RECHTBANK GRONINGEN
Sector Strafrecht
Parketnummer:18/670542-11
datum uitspraak: 21 mei 2012
raadsman: mr. R.B. Schmidt
van de rechtbank Groningen, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboorte datum],
wonende te [adres].
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van
19 januari 2012, 9 februari 2012 en 7 mei 2012.
Aan verdachte is, na nadere omschrijving van de tenlastelegging als bedoeld in artikel 314a Wetboek van Strafvordering, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade, een persoon, te weten [aangever 1], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een of meer kogels op die [aangever 1] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
althans indien het vorenstaande onder 1. niet tot een veroordeling mocht leiden, dat
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon (te weten [aangever 1]), opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel (ernstig letsel van de rug met een totale verlamming (dwarslaesie) ter hoogte van de 10e borstwervel (verlamming vanaf circa navelhoogte naar beneden)) heeft toegebracht, door die [aangever 1] opzettelijk en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg een of meer kogels in de rug en/of elders in het lichaam te schieten;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten Jennifer [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4], van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op en/of in de richting van die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of die [aangever 4] heeft afgevuurd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
(telkens) tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen,
aan een persoon (te weten [aangever 2]), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((schot)verwonding aan de rechterkuit) heeft toegebracht, door die [aangever 2] opzettelijk een of meer kogels in haar (kuit) been te schieten,
en/of
aan een persoon (te weten [aangever 3]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een buikwond) heeft toegebracht, door die [aangever 3] opzettelijk een of meer kogels in/langs de buik te schieten, en/of
aan een persoon (te weten [aangever 4]) opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een beenwond) heeft toegebracht, door die [aangever 4] opzettelijk een of meer kogels in het/een been te schieten;
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, in/op of nabij de Papengang te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
(telkens) ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk een of meer personen, te weten [aangever 2] en/of [aangever 3] en/of [aangever 4] en/of een of meer andere in die Papengang aanwezige personen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met dat opzet een of meer kogels op en/of in de richting van die [aangever 2] en/of die [aangever 3] en/of die [aangever 4] en/of die/dat andere(e) in die Papengang aanwezige perso(o)n(en) heeft afgevuurd,
terwijl de uitvoering van dat/die voorgenomen misdrijf/misdrijven niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 1 oktober 2011, te Groningen, in elk geval in de gemeente Groningen,
met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de Peperstraat, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, genaamd [aangever 1], welk geweld bestond uit het meermalen, althans eenmaal, en/of met kracht met een helm slaan op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [aangever 1] en/of het duwen tegen/van die [aangever 1] en/of het schreeuwen tegen die [aangever 1] en/of het achtervolgen en/of narennen van die [aangever 1].
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De officier van justitie heeft aangevoerd dat op grond van stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachte samen met [medeverdachte], onder medebrenging van een vuurwapen, het uitgangsgebied van Groningen is ingegaan. Verdachte wist dat [medeverdachte] boos was op [aangever 1] en ze hebben vervolgens samen in de Peperstraat ruzie gemaakt met [aangever 1], waarbij [aangever 1] door [medeverdachte] met een helm is geslagen. Toen [aangever 1] de Papengang in rende, is eerst [medeverdachte] en toen verdachte achter [aangever 1] aangerend en is er “Schiet hem, schiet hem” geroepen. Hierbij hebben zowel verdachte als [medeverdachte]een wapen getrokken en is er geschoten.
Door welke verdachte de slachtoffers zijn neergeschoten is onduidelijk. Dit is echter naar de mening van de officier van justitie ook niet van belang. De bedoeling van verdachten was duidelijk: [aangever 1] moest dood. Onder deze omstandigheden kan worden gesproken van een nauwe en bewuste samenwerking.
Er kan naar de mening van de officier van justitie niet wettig en overtuigend worden bewezen dat er sprake is geweest van een vooropgezet plan, dan wel een moment van kalm overleg, van bedaard nadenken voorafgaand aan de uitvoering. Hiervan dient verdachte te worden vrijgesproken.
Door met een vuurwapen te schieten op iemand die zich bevindt in een uitgangsgebied, waar zich veel mensen bevinden die niets met de ruzie te maken hadden, hebben beide verdachten willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er meer mensen dodelijk getroffen zouden kunnen worden.
Op grond van vorenstaande is de officier van justitie van mening dat het onder 1 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag op [aangever 1] en het onder 2 primair ten laste gelegde, te weten het medeplegen van een poging tot doodslag, meemalen gepleegd op aangevers [aangever 2], [aangever 3] en [aangever 4], kan worden bewezen.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de officier van justitie aangevoerd dat op grond van de stukken in het dossier kan worden bewezen dat verdachten ruzie hadden met [aangever 1] en dat er een woordenwisseling is ontstaan. Verdachte is met zijn voorhoofd tegen [aangever 1] aan gaan staan en heeft een wegwerpgebaar gemaakt. [medeverdachte] heeft [aangever 1] een duw gegeven en vervolgens met een helm geslagen. Daarna is hij eerst achter [aangever 1] aangerend, waarna vervolgens ook verdachte achter [aangever 1] is aangerend. Verdachte heeft zich niet gedistantieerd, sterker nog hij heeft meegedaan. Verdachte heeft onder meer gedragingen gepleegd die het plegen van geweld hebben bevorderd. Zowel verdachte als [medeverdachte] hebben zich derhalve schuldig gemaakt aan openlijk geweld.
Standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De raadsman heeft aangevoerd dat het zeer waarschijnlijk is dat - in lijn met het overgrote deel van de getuigenverklaringen - er slechts één vuurwapen in het spel is geweest. Ook het nadere technische onderzoek duidt absoluut niet op een tweede vuurwapen.
De raadsman verzoekt de rechtbank om de verklaring van [aangever 1], [getuige 1] en [getuige 8] ter zijde te schuiven. De verklaring van [aangever 1], inhoudende dat beide verdachten zouden hebben geschoten, is in strijd met het technisch onderzoek, in strijd met het merendeel van de getuigenverklaringen en in strijd met zijn eerdere verklaring.
Ook de verklaringen van [getuige 1] zijn naar de mening van de raadsman niet betrouwbaar. Zijn verklaringen zijn eveneens in strijd met de bevindingen van het technische onderzoek en de verklaringen van objectieve getuigen. Daarnaast is de verklaring van [getuige 8] volstrekt onaannemelijk, niet op waarneming gebaseerd, innerlijk tegenstrijdig en in strijd met vaststaande feiten en getuigenverklaringen.
Een zestal getuigen wijst één schutter aan, niet zijnde verdachte, maar de persoon die met de helm heeft geslagen. Ooggetuigen die er in de Papengang bovenop hebben gestaan verklaren ronduit ontlastend over verdachte. Ook verklaart geen enkele objectieve getuige over de betrokkenheid van verdachte. [Getuige 7] is daarin het meest sprekend.
Verdachte wist niet dat er zou worden geschoten. Hij wist niet dat er door iemand een wapen
werd gedragen. Er is geen sprake van opzet, geen sprake van een vooropgezet plan, verdachte heeft geen uitvoeringhandelingen verricht en er is geen sprake geweest van een bewuste en nauwe samenwerking met betrekking tot het neerschieten van mensen.
De raadsman verzoekt dan ook om verdachte vrij te spreken van het onder 1 en 2 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De raadsman heeft aangevoerd dat het op grond van de inhoud van het dossier vaststaat dat verdachte geen geweld heeft gepleegd jegens [aangever 1]. [Medeverdachte] is in gevecht geraakt met [aangever 1] en is achter [aangever 1] aangerend. Verdachte heeft - in een menselijke en voorstelbare reactie - besloten er achter aan te rennen. Er is bij verdachte geen sprake geweest van een wezenlijke bijdrage aan openlijke geweldpleging. Het schreeuwen van verdachte is de-escalerend geweest.
Er is voorts geen sprake van een vooropgezet plan of anderszins van een nauwe en bewuste samenwerking om [aangever 1] te mishandelen. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder 3 ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De rechtbank overweegt het navolgende.
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de bewijsmiddelen in het dossier vast staat dat er op 1 oktober 2011 omstreeks 03:46 uur in de Papengang te Groningen een schietincident heeft plaatsgevonden. Bij dit incident zijn vier personen door kogels geraakt.
Voorafgaand aan deze schietpartij heeft zich in de Peperstraat een vechtpartij voorgedaan.
Uit onder meer de camerabeelden en de verklaringen van [medeverdachte] leidt de rechtbank af dat de vechtpartij heeft plaatsgevonden vanaf 3.45:17 uur tussen [medeverdachte] en [aangever 1], waarbij [medeverdachte] [aangever 1] heeft geslagen met een helm.
Al vechtend hebben [medeverdachte] en [aangever 1] zich richting de Papengang bewogen, gevolgd door verdachte. Zeer kort daarna is in de Papengang geschoten.
Vaststaat dat er in ieder geval 3 keer is geschoten: er is een kogel gevonden in de Papengang, een kogel bevindt zich in het lichaam van [aangever 1] en fragmenten van een derde kogel bevinden zich in het lichaam van [aangever 4].
De rechtbank acht het op grond van de bewijsmiddelen in het dossier niet aannemelijk dat er door 2 personen is geschoten. Enkel [aangever 1] en [getuige 1] verklaren dat door zowel verdachte als [ medeverdachte] is geschoten. De rechtbank acht de verklaringen van zowel [aangever 1] als [getuige 2] op dit punt echter onbetrouwbaar. [Aangever 1] heeft op dit punt tegenstrijdig en wisselend verklaard. Zo heeft hij in zijn eerste verklaring verklaard dat hij het idee had dat er door twee personen werd geschoten en heeft hij voorts verklaard dat hij geen vuurwapens heeft gezien. Op 4 oktober 2011 heeft [aangever 1] verklaard dat hij het pistool van verdachte niet heeft gezien (“Ik zou het niet weten hoe het vuurwapen van [verdachte] er uitzag want ik durfde niet om te kijken”) en heeft hij verklaard dat hij het wapen van [medeverdachte] niet heeft kunnen zien door de afstand.
Vervolgens heeft hij in zijn verklaring op 14 oktober 2011 verklaard dat hij heeft gezien dat verdachte een groot zwart pistool in de hand had en dat het wapen van [medeverdachte] kleiner was en nikkel/zilverkleurig was.
Ook de verklaringen van [getuige 1] zijn tegenstrijdig en wisselend. Op 3 oktober 2011 verklaarde hij niet te hebben gezien dat [verdachte] en of [medeverdachte] hebben geschoten. Zelf zou hij de Papengang niet zijn ingegaan (pagina 53). Een dag later verklaarde hij dat het niet anders kan dan dat [verdachte] of [medeverdachte] heeft geschoten (pagina 58). Op 7 oktober 2011 verklaarde hij misschien toch zelf ook in de Papengang te zijn geweest en te hebben gezien dat [medeverdachte] met zijn hand naar zijn broeksband ging en de Papengang inrende en dat ook [verdachte] met zijn hand naar zijn broeksband ging en achter het slachtoffer aanrende. Nadat er was geschoten en beiden volgens [getuige 1] vlakbij het slachtoffer stonden, zag hij dat beiden iets in de hand hadden. Verder zou hij hebben gehoord dat een van beiden “Tire, Tire” had geroepen (pagina 62 e.v.)
De verklaringen van [aangever 1] en [getuige 1], inhoudende dat er door zowel verdachte als door [ medeverdachte] is geschoten, worden voorts in het geheel niet ondersteund door overige (objectieve) getuigenverklaringen en evenmin door technisch bewijs. Gelet op vorenstaande zal de rechtbank de verklaringen van [aangever 1] en [getuige 1] op dit punt niet gebruiken als bewijs. De rechtbank acht daarom niet bewezen dat er door twee personen is geschoten.
De rechtbank is van oordeel dat uit veel verklaringen in het dossier kan worden afgeleid dat de schutter de man is geweest die [aangever 1] met de helm heeft geslagen. Het staat buiten discussie dat niet verdachte, maar [medeverdachte] de man was die met de helm sloeg.
Verdachte is achter de vechtende [aangever 1] en [medeverdachte] aangegaan en er is vervolgens in de Papengang plotsklaps geschoten. Verdachte heeft derhalve niet de gelegenheid gehad zich hiervan te distantiëren. Op grond van de getuigenverklaringen in het dossier, alsmede op grond van de beelden, acht de rechtbank het niet uitgesloten dat verdachte, zoals hij zelf heeft verklaard, impulsief achter voornoemde vechtende personen is aangerend. Het is naar het oordeel van de rechtbank niet uit te sluiten dat verdachte niet wist dat [medeverdachte] een vuurwapen bij zich had, laat staan dat hij dat zou gaan gebruiken. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet kan worden bewezen dat er bij verdachte sprake is geweest van opzet op het schieten en daarmee op het doden van de slachtoffers, noch van een nauwe en bewuste samenwerking gericht op het doden van de slachtoffers.
Gelet op vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 en 2
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de beelden, alsmede op grond van de (getuigen) verklaringen vast staat dat er een vechtpartij heeft plaatsgevonden tussen [aangever 1] en [medeverdachte]. Op de beelden is naar het oordeel van de rechtbank niet te zien en uit andere bewijsmiddelen is evenmin af te leiden dat door verdachte geweld is gepleegd tegen [aangever 1] of dat verdachte anderszins een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Wèl is op de beelden te zien dat [medeverdachte] opeens de helm van [aangever 1] van een brommer heeft gepakt en hiermee plotseling en impulsief [aangever 1] heeft geslagen.
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank deelname van verdachte aan het ten laste gelegde openlijke geweld niet bewezen.
De rechtbank zal verdachte derhalve eveneens vrijspreken van het onder 3 ten laste gelegde.
Vorderingen van de benadeelde partijen
Als benadeelde partijen hebben zich in het strafproces gevoegd:
- [Aangever 1] (feit 1);
- [Aangever 2], wonende te [woonplaats] (feit 2);
- [Aangever 3], wonende te [woonplaats](feit 2);
- [Aangever 4], wonende te [woonplaats] (feit 2).
Benadeelde [aangever 1] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 90.993,32 en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 2] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 1.788,80 en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 3] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 468,- en van de gronden waarop deze berust.
Benadeelde [aangever 4] heeft schriftelijk opgave gedaan van de inhoud van de vordering tot een bedrag van € 11.493,48 en van de gronden waarop deze berust.
Verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde.
De rechtbank zal daarom bepalen dat de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk zijn. Dit houdt in dat de vorderingen niet in dit strafgeding worden afgedaan, maar slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
Beslag
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een bolletje witte substantie en een digitale grammenweger, moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het ongecontroleerde bezit daarvan is in strijd met de wet of het algemeen belang.
Teruggave
De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomene, te weten een t-shirt, moet worden teruggegeven aan verdachte.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 36b en 36d van het Wetboek van Strafrecht en artikel 13a van de Opiumwet.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 1], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 2], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 3], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
Verklaart de benadeelde partij [aangever 4], wonende te [woonplaats], in de vordering niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een bolletje witte substantie en een digitale grammenweger
Gelast de teruggave van:
- een t-shirt aan verdachte
Dit vonnis is aldus gewezen door mrs. E.W. van Weringh, voorzitter, G. Eelsing en
H. van der Werff, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.A.B. de Jong, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 mei 2012.
Mr. Eelsing is niet in staat dit vonnis mede te ondertekenen.