrijgesproken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien het onder 3 ten laste gelegde
De raadsvrouw is van mening dat er ten aanzien van de onder 3 ten laste gelegde mishandeling een veroordeling kan volgen. Van een openlijk in vereniging geweld plegen is geen sprake. Verdachte is slaags geraakt met [aangever 1]. Er is geen sprake van groepsgeweld en het bestanddeel in vereniging kan niet worden bewezen.
Beoordeling
De rechtbank heeft bij de beoordeling van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen.
De verklaring door verdachte ter terechtzitting d.d. 7 mei 2012 afgelegd, zakelijk weergegeven:
Ik ben degene die [aangever 1] met de helm heeft geslagen. Dat was zoals op de beelden is te zien in de Peperstraat. Na het slaan met de helm ben ik achter [aangever 1] aan de Papengang in gegaan. In de Papengang was de afstand tussen [aangever 1]en mij ongeveer 4 meter. Ik ben ongeveer 1.80 meter.
Processen-verbaal d.d. 2 oktober 2011 en 4 oktober 2011, opgenomen op pagina 560 e.v. van dossier nummer 2011098483 d.d. 9 januari 2012, inhoudende de verklaring van [aangever 1], zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober 2011 was ik ’s nachts in de stad Groningen.
In de Peperstraat kreeg ik een woordenwisseling met [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] mijn helm pakte en mij sloeg met mijn helm. Ik zag en voelde dat hij mij meerder malen met de helm sloeg. Ik heb de slagen afgeweerd met mijn armen. Ik werd een paar keer geraakt op mijn arm door [verdachte].
Ik rende de Papengang in. Ik was net ter hoogte van de deur van koffieshop Dees toen ik geraakt werd. Ik hoorde schieten. Ik ben 1 keer geraakt. Ik voelde gelijk dat ik geraakt werd in mijn rug en voelde gelijk mijn benen niet meer.
[Verdachte] is wat korter dan [medeverdachte] en [verdachte] heeft een kaal hoofd.
Een proces-verbaal d.d. 1 oktober 2011, opgenomen op pagina 530 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 2], zakelijk weergegeven:
Op 1 oktober 2011 ben ik de Papengang ingegaan. Ik hoorde achter mij een knal. Ik stond op dat moment met mijn rug in de richting van de Peperstraat. Ik voelde toen opeens pijn in mijn been. Ik keek naar mijn been en ik zag dat ik bloedde vanuit mijn rechteronderbeen.
Een proces-verbaal d.d. 1 oktober 2011, opgenomen op pagina 543 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 3], zakelijk weergegeven:
Ik stond op 1 oktober 2011 buiten bij de deur van discotheek Warhol. Ik stond er ongeveer 10 minuten en opeens hoorde ik een schot dan wel knal. Dit was tussen 03.30 uur en 04.00 uur. Terwijl ik daar stond en ik dat schot hoorde, voelde ik een knal in mijn buik. Ik voelde dat het warm werd in mijn buik. Hierna kwam direct hevige pijn in mijn buik opzetten.
Een proces-verbaal d.d. 3 oktober 2011, opgenomen op pagina 595 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [aangever 4], zakelijk weergegeven:
Ik hoorde een grote knal. De knal kwam voor mij van achteren. Meteen hierna voelde ik dat mijn rechterbeen ging tintelen. Ik kreeg op dat moment het besef dat er achter mij geschoten werd en dat ik een schot in mijn been had.
Een proces-verbaal Forensische Opsporing d.d. 3 oktober 2011 behoorde bij voornoemd dossier, als relatering van verbalisant, zakelijk weergegeven:
De Papengang te Groningen is een ongeveer 90 meter lange smalle straat in het uitgaansgebied/centrum van Groningen, gelegen tussen de Oosterstraat en de Peperstraat.
De breedte van de Papengang is variërend tussen 2.20 en 3.30 meter.
Een proces-verbaal d.d. 1 oktober 2011, opgenomen op pagina 697 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 2], zakelijk weergegeven:
Ik was vannacht met [getuige 3] en [getuige 4]. Toen wij ongeveer ter hoogte van de Papengang waren, zag ik dat twee mannen ruzie met elkaar hadden. Ik zag dat ze elkaar duwden en op een gegeven ogenblik werd er met een scooterhelm of motorhelm geslagen. Ik zag dat de man met het grijze shirt twee keer de andere man sloeg met de helm. Hierop zag ik dat de man in het grijze shirt, wegrende, de Papengang in. Ik zag dat hij hierbij werd achtervolgd door de man in het rode shirt en nog drie andere mannen. Die andere drie mannen stonden tijdens de ruzie vlakbij het tweetal, maar bemoeiden zich er toen nog niet mee. Ze deden niets, maar bleven er gewoon bij staan. Ik zag toen de mannen in het begin van de Papengang waren, dat zij stopten met lopen en dat de man in het rode shirt een vuurwapen trok. Ik hoorde 3 schoten.
Een proces-verbaal d.d. 19 oktober 2011, opgenomen op pagina 907 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 3], zakelijk weergegeven:
Ik was die nacht met [getuige 3] en [getuige 2]. De man met de rode trui pakte de jas van de ander vast. Terwijl hij hem vasthield sloeg hij hem met de helm. Toen werd het slachtoffer drie à vier keer geslagen. Hij krabbelde weer omhoog, en toen rende hij de Papengang in.
Toen ging de man met de helm erachteraan. Hij stond net in de Papengang en toen begon de man met de helm te schieten. We zagen hem met gestrekte arm staan, we hoorden knallen en zagen er wat flitsen afkomen. Hij schoot in de richting van de Warhol de Papengang in.
Een proces-verbaal d.d. 21 november 2011, opgenomen op pagina 1020 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 5], zakelijk weergegeven:
Ter hoogte van het t-kruispunt met de Papengang kwamen er twee personen aangerend. Er was duidelijk iets van ruzie tussen die beide personen.
De achterste persoon gooide een valhelm op het hoofd van de voorste man. Vervolgens ketste die helm over de grond naar ons toe.
Vlak voor ons liepen die beide vechtende personen, gezien onze looprichting, vanuit links naar rechts de Papengang in.
De voorste liep volgens mij in een rood trainingspak. De tweede man die bij de vechtpartij betrokken was die schoot.
Een proces-verbaal d.d. 7 oktober 2011, opgenomen op pagina 821 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 6], zakelijk weergegeven:
Ik heb gezien dat iemand die helm tegen iemand anders gooide. Die persoon die werd geraakt met die helm viel op de grond en de helm ook. De persoon die viel stond vervolgens op en rende weg. Hij rende de Papengang in. Ik zag een donkere jongen achter hem aanrennen de Papengang in, direct nadat hij de Papengang in rende hoorde ik twee schoten.
Volgens mij was degene die met de helm sloeg ook degene die het pistool trok. De man deed “zo” met zijn arm waar hij het pistool mee trok.
Noot verbalisant: Getuige strekt haar rechterarm tot een horizontale positie.
Een proces-verbaal d.d. 23 november 2011, opgenomen op pagina 1044 e.v. van voornoemd dossier, inhoudende de verklaring van [getuige 7], zakelijk weergegeven:
Wij liepen in de Papengang en liepen nog maar net in de richting van de Peperstraat toen ik een knal hoorde. Ik dacht dat de knal vanuit de richting van de Peperstraat kwam. Wij liepen vervolgens verder in de richting van de Peperstraat. Op dat moment kwam er een jongen de hoek om gerend. Hij kwam uit de richting van de "Shadrak". Voor mij vanaf links dus. Volgens mij had de jas iets roods. Gelijk zag ik nog twee jongens achter deze man aanrennen. Alleen die twee mannen liepen achter hem aan de Papengang in.
De ene man liep aan, voor mij, de rechterkant. Hij is een lange stevige man. Hij was ongeveer 1.90 meter lang. Ik zag dat hij een zwarte jas droeg. Hij had een donkere huidskleur. Die andere man was kleiner dan de andere man, ik denk tussen de 1.70 en 1.80 meter. Hij had ook een donkere huidskleur.
Ik zie dat de man aan voor mij de linkerkant iets uit zijn broeksband halen. Ik zag dat het iets zwarts was. Toen de man zijn hand naar boven deed, zag ik dat hij een klein zwart pistool in zijn hand had. Ik zag dat die man zijn hand naar voren stak en het pistool in de richting van de man met de rode jas stak. De man, die geschoten heeft, liep de Papengang in en heeft gelijk geschoten. Het was dus gelijk in het begin van de Papengang, komende vanuit de Peperstraat.
Ik zag dat er vuurflitsen uit het wapen kwamen. Ik zag dat man 2 met de handen langs zijn lichaam liep, maar ik heb niet gezien dat hij iets heeft gedaan. Ik heb gezien dat zij tot ongeveer drie meter vanaf de man met de rode jas zijn gelopen. De man met de rode jas lag toen op de grond. Vanaf die afstand, dus ongeveer drie meter, heeft man 1 nog een paar keren in de richting van de man met de rode jas geschoten.
Eigen waarneming van de rechtbank, gedaan door de rechtbank op de terechtzitting van 7 mei 2012, zakelijk weergegeven:
Ter zitting zijn beelden van camera 7 en 8 vanaf 03:44 uur getoond. De rechtbank heeft waargenomen dat de man die in de Peperstraat met de helm slaat geen rode bovenkleding draagt en dat degene die met de helm wordt geslagen wel rode bovenkleding draagt. Op de beelden van de Papengang is een neergeschoten man te zien. Hij draagt rode bovenkleding.
Te zien is verder dat het op het moment van het ten laste gelegde incident druk was in zowel de Peperstraat als de Papengang.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er op 1 oktober 2011 in de Papengang te Groningen een schietincident heeft plaatsgevonden. Bij dit incident zijn vier personen door kogels geraakt.
Voorafgaand aan deze schietpartij heeft zich in de Peperstraat een vechtpartij voorgedaan tussen verdachte en [aangever 1], waarbij verdachte [aangever 1] heeft geslagen met een helm. Dit wordt door zowel [aangever 1] als door verdachte verklaard. Zeer kort hierna is er in de Papengang geschoten.
Een aantal ooggetuigen heeft verklaard dat degene die met de helm sloeg, een vuurwapen trok en schoot. Andere getuigen hebben verklaard dat een van de twee mannen die bij de vechtpartij betrokken waren, de latere schutter was.
De rechtbank merkt hierbij op dat deze getuigenverklaringen op details van elkaar verschillen en op sommige punten (bijvoorbeeld wie de rode kleding droeg) zelfs onjuist zijn. Naar het oordeel van de rechtbank doet dit echter niet af aan de betrouwbaarheid en bruikbaarheid van deze getuigenverklaringen. Het betreft hier onafhankelijke getuigen die noch verdachte noch [aangever 1] kennen. Hoewel de verklaringen op details van elkaar verschillen, komen zij in grote lijnen en in essentie met elkaar overeen, namelijk, dat er voorafgaande aan het schietincident in de Papengang een vechtpartij tussen twee mannen is geweest, waarbij met een helm is geslagen en dat de schutter een van de mannen was die bij de vechtpartij betrokken waren. Deze verklaringen passen eveneens bij de camerabeelden van het gebeuren die in het dossier aanwezig zijn.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van de als bewijsmiddelen opgenomen getuigenverklaringen en de eigen waarneming van de rechtbank, in onderling verband beschouwd, kan worden vastgesteld dat verdachte in de Papengang met een vuurwapen op [aangever 1] heeft geschoten.
Uit de uiterlijke verschijningsvorm, gericht met een vuurwapen op iemand schieten, leidt de rechtbank af dat verdachte het opzet had om [aangever 1] te doden.
Door met een vuurwapen in de Papengang - een smal straatje in het op dat moment drukke uitgaansleven - met een vuurwapen te schieten, heeft verdachte bovendien willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat ook de in feit 2 genoemde slachtoffers dodelijk getroffen zouden kunnen worden.
De rechtbank acht het op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet aannemelijk dat er door twee personen is geschoten. Enkel [ aangever 1] en [getuige 1] verklaren dat er door zowel door verdachte als door [medeverdachte] is geschoten. De rechtbank acht de verklaringen van zowel [aangever 1] als [getuige 1] op dit punt echter onbetrouwbaar.
[Aangever 1] heeft op dit punt tegenstrijdig en wisselend verklaard. Zo heeft hij in zijn eerste verklaring verklaard dat hij het idee had dat er door twee personen werd geschoten en heeft hij voorts verklaard dat hij geen vuurwapens heeft gezien. Op 4 oktober 2011 heeft [aangever 1] verklaard dat hij het pistool van verdachte niet heeft gezien (“Ik zou het niet weten hoe het vuurwapen van [medeverdachte] er uitzag want ik durfde niet om te kijken”) en heeft hij verklaard dat hij het wapen van [verdachte] niet heeft kunnen zien door de afstand.
Vervolgens heeft hij in zijn verklaring op 14 oktober 2011 verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een groot zwart pistool in de hand had en dat het wapen van verdachte kleiner was en nikkel/zilverkleurig was.
Ook de verklaringen van [getuige 1] zijn tegenstrijdig en wisselend. Op 3 oktober 2011 verklaarde hij niet te hebben gezien dat [medeverdachte] en of [verdachte] hebben geschoten. Zelf zou hij de Papengang niet zijn ingegaan (pagina 53). Een dag later verklaarde hij dat het niet anders kan dan dat [medeverdachte] of [verdachte] heeft geschoten (pagina 58). Op 7 oktober 2011 verklaarde hij misschien toch zelf ook in de Papengang te zijn geweest en te hebben gezien dat [verdachte] met zijn hand naar zijn broeksband ging en de Papengang in rende en dat ook [medeverdachte] met zijn hand naar zijn broeksband ging en achter het slachtoffer aanrende. Nadat er was geschoten en beiden volgens [getuige 1] vlakbij het slachtoffer stonden, zag hij dat beiden iets in de hand hadden. Verder zou hij hebben gehoord dat een van beiden “Tire, Tire” had geroepen (pagina 62 e.v.)
De verklaringen van [ aangever 1] en [getuige 1] inhoudende dat er door zowel [medeverdachte] als door [verdachte] is geschoten, worden voorts in het geheel niet ondersteund door overige (objectieve) getuigenverklaringen en evenmin door technisch bewijs. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de verklaringen van [aangever 1] en [getuige 1] op dit punt niet gebruiken als bewijs. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er door twee personen is geschoten.
[Medeverdachte] is achter de vechtende [aangever 1] en verdachte aangegaan en er is vervolgens in de Papengang plotsklaps door verdachte geschoten. Verdachte heeft derhalve niet de gelegenheid gehad zich hiervan te distantiëren. Op grond van de getuigenverklaringen in het dossier, alsmede op grond van de beelden, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat [medeverdachte] impulsief achter voornoemde vechtende personen is aangerend. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat [medeverdachte] niet wist dat verdachte een vuurwapen bij zich had, laat staan dat hij dat zou gaan gebruiken. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet op het schieten en daarmee op het doden van de slachtoffers, noch van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het doden van de slachtoffers.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de onder 1. ten laste gelegde voorbedachte raad niet kan worden bewezen. De rechtbank zal verdachte hiervan vrijspreken.
Ten aanzien van het onder 3 primair ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van voornoemde bewijsmiddelen vast staat dat er een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen [aangever 1] en verdachte. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat er door [medeverdachte] geweld is gepleegd tegen [aangever 1] of dat [medeverdachte] anderszins een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Verdachte heeft opeens de helm van [aangever 1] van een brommer gepakt een hiermee plotseling en impulsief [aangever 1] geslagen.
Van een openlijk in vereniging geweld plegen is dan ook geen sprake.
Nu er geen sprake van is van groepsgeweld en het bestanddeel in vereniging niet worden bewezen, zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het onder 3 primair ten laste gelegde. De rechtbank acht de onder 3 subsidiair ten laste gelegde mishandeling wel bewezen.
Bewezenverklaring
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat
1.
hij op 1 oktober 2011, in de Papengang te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk een persoon, te weten [aangever 1], van het leven te beroven, met dat opzet kogels op die [aangever 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op 1 oktober 2011 in de Papengang te Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [aangever 2] en [aangever 3] en [aangever 4], van het leven te beroven, met dat opzet kogels op en/of in de richting van die [aangever 2] en die [aangever 3] en die [aangever 4] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op 1 oktober 2011, te Groningen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten aangever 1) meermalen, met kracht met een helm tegen het lichaam heeft geslagen, waardoor voornoemde [aangever 1] pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen 1 primair, 2 primair en
3 subsidiair meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van de feiten
Hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard, levert de volgende strafbare feiten op:
1 primair Poging tot doodslag;
2 primair Poging tot doodslag, meermalen gepleegd;
3 subsidiair Mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten.
Strafbaarheid van verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu ten aanzien van verdachte geen strafuitsluitings-gronden aanwezig worden geacht.
Strafoplegging
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het onder 1 primair,
2 primair en 3 primair ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. De officier van justitie heeft daarbij met name de aard en ernst van de feiten meegewogen. Door de handelswijze van verdachte heeft hij blijk gegeven geen enkel respect te hebben voor het leven en welzijn van anderen. Voorts heeft de officier van justitie meegewogen dat de gevolgen voor de slachtoffers groot zijn en dat dergelijke feiten een voor de rechtsorde schokkend karakter dragen. Daarnaast heeft de officier van justitie rekening gehouden met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor onder meer doodslag veroordeeld is geweest.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op haar standpunt ten aanzien van het bewijs, gepleit voor een straf gelijk aan de duur van het voorarrest.
Oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan, de persoon van verdachte zoals deze naar voren is gekomen uit het onderzoek op de terechtzitting, het hem betreffende uittreksel uit het justitiële documentatieregister, alsmede de vordering van de officier van justitie.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige geweldsdelicten.
Hij heeft zich, in de nachtelijke uren in het drukke uitgaansleven begeven met medebrenging van een vuurwapen. Verdachte heeft meermalen met dat vuurwapen geschoten in de richting van [aangever 1]. Hij deed dit in de Papengang, een smal steegje waar het op dat moment druk was. Door dit handelen van verdachte zijn naast [aangever 1] nog drie toevallige passanten door een kogel getroffen. Voorts waren er tijdens de schietpartij nog veel meer personen in de directe omgeving van verdachte aanwezig. Zij werden tijdens een avondje stappen ook geconfronteerd met dit schietincident en het is zeker niet denkbeeldig dat verdachte nog meer willekeurige andere persoon had kunnen raken. Dat door het buitengemeen gevaarzettende handelen van verdachte niemand dodelijk is getroffen is een gelukkig toeval en is zeker niet aan verdachte te danken.
De gevolgen voor en de impact op de slachtoffers zijn zeer groot. [Aangever 1] is in zijn rug geraakt en zal waarschijnlijk nooit meer kunnen lopen. Hij geeft aan dat zijn leven geen enkele zin meer heeft. Ook de andere slachtoffers, alsmede de omstanders, zullen waarschijnlijk nog lange tijd de lichamelijke en psychische gevolgen van deze traumatische ervaring ondervinden.
Het onder 3 ten laste gelegde feit werd gepleegd voorafgaande aan voornoemd schietincident. Verdachte kreeg ruzie met [aangever 1] en heeft [aangever 1] met een helm geslagen. Ook hier handelde verdachte explosief zeer gewelddadig.
Verdachte heeft met zijn gewelddadig gedrag blijk gegeven van een totaal gebrek aan respect voor de veiligheid en gezondheid van anderen en niet alleen de slachtoffers ernstig benadeeld, maar ook de gevoelens van veiligheid in de samenleving in het algemeen en die van de slachtoffers in het bijzonder aangetast.
De rechtbank rekent het verdachte bovendien aan dat hij voornoemde feiten heeft gepleegd terwijl hij zich blijkens zijn strafblad reeds eerder schuldig heeft gemaakt aan het plegen van geweldsdelicten, waaronder een doodslag.
Verdachte heeft niet meegewerkt aan een onderzoek naar zijn persoonlijkheid. De rechtbank kan dan ook niet anders dan verdachte zijn handelen volledig aanrekenen en hem daar zwaar voor straffen.
Gelet op vorenstaande is er naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf denkbaar dan een langdurige gevangenisstraf. Hoewel de rechtbank, anders dan de officier van justitie, niet bewezen acht dat verdachte de feiten in vereniging heeft gepleegd, acht de rechtbank, gelet op het voorgaande een gevangenisstraf zoals door de officier van justitie gevorderd, toch passend en geboden.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
- [Aangever 1](feit 1);
- [aangever 2], wonende te [woonplaats](feit 2);
- [aangever 3], wonende te [woonplaats] (feit 2);
- [aangever 4], wonende te [woonplaats] (feit 2).
Benadeelde [aangever 1] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 90.993,32 en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 2] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 1.788,80 en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 3] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 468,- en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 4] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 11.493,48 en van de gronden waarop deze berust.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ten aanzien van [aangever 1] gevorderd dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag (aan voorschot) van € 83.500,00 te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 250 dagen. Tevens heeft de officier van justitie verzocht om de hoofdelijkheidsclausule op te leggen.
Ten aanzien van de advocaatkosten is de officier van justitie van mening dat deze kosten op grond van het liquidatietarief kunnen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.788,00 zonder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel, maar met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2] is de officier van justitie van mening
dat deze vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van € 1.519,82 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 30 dagen, alsmede met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule.
De officier van justitie is van mening dat ten aanzien van de schade aan de kleding slecht
€ 100,- dient te worden vergoed. De materiële kosten kunnen derhalve worden toegewezen tot een bedrag van € 269,82. De overige materiële kosten dienen te worden afgewezen.
De vordering van [aangever 3] kan in het geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 9 dagen, alsmede met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule.
De vordering van benadeelde [aangever 4] kan eveneens in het geheel worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 76 dagen, alsmede met oplegging van de hoofdelijkheidsclausule
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich, gelet op haar standpunten ten aanzien van het bewijs, niet uitgelaten over de vorderingen van de benadeelde partijen.
Beoordeling
Door benadeelde partij [aangever 1] is een vordering ingediend bij wijze van voorschot. De rechtbank begrijpt hieruit dat de benadeelde partij de vordering op dit moment beperkt tot het deel dat naar zijn mening van zodanige aard is dat het zich leent voor behandeling in een strafgeding zonder dit onevenredig te belasten en dat hij zich het recht voorbehoudt het resterende deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aan te brengen.
Ten aanzien van de advocaatkosten overweegt de rechtbank het navolgende. De rechtbank is van oordeel dat de buitengerechtelijke kosten onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd zijn. Deze kosten kunnen derhalve niet worden gezien als kosten in de zin van artikel 6:96 lid 2, onder b en c van het Burgerlijk Wetboek. De rechtbank zal de benadeelde partij ten aanzien van de post advocaatkosten dan ook niet - ontvankelijk verklaren.
De advocaatkosten zijn naar het oordeel van de rechtbank volledig aan te merken als kosten die in een civiele procedure zouden worden geliquideerd als proceskosten. De rechtbank is (overeenkomstig hetgeen door de officier van justitie is aangevoerd) van oordeel dat deze kosten op grond van het liquidatietarief kunnen worden toegewezen tot een bedrag van
€1.788,00. De rechtbank zal ten aanzien van dit bedrag niet de schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien deze kosten niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt.
De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel dat de vordering, als onbetwist, kan worden toegewezen tot een bedrag van € 85.846,00 (zijnde € 5.846,00 materiële schade (excl. advocaatkosten) en
€ 80.000 immateriële schade) te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 250 dagen.
De rechtbank zal veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken veroordelen, tot op heden begroot op € 1.788,00.
Ten aanzien van de vordering van [aangever 2] is de rechtbank van oordeel dat - nu deze vordering niet is betwist - deze in het geheel (te weten € 1.788,80) kan worden toegewezen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 27 dagen,
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van [aangever 3]- nu deze vordering niet is betwist - in het geheel kan worden toegewezen (€ 468,00) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 9 dagen.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van benadeelde [aangever 4] - nu deze vordering niet is betwist - kan eveneens in het geheel worden toegewezen (€ 11.493,48) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel met hechtenis bij gebreke van betaling of verhaal voor de duur van 76 dagen.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, een gripzak met wit poeder, een cocaïnepers, een stroomstootwapen, een ploertendoder, een busje CS gas en 2 bolletjes op cocaïne gelijkende stof, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Teruggave
Ten aanzien van de inbeslaggenomen goederen komt de rechtbank tot het volgende oordeel.
De rechtbank is van oordeel dat:
- een blackberry (wit);
- een horloge Gues;
- schoeisel (nike air max);
- schoeisel (nike air max);
- een doos Nokia C1-01;
- een zwart vest, terug moeten worden gegeven aan verdachte.
Een tas met meerdere id-kaarten en paspoorten, moet(en) worden teruggegeven aan de rechthebbende(n).
De identiteitspapieren op naam van [naam persoon], alsmede een document AGC deurwaarder op naam van [naam persoon], waaronder een zorgpas, moeten worden teruggegeven aan [naam persoon].
Een paspoort ten name van [medeverdachte] moet worden teruggegeven aan [medeverdachte].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 24c, 36f, 36, 36d, 45, 57, 287 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
Verklaart het onder 3 primair tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen zoals hiervoor is aangegeven, te kwalificeren als voormeld en verklaart het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart verdachte voor het bewezen verklaarde strafbaar.
Verklaart het onder 1 primair, 2 primair en 3 subsidiair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Veroordeelt verdachte voor het bewezen- en strafbaar verklaarde tot:
- een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
Beveelt dat bij de tenuitvoerlegging van deze straf de tijd die veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, in mindering zal worden gebracht tenzij die tijd op een andere straf in mindering is gebracht.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
benadeelde partij [aangever 1] (feit 1)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 1] toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 85.846,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op € 1.788,00.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 85.846,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 1], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 250 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 85.846,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2011, ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Benadeelde partij [aangever 2] (feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats] toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 1.788,80,-.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 1.788,80 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 2], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 27 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 1.788,80 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Benadeelde partij [aangever 3] (feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [woonplaats], toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
€ 468,00.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 468,00 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 3], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 9 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 468,00 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Benadeelde partij [aangever 4] (feit 2)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [aangever 4] wonende in Portugal
(feit 2), toe en veroordeelt de veroordeelde tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van € 11.493,48.
Veroordeelt de veroordeelde tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Verplicht de veroordeelde aan de Staat te betalen een geldbedrag van € 11.493,48 ten behoeve van de benadeelde partij [aangever 4], bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 76 dagen hechtenis. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Heeft de veroordeelde voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.493,48 ten behoeve van de benadeelde partij, dan vervalt de verplichting om dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Dit geldt ook omgekeerd: heeft de veroordeelde de vordering van de benadeelde partij betaald, dan vervalt de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer een gripzak met wit poeder, een cocaïnepers, een stroomstootwapen, een ploertendoder, een busje CS gas en 2 bolletjes op cocaïne gelijkende stof.
Gelast de teruggave van een blackberry (wit); een horloge Gues; schoeisel (nike air max);
schoeisel (nike air max); een doos Nokia C1-01 en een zwart vest aan verdachte.
Gelast de teruggave van een tas met meerdere id-kaarten en paspoorten aan de
rechthebbende(n).
Gelast de teruggave van identiteitspapieren op naam van [naam persoon], alsmede een document AGC deurwaarder op naam van [naam persoon], waaronder een zorgpas, aan [naam persoon].
Gelast de teruggave van een paspoort ten name van [medeverdachte] aan [medeverdachte].
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, G. Eelsing en
H. van der Werff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 mei 2012.
Mr. G. Eelsing is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.